201508368/2/R2.
Datum uitspraak: 1 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Benschop, gemeente Lopik,
en
de raad van de gemeente Lopik,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 september 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Benedeneind ZZ tussen 283 en 285" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 januari 2016, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door ing. G.C.M. Verkleij, en de raad, vertegenwoordigd door J.M.E. Broeke, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [vennoot] gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een recreatieve bestemming voor het plangebied, waarbij onder andere een bestaand ontvangstgebouw met horecavoorziening en een nieuw verblijfsgebouw worden mogelijk gemaakt.
3. De raad betoogt dat een spoedeisend belang ontbreekt en voert daartoe aan dat het plan voor zover dat het ontvangstgebouw betreft geen onomkeerbare gevolgen heeft, nu dit een feitelijk bestaand gebouw betreft en het plan niet in uitbreidingsmogelijkheden daarvoor voorziet. Ten aanzien van het voorziene verblijfsgebouw brengt de raad naar voren dat dit geen onevenredig nadelig gevolg heeft voor het woon- en leefklimaat van [verzoeker]. Integendeel, nu daarvoor de ter plaatse aanwezige veestal moet wijken, heeft realisering van dit gebouw een gunstig effect op het woon- en leefklimaat van [verzoeker].
3.1. Ter zitting heeft [partij] verklaard zo spoedig mogelijk met de verdere ontwikkeling van het plangebied te willen beginnen. Er bestaat dan ook een aanzienlijke kans dat binnen korte tijd een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen op het in beroep betrokken perceel zal worden gedaan. Gelet hierop moet een spoedeisend belang van [verzoeker] bij het treffen van een voorlopige voorziening worden aangenomen. Daarbij is niet van belang dat, zoals de raad stelt, [verzoeker] geen zwaarwegende bezwaren tegen het verblijfsgebouw als zodanig zou hebben. Zijn beroep richt zich tegen het gehele plan en derhalve alle ontwikkelingen die dit mogelijk maakt. Door de realisering van het verblijfsgebouw kan het gebruik van het plangebied en daarmee ook van het ontvangstgebouw met horecavoorziening toenemen.
4. [verzoeker] betoogt dat in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (hierna: PRV 2013) onvoldoende rekening is gehouden met het nabijgelegen stiltegebied Willeskop/Benschop.
4.1. De raad stelt dat het plan niet in strijd is met de PRV 2013, nu het plangebied niet in het genoemde stiltegebied is gelegen, maar op een afstand van 175 meter tot de rand van het geluidarme overgangsgebied en een afstand van 229 meter tot de stille kern ervan.
4.2. Ingevolge artikel 4.19, eerste lid, van de PRV 2013 wordt als "Stiltegebied" aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Recreatie.
Ingevolge het tweede lid bevat een ruimtelijk plan geen bestemmingen en regels die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden.
Ingevolge het derde lid bevat de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid en de wijze waarop hiermee in het plan is omgegaan.
4.3. Uit de PRV 2013 blijkt dat de gronden op een afstand van ongeveer 175 meter ten noorden van het plangebied als stiltegebied zijn aangeduid. Daarbij wordt in de PRV 2013 geen onderscheid gemaakt tussen de stille kern en het geluidarme overgangsgebied. Ook het geluidarme overgangsgebied behoort derhalve tot het stiltegebied.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op de verkeersaantrekkende werking en de aard van de toegestane recreatie, waaronder een kampeerterrein en een ontvangstruimte met bijbehorende voorzieningen als een terras, niet op voorhand vaststaat dat het plan de geluidbelasting van het stiltegebied niet negatief zal beïnvloeden zoals is voorgeschreven in artikel 4.19, tweede lid, van de PRV 2013. De plantoelichting bevat daarnaast geen beschrijving van het gemeentelijke beleid ter zake of de wijze waarop hiermee in het plan is omgegaan, zoals in het derde lid is voorgeschreven.
De voorzieningenrechter acht het hierom niet uitgesloten dat het bestreden besluit in de hoofdzaak niet in stand zal blijven. De overige gronden behoeven geen bespreking meer.
5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Lopik van 1 september 2015 waarbij het bestemmingsplan "Benedeneind ZZ tussen 283 en 285" is vastgesteld;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Lopik tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat de raad van de gemeente Lopik aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, griffier.
w.g. Koeman w.g. Van Baaren
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2016
579.