ECLI:NL:RVS:2016:3507
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en niet-ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling is genomen. Dit besluit dateert van 14 januari 2016. De rechtbank Den Haag had in een eerdere uitspraak op 12 februari 2016 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, maar de staatssecretaris ging hiertegen in hoger beroep. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. I.N. Schalken, diende een verweerschrift in en stelde incidenteel hoger beroep in.
Tijdens de procedure trok de staatssecretaris op 31 augustus 2016 zijn hoger beroep in, omdat de vreemdeling inmiddels was opgenomen in de nationale asielprocedure. De vreemdeling gaf aan alleen belang te hebben bij een uitspraak op het incidenteel hoger beroep met betrekking tot de tweede grief, waarin hij betoogde dat de rechtbank het besluit van 14 januari 2016 had moeten vernietigen. De Raad van State overwoog dat de vreemdeling geen belang meer had bij een inhoudelijke behandeling van het incidenteel hoger beroep, omdat het besluit inmiddels was uitgewerkt en er geen schade was gesteld.
De Raad van State verklaarde het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 december 2016.