ECLI:NL:RVS:2016:3316

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
201509239/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek inschrijving Register beëdigde tolken en vertalers

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 6 november 2015 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek van [appellant] om hem in te schrijven in het Register beëdigde tolken en vertalers en om plaatsing op de Uitwijklijst als tolk en/of vertaler. De minister van Veiligheid en Justitie had dit verzoek eerder op 8 maart 2013 afgewezen, omdat [appellant] niet had aangetoond dat hij het Nederlands op tenminste B2-niveau beheerst. Na een eerdere uitspraak van de Afdeling op 13 augustus 2014, waarbij het hoger beroep van [appellant] gegrond werd verklaard, heeft de minister op 15 september 2016 alsnog besloten om [appellant] op de uitwijklijst als vertaler te plaatsen, omdat hij inmiddels het diploma 'Staatsexamen Nederlands als tweede taal - programma II' had behaald.

Tijdens de zitting op 15 september 2016 heeft [appellant] betoogd dat de termijn van drie jaar in het nieuwe besluit onterecht is en dat hij ten onrechte geen beëdigde vertalingen mag doen. De minister heeft echter gesteld dat het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is, omdat hij met het hoger beroep niet meer kan bereiken dan hetgeen hij in het besluit van 15 september 2016 heeft gekregen. De Afdeling heeft geoordeeld dat het besluit van 15 september 2016, gelet op de relevante wetgeving, geldig is en dat de minister terecht de voorwaarden heeft toegepast die golden ten tijde van de aanvraag. De Afdeling heeft het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 15 september 2016 ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201509239/1/A3.
Datum uitspraak: 14 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 6 november 2015 in zaak nr. 15/571 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2013 heeft de minister het verzoek van [appellant] hem in te schrijven in het Register beëdigde tolken en vertalers en te plaatsen op de Uitwijklijst als tolk en/of vertaler afgewezen.
Bij besluit van 6 juni 2013 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 augustus 2014 heeft de Afdeling het door [appellant] daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak gedeeltelijk vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 6 juni 2013 vernietigd voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek tot plaatsing op de uitwijklijst als vertaler.
Bij besluit van 16 januari 2015 heeft de minister het bezwaar van [appellant], voor zover hierop opnieuw diende te worden beslist, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 november 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 september 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, en de minister van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, is verschenen.
Ter zitting is met instemming van [appellant] aan de minister de gelegenheid gegeven een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Bij besluit van 15 september 2016 is [appellant] op de uitwijklijst als vertaler geplaatst.
Bij brief van 6 oktober 2016 heeft [appellant] medegedeeld dat het hoger beroep mede betrekking heeft op het besluit van 15 september 2016.
Bij brief van 24 oktober 2016 heeft de minister een reactie ingediend.
Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. In hoger beroep is uitsluitend nog aan de orde de afwijzing van het verzoek van [appellant] om plaatsing op de uitwijklijst als vertaler. De minister heeft dit verzoek bij besluit van 8 maart 2013 afgewezen omdat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij het Nederlands tenminste op B2-niveau van het Europees Referentiekader voor de Talen (ERK) beheerst. Ter zitting heeft [appellant] het diploma ‘Staatsexamen Nederlands als tweede taal- programma II’, met als afgiftedatum 1 december 2015 overgelegd. Met instemming van partijen is gelegenheid aan de minister geboden een nieuw besluit te nemen. Bij besluit van 15 september 2016 heeft de minister [appellant] alsnog op de uitwijklijst als vertaler geplaatst, omdat hij met dit diploma heeft aangetoond dat hij het Nederlands op tenminste B2-niveau beheerst.
2. [appellant] betoogt dat in het nieuwe besluit ten onrechte een termijn van drie jaar is opgenomen en dat hij ten onrechte geen beëdigde vertalingen mag doen. Volgens hem zou, indien hij onder de voorwaarden van het Besluit zoals dit geldig was ten tijde van de aanvraag op de uitwijklijst was geplaatst, de termijn vijf jaar zijn en zou dit ook tot gevolg hebben dat hij beëdigde vertalingen mag doen.
3. De minister heeft gesteld dat het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is omdat hij hiermee niet meer kan bereiken dan hetgeen hij in het besluit van 15 september 2016 alsnog heeft gekregen.
4. Het besluit van 15 september 2016 wordt, gelet op artikel 6:24, gelezen in verbinding met artikel 6:19 van de Awb, geacht eveneens voorwerp te zijn van dit geding. Bij dit besluit is [appellant] alsnog op de uitwijklijst geplaatst met ingang van 15 september 2016 voor een termijn van drie jaar. De plaatsing is daarmee geldig tot en met 14 september 2019. Ingevolge artikel 6 van het Besluit Uitwijklijst zoals dit gold tot 1 juli 2013 bedraagt de termijn voor plaatsing op de uitwijklijst drie jaar en eindigt deze van rechtswege. Anders dan [appellant] betoogt heeft de minister derhalve toepassing gegeven aan de voorwaarden uit het Besluit Uitwijklijst zoals dit gold ten tijde van de aanvraag. Eerst met ingang van 1 juli 2013 geldt een termijn van vijf jaar. Naast een langere plaatsingstermijn zijn in het nieuwe Besluit uitwijklijst de voorwaarden voor plaatsing op de Uitwijklijst aangescherpt. Toepassing van dit nieuwe Besluit Uitwijklijst zou met zich brengen dat [appellant] dient te voldoen aan de daarin neergelegde aangescherpte voorwaarden en zou, nog daargelaten of toepassing hiervan in dit geval mogelijk is, [appellant] daarom niet baten. Anders dan [appellant] stelt brengt plaatsing op de uitwijklijst zowel onder het oude als onder het nieuwe Besluit Uitwijklijst niet met zich dat hij beëdigde vertalingen kan doen. Hiervoor is opname in het Register voor beëdigde tolken en vertalers nodig, hetgeen in deze procedure niet aan de orde is. De minister heeft derhalve terecht betoogd dat [appellant] met zijn hoger beroep niet meer kan bereiken dan hetgeen hij bij het besluit van 15 september 2016 heeft gekregen.
5. Het beroep tegen het besluit van 15 september 2016 is ongegrond. Het hoger beroep gericht tegen de aangevallen uitspraak is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van 15 september 2016 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Hagen w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2016
317.