ECLI:NL:RVS:2016:3473
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorzieningen krachtens de Remigratiewet na openstaande schuld aan het Rijk
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2016, waarin het beroep van [appellante] ongegrond werd verklaard. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om voorzieningen krachtens de Remigratiewet door de raad van bestuur op 17 november 2014. De raad van bestuur heeft de aanvraag afgewezen omdat [appellante] een openstaande schuld had aan het Rijk, specifiek bij de Belastingdienst, ter hoogte van € 552,00, waarvoor geen betalingsregeling was getroffen.
De rechtbank heeft in haar uitspraak vastgesteld dat [appellante] niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 2b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Remigratiewet, die vereist dat remigranten hun schulden aan het Rijk hebben voldaan of een afbetalingsregeling hebben getroffen. [appellante] heeft aangevoerd dat zij vóór de uitspraak stukken had ingezonden waaruit bleek dat zij een betalingsregeling had getroffen, maar de rechtbank heeft deze stukken buiten beschouwing gelaten omdat ze dateren van na het besluit van de raad van bestuur.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 december 2016 ter zitting behandeld en heeft geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 december 2016.