201600714/1/A3.
Datum uitspraak: 21 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 29 december 2015 in zaak nr. 15/4150 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 24 maart 2015 heeft de korpschef een aan [appellant] verleende toestemming voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden ingetrokken.
Bij besluit van 17 juli 2015 heeft de korpschef het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 december 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, en de korpschef, vertegenwoordigd door M. Telderman-Veltman, werkzaam bij de politie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de korpschef bevoegd was de aan [appellant] verleende toestemming in te trekken omdat zijn betrouwbaarheid en integriteit niet boven iedere twijfel zijn verheven.
2. De korpschef heeft de aan [appellant] verleende toestemming ingetrokken omdat hij hem onbetrouwbaar acht om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat [appellant] wordt verdacht van witwassen, van bezit van illegaal verkregen medicijnen en van cocaïnebezit terzake waarvan verscheidene processen-verbaal zijn opgemaakt.
3. [appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de korpschef bevoegd was de intrekking van de aan hem verleende toestemming te handhaven. Daartoe voert hij aan zich niet schuldig te hebben gemaakt aan de feiten waarvan hij wordt verdacht. Hij is bovendien nog altijd niet strafrechtelijk vervolgd. Voorts zijn het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel geschonden, aldus [appellant].
3.1. Ten aanzien van het aangevoerde dat [appellant] niet strafrechtelijk is vervolgd, overweegt de Afdeling als volgt. Voor intrekking van de toestemming is niet vereist dat de betrokkene strafrechtelijk is veroordeeld. Zo kunnen feiten uit bijvoorbeeld opgemaakte processen-verbaal ertoe leiden dat de betrokkene onvoldoende betrouwbaar wordt geacht om beveiligingswerkzaamheden te verrichten, zo volgt uit paragraaf 2.1, aanhef en onder c, van de Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. In het hier voorliggende geval heeft de korpschef de verdenkingen tegen [appellant] gebaseerd op verscheidene processen-verbaal. De openstaande strafzaak waarvoor [appellant] nog altijd niet is vervolgd, ziet overigens alleen op het op illegale wijze verkrijgen van medicijnen en niet op de andere twee verdenkingen.
In zoverre faalt het betoog.
3.2. De aangevoerde gronden vormen voor het overige louter een herhaling van hetgeen [appellant] in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank is hierop in de overwegingen van de aangevallen uitspraak ingegaan. In hoger beroep heeft [appellant] geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Er bestaat derhalve geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Niane-van de Put
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2016
805.