201504550/1/A4.
Datum uitspraak: 17 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Alphen aan den Rijn,
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2015 heeft het college locaties aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse containers voor de inzameling van restafval in de wijken Hoge Zijde, Lage Zijde en Kerk en Zanen te Alphen aan den Rijn.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.B.G. de Korte, J.P. van der Hoogt en H. Snoep, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit heeft het college locaties aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse containers in de wijken Hoge Zijde, Lage Zijde en Kerk en Zanen. Ten behoeve van de bewoners van de van de wijk Kerk en Zanen deel uitmakende buurt Ecolonia zijn containerlocaties aangewezen aan de rand van de buurt.
2. Bij het bepalen van de locaties voor de ondergrondse containers heeft het college verscheidene randvoorwaarden, zoals neergelegd in het "Beleid met betrekking tot het plaatsen van ondergrondse containers in Alphen aan den Rijn" van 25 november 2014 met kenmerk 2014-50273 (hierna: het Plaatsingsbeleid), gehanteerd. De randvoorwaarden, voor zover hier van belang, houden in:
- De loopafstand van een woning tot het inzamelmiddel mag niet groter zijn dan 125 m. In zéér uitzonderlijke situaties is het mogelijk om een ondergrondse container te plaatsen op een locatie, waarbij de loopafstand maximaal 200 m bedraagt. Het gaat dan bijvoorbeeld om locaties die moeilijk toegankelijk zijn voor een huisvuilwagen, of locaties (wijken) waarbij het in verband met de grondgesteldheid of lintbebouwing niet mogelijk is om rekening te houden met een loopafstand die korter is dan 200 m.
- De locatie is voor de inzamelaar voldoende bereikbaar en toegankelijk. Achteruitrijden met het inzamelvoertuig wordt vermeden.
3. [appellant] en anderen betogen dat de aangewezen locaties niet voldoen aan het door het college gehanteerde Plaatsingsbeleid. Daartoe voeren zij aan dat voor veel bewoners van Ecolonia de loopafstand van hun woning tot de containers tussen 150 en 200 m ligt en in een aantal gevallen zelfs 250 m bedraagt. Deze loopafstand is volgens hen vooral voor bewoners van hoge leeftijd onredelijk. De afspraken die het college heeft gemaakt met welzijnsinstelling Participe om ouderen te helpen met het wegbrengen van afval, kunnen dit niet compenseren, omdat de afspraken niet formeel zijn vastgelegd en naar hun aard vrijblijvend zijn omdat het om vrijwilligerswerk gaat. Zij voeren verder aan dat het recent in Alphen aan den Rijn ingevoerde PMD-beleid (thuis scheiden van de afvalstromen karton en papier, groen afval en plastic, metaal en drinkpakken) er niet toe zal leiden dat minder vaak van de ondergrondse containers gebruik hoeft te worden gemaakt.
[appellant] en anderen voeren verder aan dat het standpunt van het college dat Ecolonia niet geschikt is voor het inzamelvoertuig niet juist is, omdat het huidige inzamelvoertuig, dat wordt gebruikt voor het legen van de minicontainers, al jarenlang wekelijks probleemloos door Ecolonia rijdt. Zij wijzen erop dat de begaanbaarheid van Ecolonia voor voertuigen recent is verbeterd door het verruimen van onder meer bochten en straten en door het verbeteren van parkeergelegenheid voor auto’s. Voorts voeren [appellant] en anderen aan dat, anders dan het college stelt, het rijden met het inzamelvoertuig door Ecolonia niet leidt tot onveilige situaties. Volgens hen kan het inzamelvoertuig probleemloos via de Waterkade, Lentestraat en Herfststraat rijden.
3.1. Het college staat op het standpunt dat het niet verantwoord is om met het inzamelvoertuig door Ecolonia te rijden. Het wijst erop dat Ecolonia een buurt is met redelijk smalle en bochtige straten. De straten zijn recent gereconstrueerd en opgehoogd en daardoor op sommige plaatsen nog krapper geworden dan voorheen. Verder geldt er een vrijparkerenbeleid, waardoor het regelmatig voorkomt dat auto’s buiten parkeervakken geparkeerd staan. Het inzamelvoertuig dat voor het legen van ondergrondse containers wordt ingezet is groter dan het huidige inzamelvoertuig, terwijl het huidige voertuig nu al met moeite door de krappe straten kan manoeuvreren. Het college vindt het niet verantwoord om met het nieuwe inzamelvoertuig door Ecolonia te rijden. Het college acht het onder deze omstandigheden aanvaardbaar dat de loopafstand tot de ondergrondse containers voor een aantal bewoners groter is dan 125 m. Daarbij heeft het college verder in aanmerking genomen dat wanneer de bewoners hun afval goed scheiden, zij minder restafval overhouden en daardoor minder vaak naar de ondergrondse containers hoeven te lopen en dat ouderen, gehandicapten en langdurig zieken hun restafval door vrijwilligers van Participe kunnen laten wegbrengen.
3.2. Voor het legen van de ondergrondse containers wordt een ander type inzamelvoertuig ingezet dan het huidige inzamelvoertuig dat wordt ingezet voor het legen van minicontainers. Het college heeft in het verweerschrift en ter zitting, mede aan de hand van een grafische weergave van de draaicurve van het inzamelvoertuig, aannemelijk gemaakt dat de door [appellant] en anderen voorgestelde route niet geschikt is en dat ook voor het overige het niet goed mogelijk is om met dit inzamelvoertuig door Ecolonia te rijden. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zich een bijzondere situatie voordoet als bedoeld in het Plaatsingsbeleid, op grond waarvan een loopafstand van 125 tot 200 m mogelijk is.
Door de plaatsing van containers aan de rand van de buurt, bedraagt de loopafstand voor een aantal bewoners meer dan 125 m. Het college heeft ter zitting aan de hand van een kaart gedetailleerd uiteengezet en aannemelijk gemaakt dat de loopafstand voor bewoners in ieder geval niet meer dan 200 m bedraagt, zodat aan de in het Plaatsingsbeleid voor bijzondere situaties geldende maximale loopafstand wordt voldaan. Het college heeft zich dus in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aangewezen locaties voldoen aan de randvoorwaarden en daarmee in beginsel geschikt zijn voor het plaatsen van ondergrondse containers. In de omstandigheid dat deze afstand vooral voor ouderen te groot is, heeft het college, mede gelet op mogelijkheden die Participe biedt om restafval weg te laten brengen, in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om deze locaties niettemin ongeschikt te achten.
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Sorgdrager w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2016
262-784.