201508211/2/R4.
Datum uitspraak: 14 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Wassenaar,
en
de raad van de gemeente Wassenaar,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Zijdeweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2016, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door drs. M.W.H. Mulder en R. van der Pijl, beiden werkzaam bij de Werkorganisatie Duivenvoorde, zijn verschenen.
Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1595, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de uitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 21 september 2015 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 19 september 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Zijdeweg" gewijzigd vastgesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [appellant] en anderen een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bestemmingsplan "Zijdeweg" voorziet in een renovatie en uitbreiding van het Van der Valk hotel "Hotel Den Haag Wassenaar" (hierna: het hotel) en een herschikking en uitbreiding van de gebouwen van Stichting Nationale Dierenzorg aan de Zijdeweg in Wassenaar.
2. [appellant] en anderen wonen in [woonboerderij] en het [oude stalgebouw] (hierna: [woonboerderij]), gesitueerd aan de Zijdeweg te Wassenaar nabij het plangebied. Zij hebben zich in hun beroep onder meer gericht tegen de bestemming "Horeca - 1" die in het op 21 september 2015 vastgestelde bestemmingsplan was toegekend aan de bestaande groenstrook aan de west- en noordwestzijde van de toegangsweg naar hun woonboerderij, welke bestemming ter plaatse van de groenstrook horeca-activiteiten mogelijk maakte. [appellant] en anderen hebben in hun beroep gesteld dat dit ter plaatse van de groenstrook leidt tot een aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het plangebied. Daarnaast hebben zij gesteld dat geen noodzaak bestaat voor het toestaan van horeca-activiteiten ter plaatse van de groenstrook.
Tussenuitspraak
3. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 7.2 overwogen dat de raad blijkens het verhandelde ter zitting met het toekennen van de bestemming "Horeca - 1" aan de groenstrook niet heeft beoogd het planologisch mogelijk te maken dat ter plaatse van de groenstrook horeca-activiteiten kunnen worden geëxploiteerd. De stelling van de raad dat dit in de praktijk reeds afdoende is gewaarborgd, omdat de feitelijk beschikbare ruimte ter plaatse van de groenstrook te beperkt is voor het exploiteren van horeca-activiteiten, achtte de Afdeling in de tussenuitspraak in strijd met de rechtszekerheid. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat de rechtszekerheid vereist dat, indien de exploitatie van horeca-activiteiten ter plaatse van de groenstrook uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar wordt geacht, een bestemming wordt toegekend die de exploitatie van horeca-activiteiten ter plaatse niet mogelijk maakt. Nu de raad dit in het op 21 september 2015 vastgestelde bestemmingsplan heeft nagelaten, heeft de Afdeling geoordeeld dat het plan in zoverre in strijd met de rechtszekerheid is vastgesteld.
4. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van 21 september 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zijdeweg" gegrond. Dat besluit dient wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel te worden vernietigd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Horeca - 1" ter plaatse van de groenstrook langs de west- en noordwestzijde van de toegangsweg naar [woonboerderij].
5. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om met inachtneming van hetgeen in die uitspraak onder 7.2 is overwogen:
- hetzij alsnog deugdelijk te motiveren dat het toekennen van de bestemming "Horeca - 1" aan de groenstrook gelegen aangrenzend aan de toegangsweg richting de woonboerderij van [appellant] en anderen vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is;
- hetzij het besluit te wijzigen door het vaststellen van een andere planregeling voor de groenstrook, welke planregeling het niet mogelijk maakt ter plaatse van de groenstrook horeca-activiteiten te exploiteren.
De Afdeling heeft in de tussenuitspraak bepaald dat bij de voorbereiding van een nieuw besluit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet behoeft te worden toegepast en dat het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend dient te worden gemaakt en te worden medegedeeld.
Herstelbesluit
6. De raad heeft bij besluit van 19 september 2016 het bestemmingsplan "Zijdeweg" gewijzigd vastgesteld. Dat besluit is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
7. In het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan is de bestemming "Horeca - 1" ter plaatse van de groenstrook langs de west- en noordwestzijde van de toegangsweg naar [woonboerderij] gewijzigd in de bestemming "Groen". Gelet op het bepaalde in artikel 3, lid 3.1, van de planregels behorende bij het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan zijn ter plaatse van de als "Groen" bestemde gronden horeca-activiteiten niet toegestaan.
