ECLI:NL:RVS:2016:466

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
201506548/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake subsidieverlening voor functionele aanpassingen aan schoolgebouwen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van verschillende stichtingen en een vereniging, gezamenlijk aangeduid als Spaarnesant en anderen, tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder het bezwaar van Spaarnesant en anderen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de mededeling dat er geen reservering van € 800.000,00 voor functionele aanpassingen aan schoolgebouwen voor het jaar 2018 zou worden gerealiseerd. De rechtbank oordeelde dat de brief van 26 mei 2014 geen besluit bevatte en dat het bezwaar daarom niet-ontvankelijk was.

Spaarnesant en anderen betogen in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de brief geen rechtsgevolg heeft. Zij stellen dat door deze beslissing financiële middelen die aan hen waren toegezegd komen te vervallen. De gemeenteraad van Haarlem had in 2009 een verordening vastgesteld die jaarlijks € 800.000,00 voor functieverbeterende aanpassingen en onderhoud aan schoolgebouwen toekende. Spaarnesant en anderen voeren aan dat het college met de brief van 26 mei 2014 hun aanspraak op dit bedrag heeft doen vervallen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de brief van 26 mei 2014 geen rechtsgevolg heeft. De verordening voorziet niet in een aanspraak op het resterende bedrag van de subsidie, en er zijn geen besluiten genomen waarbij aan Spaarnesant en anderen bedragen zijn toegekend. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd.

