ECLI:NL:RVS:2016:3519

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
201606070/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over bestemmingsplan Dorpskernen III door de raad van de gemeente Medemblik

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 september 2016 uitspraak gedaan op het verzet van de raad van de gemeente Medemblik tegen een eerdere uitspraak van 7 september 2016. In die eerdere uitspraak werd het beroep van een appellante uit Andijk gegrond verklaard, omdat de raad niet tijdig een besluit had genomen over het bestemmingsplan "Dorpskernen III". De Afdeling had de raad opgedragen om uiterlijk op 6 oktober 2016 een besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. De raad heeft echter in verzet aangevoerd dat het niet mogelijk is om aan deze opdracht te voldoen, omdat het besluit naar verwachting wijzigingen ten opzichte van het ontwerpplan zal bevatten. Volgens de raad is het in overeenstemming met artikel 3.8, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening niet mogelijk om het besluit binnen zes weken na vaststelling bekend te maken als er wijzigingen zijn aangebracht.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad inderdaad niet kan voldoen aan de opdracht uit de eerdere uitspraak, omdat het artikel 3.8, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening dit verzet. Hierdoor is geoordeeld dat de eerdere uitspraak van 7 september 2016 niet op de juiste wijze is afgehandeld. Het verzet is gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak is vervallen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201606070/2/R1.
Datum uitspraak: 28 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
de raad van de gemeente Medemblik,
opposant,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2016, in zaak nr. 201606070/1/R1.
Procesverloop
Bij uitspraak van 7 september 2016, in zaak nr. 201606070/1/R1, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het beroep van [appellante] te Andijk, gemeente Medemblik, tegen het niet tijdig nemen door de raad van een besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Dorpskernen III", gegrond verklaard. De Afdeling heeft het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de raad onder oplegging van een dwangsom opgedragen om uiterlijk op 6 oktober 2016 alsnog een besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de raad verzet gedaan.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Overwegingen
1.    De raad betoogt in verzet dat hij niet kan voldoen aan de opdracht die is vervat in de uitspraak waarvan verzet. Weliswaar ligt het in de bedoeling om op 29 september 2016 alsnog een besluit te nemen, maar volgens de raad is het niet mogelijk dat uiterlijk op 6 oktober 2016 op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. In dat verband merkt de raad op dat het besluit naar verwachting wijzigingen ten opzichte van het ontwerpplan zal bevatten. Ingevolge artikel 3.8, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) zal het plan daarom eerst zes weken na de vaststelling bekendgemaakt mogen worden, aldus de raad.
2.    De Afdeling stelt vast dat artikel 3.8, vierde lid, van de Wro zich inderdaad verzet tegen bekendmaking binnen zes weken na vaststelling van een plan ingeval wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerp. Ervan uitgaande dat daadwerkelijk wijzigingen ten opzichte van het ontwerp zullen worden aangebracht, betekent dit dat de raad niet kan voldoen aan de opdracht in de uitspraak van 7 september 2016. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de Afdeling het beroep van [appellante] niet als kennelijk gegrond heeft mogen afdoen op de wijze waarop dit is gedaan in de uitspraak van 7 september 2016.
3.    Het verzet is gegrond, waaruit volgt dat de uitspraak van 7 september 2016 is vervallen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzet gegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Klingers, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Klingers
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016
341.