8. [appellant] en anderen stellen in hun zienswijze dat in de planregels van het gewijzigde bestemmingsplan onvoldoende is gewaarborgd dat zich ter plaatse van de als "Groen" bestemde gronden een alle jaargetijden groenblijvende beplanting bevindt van een zodanige aard, hoogte, lengte en breedte dat de in het plan voorziene uitbreiding van de bebouwing van het hotel alle jaargetijden aan het zicht wordt onttrokken. Dit is volgens hen noodzakelijk om te waarborgen dat de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied, ook na de voorziene uitbreiding van het hotel, ten minste gelijk blijft. [appellant] en anderen wijzen er daartoe op dat het plangebied in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland (hierna: Verordening ruimte 2014) is aangeduid als een kroonjuweel, in welk gebied de ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ten minste gelijk moet blijven.
8.1. Het betoog van [appellant] en anderen dat gelet op de in de Verordening ruimte 2014 opgenomen regels voor de ruimtelijke kwaliteit moet worden gewaarborgd dat de voorziene uitbreiding van het hotel door middel van een alle jaargetijden groenblijvende beplanting aan het zicht wordt onttrokken, heeft de Afdeling reeds beoordeeld in de tussenuitspraak.
De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 6.2 en 6.3 vermeld dat de raad zich onder verwijzing naar de in de plantoelichting opgenomen beeldkwaliteitsparagraaf en de bij de plantoelichting gevoegde Landschapsvisie, waarvan de doorwerking in de planregels is gewaarborgd, op het standpunt heeft gesteld dat de uitbreiding van het hotel gepaard zal gaan met een verbetering van de landschappelijke inpassing van de bestaande bebouwing en buitenterreinen van het hotel, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied na de in het plan voorziene uitbreiding van het hotel ten minste gelijk zal blijven of zelfs zal verbeteren. Daarbij is tevens vermeld dat de omstandigheid dat de uitbreiding van het hotel gezien vanaf de toegangsweg naar de woonboerderij van [appellant] en anderen niet alle jaargetijden volledig aan het zicht zal zijn onttrokken, volgens de raad niet afdoet aan de algehele ruimtelijke kwaliteitsverbetering die met de verbeterde landschappelijke inpassing van de bestaande bebouwing en buitenterreinen van het hotel wordt bereikt. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat zij in het aangevoerde geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Daarbij heeft de Afdeling betrokken dat de raad heeft toegelicht dat de bestaande groenstrook grenzend aan de toegangsweg naar de woonboerderij van [appellant] en anderen reeds gedeeltelijk het zicht op de uitbreiding van het hotel zal ontnemen en dat [appellant] en anderen de stelling van de raad dat de instandhouding van deze groenstrook afdoende is gewaarborgd in artikel 4:11 van de Algemene plaatselijke verordening Wassenaar 2014 niet hebben weersproken.
De Afdeling heeft in de tussenuitspraak op basis van het vorenstaande geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat afdoende is gewaarborgd dat na de realisatie van de in het plan voorziene uitbreiding van het hotel de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied ten minste gelijk blijft als bedoeld in de Verordening ruimte 2014.
8.2. De Afdeling overweegt dat zij behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan. Het betoog van [appellant] en anderen dat in de planregels van het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan onvoldoende is gewaarborgd dat het hotel door middel van een alle jaargetijden groenblijvende beplanting aan het zicht wordt onttrokken en dat de planregels voor de bestemming "Groen" op dit punt onvoldoende rechtszeker en handhaafbaar zijn, faalt dan ook.
9. Gelet op het vorenstaande is het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] en anderen tegen het herstelbesluit van 19 september 2016 ongegrond.
Proceskosten
10. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen het besluit van de raad van de gemeente Wassenaar van 21 september 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zijdeweg" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Wassenaar van 21 september 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zijdeweg", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Horeca - 1" ter plaatse van de groenstrook langs de west- en noordwestzijde van de toegangsweg naar [woonboerderij];
III. verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van 19 september 2016 tot vaststelling van het gewijzigde bestemmingsplan "Zijdeweg" ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Wassenaar aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat de betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.C. van Zuijlen, griffier.
w.g. Kramer w.g. Van Zuijlen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2016
810.