Uitspraak

201506548/1/A2.
Datum uitspraak: 24 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichtingen Stichting Spaarnesant, Stichting Salomo, Stichting muziekinstituut van de kathedraal Sint Bavo, Stichting Sint Bavo, Stichting KBO Haarlem-Schoten, Stichting Vrijescholen Ithaka en de vereniging Vereniging de Haarlemse Montessorischool, alle gevestigd te Haarlem (hierna: Spaarnesant en anderen),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 juli 2015 in zaak nr. 15/563 in het geding tussen:
Spaarnesant en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Procesverloop
Bij brief van 26 mei 2014 heeft het college Spaarnesant en anderen meegedeeld dat geen reservering ten bedrage van € 800.000,00 voor functionele aanpassingen aan schoolgebouwen voor het jaar 2018 wordt gerealiseerd.
Bij besluit van 16 december 2014 heeft het college het door Spaarnesant en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 2 juli 2015 heeft de rechtbank het door Spaarnesant en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 december 2014 vernietigd, het door Spaarnesant en anderen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Spaarnesant en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2016, waar Spaarnesant en anderen, vertegenwoordigd door mr. V.G.A. Kellenaar, werkzaam bij Leeuwendaal advies, vergezeld van [medewerker], werkzaam bij de stichting Spaarnesant, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.B.B. Dohmen, Y. Remers en mr. R. Braeken, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft het bezwaar van Spaarnesant en anderen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college zich in het verweerschrift bij de rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat de brief van 26 mei 2014 geen besluit bevat. Volgens het college betreft de brief uitsluitend de mededeling aan Spaarnesant en anderen dat het college de gemeenteraad niet zal voorstellen een extra reservering op de begroting voor het jaar 2018 op te nemen voor de bekostiging van voorzieningen voor functionele aanpassingen en groot onderhoud aan schoolgebouwen wegens onderschrijding van het budget voor deze voorzieningen in de jaren 2009 en 2010 en is deze mededeling niet op rechtsgevolg gericht.
2. Spaarnesant en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat door deze beslissing financiële middelen die aan hen waren toegezegd komen te vervallen en dat de mededeling daarom rechtsgevolg heeft. Zij voeren aan dat de gemeenteraad van Haarlem wegens de verzelfstandiging van het gemeentelijke openbaar basisonderwijs per 1 januari 2009 op 23 april 2009 de verordening Materiële en financiële gelijkstelling gemeente Haarlem 2009 (hierna: de verordening) heeft vastgesteld en daarbij aan Spaarnesant en anderen, althans de schoolbesturen die basisscholen in Haarlem in stand houden, voor de periode 2009-2018 jaarlijks € 800.000,00, derhalve acht miljoen euro totaal, voor functieverbeterende aanpassingen en onderhoud aan schoolgebouwen heeft toegekend. Volgens Spaarnesant en anderen hebben de schoolbesturen over de jaren 2009 en 2010 een bedrag van € 790.077,00 aangevraagd en toegekend gekregen, en betekent dit dat voor die jaren het beschikbare budget met € 809.933,00 is onderschreden. Spaarnesant en anderen voeren aan dat het college met de brief van 26 mei 2014 hun aanspraak op dit bedrag heeft doen vervallen.
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de verordening wordt in de verordening verstaan onder schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voorgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare en bijzondere school, of, voor zover in deze verordening bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente.
Ingevolge die aanhef en onder e, wordt in de verordening verstaan onder voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage ‘Voorzieningen’ van de verordening.
Ingevolge die aanhef en onder i wordt in de verordening verstaan onder tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage ‘Voorzieningen’ van de verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend.
Ingevolge artikel 2, vierde lid, gelden voor de voorziening ‘Functieverbeterende aanpassingen / onderhoud’ het subsidieplafond en de verdelingsregels die zijn opgenomen bij de genoemde voorziening onder punt 3 ‘Beschikbaar investeringsbudget’.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, moet het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak wenst voor de datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend een aanvraag indienen bij het college. De datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend is niet van toepassing als voor de voorziening is bepaald dat een datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend niet is voorgeschreven.
Ingevolge artikel 8, aanhef en onder c, weigert het college de voorziening in ieder geval als door het verstrekken van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder a, is in de subsidiebeschikking opgenomen het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, legt het schoolbestuur binnen acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is toegekend verantwoording af aan het college van de besteding van het subsidiebedrag.
Ingevolge artikel 19 beslist het college in gevallen die betrekking hebben op het uitvoeren van de verordening en waarin de verordening niet voorziet.
In de bijlage ‘Voorzieningen’ van de verordening is voorziening 3. ‘Voorzieningen functieverbeterende aanpassingen / onderhoud’ (hierna: voorziening 3) opgenomen. Ingevolge punt 1, aanhef en onder 1, van voorziening 3 is een voorziening functieverbeterende aanpassing / groot onderhoud een investering in/aan een schoolgebouw die tot gevolg heeft dat:
1. het schoolgebouw voldoet aan de te stellen onderwijskundige eisen en
2. de investeringen leiden tot het terugdringen van de exploitatiekosten van het schoolgebouw.
Ingevolge punt 2, onder 1, aanhef en onder a, komen niet in aanmerking: schoolgebouwen van het voortgezet onderwijs.
Ingevolge punt 3, onder 1, is voor de bekostiging van de onder punten 1 en 2 genoemde investeringen beschikbaar:
1. een investeringsbudget van maximaal € 6.674.419,00 in de periode 2007-2010 en
2. een bedrag van maximaal € 800.000,00 op jaarbasis gedurende de periode 2009-2018.
Ingevolge punt 3, onder 2, wordt het beschikbare budget per schoolbestuur vastgesteld op basis van de uitkomst van het door de schoolbesturen in gezamenlijkheid opgestelde meerjarenonderhoudsplan 2008, waarbij het totaal van de in de periode 2008-2027 geraamde onderhoudskosten bepalend is voor de procentuele verdeling.
Ingevolge punt 3, onder 3, is op basis van het gestelde onder 3.2 het per schoolbestuur maximaal beschikbare investeringsbudget vastgesteld op het percentage dat is vermeld in de in de bepaling opgenomen tabel.
Ingevolge punt 3, onder 4, wordt, als op basis van de eindafrekening per schoolbestuur wordt vastgesteld dat het beschikbare investeringsbudget niet volledig noodzakelijk is, voor het niet bestede deel een nieuw besluit genomen in overleg met de andere schoolbesturen.
Ingevolge punt 5 wordt het investeringsbedrag beschikbaar gesteld op basis van een door het schoolbestuur ingediende kostenraming, waarbij het investeringsbedrag wordt gecombineerd met:
1. het krediet voor de uitbreiding van het schoolgebouw
2. voor de overige investeringen op basis van het vastgestelde plan van aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met het beschikbaar komen van het onder punt 3 genoemde budget.
2.2. De gemeenteraad van Haarlem heeft met de vaststelling van de verordening, anders dan Spaarnesant en andere betogen, niet aan bepaalde schoolbesturen, waaronder Spaarnesant en anderen, een bedrag of bedragen toegekend. Bij de verordening heeft de gemeenteraad een subsidiepot voor voorzieningen voor functieverbeterende aanpassingen en onderhoud aan bepaalde schoolgebouwen (hierna: de voorzieningen) met een omvang van acht miljoen euro voor de periode 2009-2018 vastgesteld. Ingevolge de verordening kan het college op aanvraag onder voorwaarden aan schoolbesturen die bevoegd gezag zijn van een in de gemeente Haarlem gelegen openbare of bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs in totaal maximaal € 800.000,00 subsidie per kalenderjaar voor de voorzieningen toekennen. Dit bedrag geldt ingevolge de verordening als jaarlijks subsidieplafond. Dat Spaarnesant en anderen voor de jaren 2009 en 2010 een lager bedrag aan subsidie voor de voorzieningen hebben aangevraagd en verkregen dan het maximale bedrag van € 800.000,00 per kalenderjaar, betekent niet dat zij in een later jaar van de periode 2009-2018 een in rechte te honoreren aanspraak hebben op het overblijvende bedrag. Een schoolbestuur kan een aanspraak op subsidie voor de voorzieningen alleen ontlenen aan een krachtens de verordening genomen besluit van het college waarbij aan dat schoolbestuur subsidie is verleend. Voorts heeft het college zich met juistheid op het standpunt gesteld dat de verordening er niet in voorziet dat het in 2018 subsidie voor de voorzieningen kan verlenen tot een hoger bedrag dan € 800.000,00, reeds omdat dit bedrag ingevolge de verordening geldt als subsidieplafond voor dat jaar.
Nu bij de verordening geen bedragen aan Spaarnesant en anderen zijn toegekend en geen besluiten zijn genomen waarbij aan Spaarnesant en anderen bedragen zijn toegekend uit het onderschreden bedrag van € 809.933,00 uit het budget over de jaren 2009 en 2010, heeft het college bij de brief van 26 mei 2014 geen toegekende bedragen van Spaarnesant en anderen ontnomen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat deze brief geen rechtsgevolg heeft en terecht het door hen gemaakte bezwaar tegen die brief niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. H.C.P. Venema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Oranje
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2016
507.