201506610/1/R1.
Datum uitspraak: 17 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Beverwijk,
en
de raad van de gemeente Beverwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Spoortracé Beverwijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ProRail B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door A.C. Rensen, B. van de Bovenkamp en ing. J.T. Gies, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Verder is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Prorail B.V., vertegenwoordigd door J.A.E. Ross en R.H. Wiemer, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een bestaande spoorweg en een verlenging van een kopspoor bij het spoorwegemplacement Beverwijk. Hierdoor hoeven de goederentreinen bestemd voor het industrieterrein van Tata Steel geen gebruik te maken van de Zaanlijn.
3. [appellant] woont op de [locatie] in de wijk Broekpolder-Zuidwest op ongeveer 30 m afstand van de spoorweg. Hij vreest voor geluidoverlast als gevolg van de verlenging van het kopspoor.
4. De raad betoogt dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is. Daartoe voert hij aan dat het aspect geluid in deze procedure niet aan de orde kan komen omdat voor de verlenging van het kopspoor reeds een onherroepelijke omgevingsvergunning voor milieu is verleend. Daarin zijn de gevolgen voor de omgeving wat betreft geluid reeds afgewogen, aldus de raad.
4.1. De Afdeling overweegt dat weliswaar een omgevingsvergunning voor milieu voor de verlenging van het kopspoor is verleend, maar het verlenen van de omgevingsvergunning betreft een afzonderlijke procedure met een ander toetsingskader. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het aspect geluid in deze bestemmingsplanprocedure aan de orde worden gesteld. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
5. [appellant] betoogt dat het plan leidt tot een ernstige aantasting van zijn woon- en leefklimaat vanwege de verlenging van het kopspoor. Hiertoe voert hij aan dat uit akoestisch onderzoek volgt dat de grenswaarden voor geluid uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna: Handreiking) bij zijn woning worden overschreden.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een goed woon- en leefklimaat bij de woning van [appellant] kan worden verzekerd. Daartoe voert hij aan dat een omgevingsvergunning voor milieu is verleend waarin geluidgrenswaarden zijn voorgeschreven en maatregelen worden opgelegd die de geluidbelasting beperken.
5.2. Ten behoeve van de spoorweg is onder meer de bestemming "Verkeer - Railverkeer" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Railverkeer" aangewezen gronden bestemd voor spoorwegvoorzieningen.
5.3. In het rapport "Akoestisch onderzoek Emplacement Beverwijk" (hierna: het akoestisch rapport), opgesteld door Arcadis Nederland B.V., van 26 maart 2013 is de geluidbelasting vanwege het verlengde kopspoor op de omliggende woningen onderzocht. Het doorgaande spoorwegverkeer wordt geacht geen deel uit te maken van het emplacement en is niet bij het akoestisch onderzoek betrokken.
In het akoestisch rapport staat dat het kopspoor 120 m wordt verlengd in de richting van Uitgeest. Het geluid ter plaatse van het verlengde kopspoor wordt veroorzaakt door het afkoppelen van een locomotief van een trein, het omrijden en aan de andere kant van de trein weer aankoppelen van een locomotief. In geval van een geluidscherm ten zuidoosten van het nieuwe kopspoor met een hoogte van 2,7 m en een lengte van 250 m bedraagt het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de woning van [appellant] 36, 41 en 38 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Het piekgeluidniveau op de woning zal in iedere periode 63 dB(A) bedragen, aldus het akoestisch rapport.
5.4. Bij besluit van 9 april 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders aan Prorail voor het spoorwegemplacement een omgevingsvergunning voor milieu verleend. Het college van burgemeester en wethouders is bij de verlening van de omgevingsvergunning uitgegaan van de in de Handreiking en de circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door spoorwegemplacementen" aangegeven mogelijkheden om hogere grenswaarden voor het piekgeluidniveau vast te stellen dan de gebruikelijke richtwaarden. In de omgevingsvergunning zijn de in 5.3 genoemde geluidniveaus uit het akoestisch rapport als geluidgrenswaarden in de voorschriften vastgelegd. Verder is als voorschrift in de omgevingsvergunning opgenomen dat het geluidscherm zoals omschreven in het akoestisch rapport wordt gerealiseerd vóór ingebruikname van het nieuwe kopspoor. De omgevingsvergunning heeft geen betrekking op het doorgaande treinverkeer. De raad heeft ter zitting toegelicht dat in de maximale representatieve bedrijfssituatie ten hoogste 12 keer per etmaal gebruik zal worden gemaakt van het kopspoor, hetgeen [appellant] niet heeft bestreden.
De onherroepelijke omgevingsvergunning staat in deze procedure niet ter beoordeling. Wel is de vraag aan de orde of het emplacement en het doorgaande spoorverkeer in de weg staan aan een goed woon- en leefklimaat voor de woning van [appellant].
5.5. De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat als gevolg van het plan het doorgaande spoorverkeer langs de woning van [appellant] zal afnemen. In de nieuwe situatie zullen er, behalve in incidentele gevallen, geen goederentreinen bestemd voor het industrieterrein van Tata Steel vanuit de richting Uitgeest met hoge snelheid langs de woning van [appellant] rijden. Vaststaat verder dat de woning in 2012 is gebouwd. De raad heeft ter zitting toegelicht dat bij de bouw van de woning en het aanbrengen van de gevelisolatie rekening is gehouden met de ligging van de woning nabij een spoorweg.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich, gelet op de beperkte frequentie waarmee van het kopspoor gebruik wordt gemaakt, de afname van het doorgaande spoorverkeer en de isolatie van de woning van [appellant], in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij de woning van [appellant] wat betreft geluid een goed woon- en leefklimaat kan worden verzekerd. Het betoog faalt.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.
w.g. Van der Wiel
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2016
191-821.