201508779/1/A1.
Datum uitspraak: 21 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Veere,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 oktober 2015 in zaak nr. 15/969 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
Procesverloop
Bij uitspraak van 19 oktober 2015 heeft de rechtbank het door [wederpartij] ingestelde beroep tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege ontstane omgevingsvergunning voor een zogenoemd opstapstation op het perceel [locatie] te Veere (hierna: het opstapstation) gegrond verklaard, het college gelast binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak conform de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken dat de omgevingsvergunning op 9 juli 2014 van rechtswege is ontstaan en bepaald dat het college een dwangsom van € 150,00 per dag verbeurt tot een maximum van € 15.000,00, indien het niet tijdig gevolg geeft aan deze opdracht. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting, gelijktijdig met de hoger beroepen van het college en [wederpartij] in zaak nr. 201508778/1/A1, behandeld op 3 november 2016, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Spierdijk, bijgestaan door mr. U.T. Hoekstra, advocaat te Middelburg, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. A.H. van Leeuwen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [wederpartij] heeft op 13 mei 2014 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend ter legalisering van het opstapstation. Bij brief van 27 januari 2015 heeft [wederpartij] het college medegedeeld dat voor het opstapstation een omgevingsvergunning van rechtswege was gegeven en dat zij het college in gebreke stelt omdat deze van rechtswege gegeven omgevingsvergunning niet tijdig bekend is gemaakt.
Op 11 februari 2015 heeft [wederpartij] tegen het niet tijdig bekendmaken van de omgevingsvergunning van rechtswege beroep ingesteld.
De rechtbankuitspraak
2. De rechtbank heeft onder verwijzing naar haar uitspraak van 19 oktober 2015 in zaak nr. 14/7786, waarin zij heeft geoordeeld dat op 9 juli 2014 voor het opstapstation een omgevingsvergunning van rechtswege is gegeven, overwogen dat het college niet heeft voldaan aan de verplichting deze vergunning conform de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Volgens de rechtbank moet daarom voormelde brief van 27 januari 2015 worden gekwalificeerd als een ingebrekestelling in de zin van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en is het beroep van [wederpartij] tegen het niet tijdig bekendmaken van de van rechtswege gegeven omgevingsvergunning gegrond.
3. [wederpartij] heeft het ingestelde incidentele hoger beroep, voor zover nodig, ingetrokken.
Het hoger beroep van het college
4. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte het beroep van [wederpartij] tegen het niet tijdig bekend maken van een omgevingsvergunning van rechtswege voor het opstapstation gegrond heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat geen omgevingsvergunning van rechtswege is gegeven.
4.1. Bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2016:3347, heeft de Afdeling het hoger beroep van het college tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 oktober 2015 in zaak nr. 14/7786 gegrond verklaard en deze uitspraak vernietigd, omdat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat voor het opstapstation een omgevingsvergunning van rechtswege was gegeven. Nu voor het opstapstation geen vergunning van rechtswege is gegeven, heeft de rechtbank in de thans aangevallen uitspraak ten onrechte geoordeeld dat het beroep van [wederpartij] tegen het niet tijdig bekend maken van een dergelijke vergunning gegrond is en het college ten onrechte gelast tot bekendmaking daarvan. Het betoog slaagt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van [wederpartij] tegen het niet tijdig bekendmaken van een omgevingsvergunning van rechtswege voor het opstapstation ongegrond verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van het college gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 oktober 2015 in zaak nr. 15/969;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van [wederpartij] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Heusden
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2016
163-757.