201603386/1/R2.
Datum uitspraak: 21 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Uden,
en
het college van burgemeester en wethouders van Uden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2016 heeft het college het uitwerkingsplan "Partiële herziening Uitwerkingsplan Velmolen Oost, fase 1, locatie Gulden" (hierna: de partiële herziening) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2016, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat te Vianen, en het college, vertegenwoordigd door M.J.W. van Gemert, A. Barkane en A.R. Wouda, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [persoon] gehoord.
Overwegingen
1. In het bestemmingsplan "Velmolen Oost", dat is vastgesteld op 27 juni 2007, hadden de gronden in het plangebied grotendeels de bestemming "Woongebied uit te werken". Aan de uitwerkingsplicht is deels voldaan met het uitwerkingsplan "Uitwerkings- en wijzigingsplan Velmolen Oost, fase 1" (hierna: het uitwerkingsplan, fase 1), dat is vastgesteld op 4 januari 2008. De percelen in het plangebied hebben met name een woon- en tuinbestemming gekregen, waarop vrijstaande woningen mogelijk worden gemaakt. Verder zijn er delen met een groenbestemming opgenomen. In dit uitwerkingsplan, fase 1 was voor de gronden die binnen het plangebied van de partiële herziening liggen voorzien in drie vrijstaande woningen.
De voorliggende partiële herziening ziet op een drietal percelen aan de noordzijde van de Gulden en is vastgesteld omdat er behoefte bestaat aan een flexibeler woningaanbod. Ter plaatse kunnen dan ook in totaal maximaal zes twee-onder-één-kapwoningen worden gebouwd. Het uitwerkings- en wijzigingsplan, fase 1 voorzag hier niet in.
[appellant] en anderen wonen in de directe omgeving van het plangebied en vrezen voor aantasting van het straatbeeld en een waardevermindering van hun woningen.
2. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college van burgemeester en wethouders het plan moet uitwerken.
3. Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, dient het college van burgemeester en wethouders in beginsel een uitwerkingsplan vast te stellen. In het kader van een beroep tegen een uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht, daaronder begrepen of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, voor zover die regels daartoe de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.
4. [appellant] en anderen betogen dat het college ten onrechte de partiële herziening heeft vastgesteld, omdat niet aan de uitwerkingsvoorschriften uit het bestemmingsplan "Velmolen Oost" wordt voldaan. Daartoe voeren zij onder andere aan dat reeds meer dan het aantal toegestane woningen is gerealiseerd, de planregels niet overeenkomen met die van het bestemmingsplan "Velmolen Oost" en een verkeerd toetsingskader is toegepast.
Voorts betogen [appellant] en anderen dat de partiële herziening in strijd is met artikel 3.6, derde lid, van de Wro omdat de woonbestemming, waar de herziening op ziet, al met het uitwerkingsplan, fase 1 is verwezenlijkt. Verder is volgens hen de partiële herziening in strijd met de stedenbouwkundige uitgangpunten en met het gemeentelijke Beeldkwaliteitsplan Velmolen Oost van maart 2008, wordt het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen onaanvaardbaar aangetast en worden in strijd met de regelgeving over externe veiligheid woningen mogelijk gemaakt binnen een veiligheidszone.
4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, voor zover het betreft de beroepsgrond over het aantal toegestane woningen in het uitwerkingsvoorschrift. [appellant] en anderen hebben deze beroepsgrond volgens het college niet in hun zienswijze over het ontwerp naar voren gebracht.
4.2. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna:Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een uitwerkingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
4.3. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de door het college bedoelde beroepsgrond betrekking op het plan(onder)deel waarover [appellant] en anderen een zienswijze naar aanleiding van het ontwerp naar voren hebben gebracht, namelijk het plandeel met de bestemming "Wonen". Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden, staat geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht.
Gelet hierop bestaat geen aanleiding het beroep in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren.
4.4. De gronden in het plangebied van de partiële herziening hadden in het bestemmingsplan "Velmolen Oost" de bestemming "Woongebied uit te werken".
Ingevolge artikel 8, lid 8.1, van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn de op de kaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor onder andere woningen, aan-huis-verbonden beroepen, erven en tuinen, woonstraten, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Ingevolge lid 8.2 werkt het college van burgemeester en wethouders de in 8.1. omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
a. het aantal te bouwen woningen mag ten hoogste 550 bedragen, waarvan ten hoogste 55 gestapelde woningen;
(…).
4.5. De Afdeling stelt vast dat het college verscheidene uitwerkingsplannen en partiële herzieningen, heeft vastgesteld om aan de in het bestemmingsplan "Velmolen Oost" opgenomen uitwerkingsplicht te voldoen. [appellant] en anderen hebben in een bijlage bij de nadere stukken een berekening gemaakt van het aantal woningen dat in die uitwerkingsplannen en partiële herzieningen mogelijk wordt gemaakt. [appellant] en anderen zijn hierbij op een totaal van 707 woningen uitgekomen. Het college heeft ter zitting erkend dat dit aantal juist is. Met de voorliggende partiële herziening worden daarbovenop nog eens drie extra woningen mogelijk gemaakt. De Afdeling stelt vast dat op grond van artikel 8, lid 8.2, aanhef en onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Velmolen Oost" slechts maximaal 550 woningen zijn toegestaan binnen het plangebied van dat bestemmingsplan. Nu het maximale aantal woningen is overschreden, is de voorliggende partiële herziening dan ook in strijd met genoemd voorschrift.
4.6. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro en artikel 8, lid 8.2, aanhef en onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Velmolen Oost". Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
4.7. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding het college op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
5. Gelet op het vorenstaande zal de Afdeling de overige beroepsgronden buiten bespreking laten.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij overweegt de Afdeling dat de door [appellant] en anderen opgegeven kosten voor een deskundige voor vergoeding in aanmerking komen voor zover uitgegaan wordt van het forfaitair aantal uren van 4 voor het aanwezig zijn bij de zitting en het werkelijke aantal uren van 24 voor het opstellen van het deskundigenrapport tegen een uurtarief van een forfaitair bedrag van € 75,00. Daarnaast komen ook de reiskosten van de deskundige in aanmerking.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van 22 maart 2016 van het college van burgemeester en wethouders van Uden tot vaststelling van het uitwerkingsplan "Partiële herziening Uitwerkingsplan Velmolen Oost, fase 1, locatie Gulden";
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Uden op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat onderdeel II. wordt verwerkt op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Uden tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.268,90 (zegge: drieduizend tweehonderdachtenzestig euro en negentig cent), waarvan € 922,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders van Uden aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.L. Mercker, griffier.
w.g. Hagen w.g. Mercker
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2016
661.