ECLI:NL:RVS:2016:39

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
201503670/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake milieuvergunning voor inrichting te Velsen-Noord

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 24 maart 2015 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, dat op 15 september 2014 was verzonden. Dit besluit betrof een wijziging van een voorschrift dat was verbonden aan een milieuvergunning, die oorspronkelijk op 9 november 1993 was verleend aan de naamloze vennootschap Energieproduktiebedrijf UNA. De wijziging van het voorschrift was gedaan met toepassing van artikel 2.31 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij geen belanghebbende was bij het besluit, omdat hij op een afstand van ongeveer 1.740 meter van de inrichting woont en volgens hem wel degelijk milieugevolgen kan ondervinden van de inrichting. De rechtbank had echter geoordeeld dat, gezien de afstand en de berekeningen van het college, niet aannemelijk was dat de appellant milieugevolgen zou ondervinden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de appellant geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het beroep terecht niet-ontvankelijk was verklaard.

Uitspraak

201503670/1/A4.
Datum uitspraak: 13 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 24 maart 2015 in zaak nr. 14/4608 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland.
Procesverloop
Bij besluit, verzonden op 15 september 2014, heeft het college met toepassing van artikel 2.31 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) een voorschrift, verbonden aan een op 9 november 1993 aan de naamloze vennootschap Energieproduktiebedrijf UNA verleende milieuvergunning, thans gelijk te stellen met een omgevingsvergunning, ten behoeve van een inrichting aan de Wenckebachstraat 1 te Velsen-Noord (hierna: de locatie), zoals dat luidde na wijziging van dat voorschrift bij besluit van 2 mei 2013, wederom gewijzigd.
Bij mondelinge uitspraak van 24 maart 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nuon Power Generation B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tata Steel IJmuiden B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.T. de Grunt, M. Touber MSc en P. van Houten, allen werkzaam bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, is verschenen. Voorts zijn ter zitting Nuon Power Generation, vertegenwoordigd door mr. R.G.M. Ekdom, advocaat te Amsterdam, mr. M.G.J. Maas-Cooymans, advocaat te Rotterdam, W.B. Smit en J.M. Admiraal, en Tata Steel IJmuiden, vertegenwoordigd door mr. G. Aarts, advocaat te Amsterdam, en H.J.M. Hoogland, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Op 9 november 1993 heeft het college aan Energieproduktiebedrijf UNA milieuvergunning verleend ten behoeve van een warmtekracht-, stoom- en gasturbine-installatie aan de Wenckebachstraat 1 te Velsen-Noord (thans aangeduid als installatie IJmond01; hierna: de inrichting). Bij besluiten van 2 december 2003 en 2 mei 2013 zijn de aan deze vergunning verbonden voorschriften gewijzigd.
De inrichting wordt thans geëxploiteerd door Nuon Power Generation en is gesitueerd op gronden van Tata Steel IJmuiden. Bij besluit, verzonden op 15 september 2014, heeft het college voorschrift 3.1, zoals dat op dat moment luidde, met toepassing van artikel 2.31, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wabo gewijzigd.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank zijn beroep tegen het op 15 september 2014 verzonden besluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank, door te beoordelen of aannemelijk is dat [appellant] ter plaatse van zijn woning milieugevolgen kan ondervinden van de inrichting, een onjuiste maatstaf heeft aangelegd. [appellant] wijst erop dat het besluit strekt tot wijziging van voorschriften waarbij een afname van milieugevolgen wordt beoogd, terwijl in de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2012 in zaak nr. 201011619/1/A4, die de rechtbank bij zijn beoordeling in aanmerking heeft genomen, een uitbreiding van een inrichting die tot toename van milieugevolgen leidde aan de orde was. Voorts voert [appellant] in dit verband aan dat complexe materie aan de orde is die specialistische kennis vereist, waarover de meeste belanghebbenden niet beschikken, zodat niet behoeft te worden gevreesd dat vele personen die op grotere afstand van de inrichting wonen tegen besluiten aangaande de inrichting zullen opkomen.
[appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat aannemelijk is dat [appellant] bij zijn woning, gelet op de afstand tot de inrichting, geen milieugevolgen zal kunnen ondervinden van het in beroep bestreden besluit. Daartoe voert hij aan dat Tata Steel schadevergoeding heeft betaald aan tuinders die gewassen teelden op meer dan 2.500 m van de locatie, omdat die gewassen door een daarop aanwezige inrichting van Tata Steel werden aangetast. Volgens [appellant] zullen op grotere afstand van de inrichting meer gevolgen van de rook uit de schoorsteen van de inrichting worden ondervonden dan op kortere afstand en wordt in het gebied waar hij woont geurhinder van de inrichting ondervonden. Volgens [appellant] heeft de rechtbank bij haar oordeel ten onrechte aansluiting gezocht bij een door het college overgelegd stuk met een berekening van de bijdrage van de inrichting aan het gehalte aan zwaveldioxide ter hoogte van de woning van [appellant], aangezien deze berekening indicatief is en hierover geen zekerheid biedt. [appellant] betwist daarbij de betrouwbaarheid van de toegepaste rekenmethode.
2.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2. Wanneer aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo verbonden voorschriften worden gewijzigd, zijn onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden belanghebbenden. Daarbij is niet bepalend of de wijzigingen strekken tot een afname van milieugevolgen, dan wel tot het toestaan van een toename van milieugevolgen.
De rechtbank heeft de vraag of [appellant] belanghebbende is bij het op 15 september 2014 verzonden besluit als bedoeld in de Awb dan ook terecht beoordeeld aan de hand van de vraag of aannemelijk is of hij ter plaatse van zijn woning milieugevolgen van de inrichting kan ondervinden.
In de gestelde omstandigheid dat het in beroep bestreden besluit betrekking heeft op complexe materie zodat belanghebbenden daartegen niet snel zullen opkomen heeft de rechtbank, wat daar ook van zij, terecht geen aanleiding gevonden om een andere maatstaf aan te leggen.
2.3. [appellant] woont op een afstand van ongeveer 1.740 m van de inrichting. Bij brief van 11 maart 2015 heeft het college een op schrift gestelde berekening ingebracht die uitwijst dat de bijdrage van de inrichting aan het gehalte aan zwaveldioxide ter hoogte van de woning van [appellant] bij een vergunde emissie van 125 ton 0,011 mg/m3 bedraagt. De door [appellant] gestelde omstandigheid dat de berekening slechts leidt tot een aanname van de bijdrage van de inrichting aan het gehalte aan zwaveldioxide ter hoogte van de woning van [appellant] en daarover geen zekerheid biedt, wat daar ook van zij, maakt niet dat aan deze berekening geen betekenis toekomt bij de beoordeling of ter hoogte van de woning van [appellant] milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden. De door het college toegepaste rekenmethode biedt evenmin grond om deze berekening buiten beschouwing te laten, nu deze rekenmethode ingevolge de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 mag worden toegepast.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is, gelet op de afstand en de berekening door het college, niet aannemelijk dat ter plaatse van de woning van [appellant] milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden. De omstandigheid dat Tata Steel IJmuiden aan tuinders die op meer dan 2.500 m van de locatie gewassen teelden een vergoeding heeft betaald, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Tata Steel IJmuiden heeft ter zitting toegelicht dat deze vergoeding verband hield met hier niet aan de orde zijnde emissie van fluoride door een andere inrichting op de locatie.
Het betoog faalt.
3. Gelet op het voorgaande is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat [appellant] geen belanghebbende als bedoeld in de Awb is bij het in beroep bestreden besluit. De rechtbank het beroep van [appellant] dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016
163-727.