ECLI:NL:RVS:2016:3289

Raad van State

Datum uitspraak
12 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
201606353/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan voor kleinschalig kamperen in agrarisch gebied

Op 12 december 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, wonend in de nabijheid van een agrarisch perceel, een voorlopige voorziening vroegen tegen het bestemmingsplan "Landelijk Gebied West, 1e herziening". Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 1 juni 2016 door de raad van de gemeente Stichtse Vecht, staat kleinschalig kamperen als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven toe. Verzoekers vreesden overlast door de realisatie van een camping op het perceel en stelden dat het gebruik van het perceel voor kamperen illegaal was volgens het vorige bestemmingsplan.

Tijdens de zitting op 1 december 2016, waar verzoekers werden bijgestaan door hun advocaten, werd het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van het perceel als camping niet zodanig belastend was dat het treffen van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter merkte op dat de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van verzoekers niet ernstig genoeg waren om een oordeel over de rechtsmatigheid van het besluit in de hoofdzaak niet te kunnen afwachten.

De voorzieningenrechter wees het verzoek af en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 12 december 2016, en is daarmee definitief.

Uitspraak

201606353/2/R2.
Datum uitspraak: 12 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Nieuwer ter Aa, gemeente Stichtse Vecht,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Stichtse Vecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk Gebied West, 1e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
Zij hebben voorts de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[partij A] en [partij B] hebben stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 december 2016, waar [verzoeker] en anderen, in de persoon van [verzoeker] en bijgestaan door mr. H. Doornhof en mr. M.W. Holtkamp, beiden advocaat te Amsterdam, de raad, vertegenwoordigd door L. van de Craats-van Voorthuijsen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een regeling waarmee het gebruik van agrarische gronden voor kleinschalig kamperen als nevenactiviteit wordt toegestaan. In de planregels is bepaald dat dit gebruik enkel is toegestaan als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Daarnaast is voor de locatie [locatie] bepaald dat dit gebruik daar tevens als nevenfunctie bij een loonbedrijf is toegestaan.
[verzoeker] en anderen wonen in de nabijheid van [locatie] dan wel hebben gronden in eigendom in de directe omgeving daarvan. Een deel van het perceel [locatie] is sinds vorig jaar in gebruik als camping. In de omgeving van [verzoeker] en anderen is verder een aantal agrarische bedrijven gevestigd.
3. Met hun verzoek beogen [verzoeker] en anderen te voorkomen dat ter plaatse van [locatie] en bij de in de omgeving gelegen agrarische bedrijven een kleinschalige camping wordt toegestaan. Zij vrezen daardoor overlast te zullen ondervinden. Daarbij is volgens [verzoeker] en anderen van belang dat het gebruik van het perceel [locatie] voor kleinschalig kamperen volgens hen niet is toegestaan op grond van het vorige bestemmingsplan "Landelijk Gebied West", zodat het perceel naar hun mening illegaal in gebruik is genomen als camping. Het laten voortbestaan van deze toestand is volgens [verzoeker] en anderen dan ook zodanig belastend dat aanleiding bestaat om vooruitlopend op de behandeling van de zaak in de hoofdzaak een voorlopige voorziening te treffen.
3.1. Op grond van het plan is op het perceel [locatie] een kleinschalige camping met maximaal 15 standplaatsen toegestaan. Het plan staat niet toe dat op het perceel of in de bedrijfsgebouwen van het loonbedrijf sanitaire voorzieningen voor de camping worden gerealiseerd. De camping zal dan ook, zoals ter zitting is vastgesteld, met name worden gebruikt door campers. Ter zitting is verder gesteld dat op de camping feitelijk het grootste deel van het jaar ongeveer vier kampeermiddelen aanwezig zijn. Gelet op het voorgaande en de afstand van ongeveer 100 meter tussen de woningen van [verzoeker] en anderen, is niet uitgesloten dat het gebruik van het perceel [locatie] als camping enig effect zal hebben op hun woon- en leefklimaat nu niet ontkend kan worden dat hun uitzicht in enige mate wordt aangetast en het gebruik van de camping tot een toename van verkeer op de omliggende wegen zal leiden. De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat deze gevolgen zodanig ernstig zullen zijn dat dit het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt. Voor zover [verzoeker] en anderen stellen dat het vorige bestemmingsplan niet voorzag in dit gebruik, maakt dat het voorgaande niet anders, nu naar het oordeel van de voorzieningenrechter daaruit niet volgt dat het gebruik zodanig belastend is dat een oordeel over de rechtsmatigheid van het besluit in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht.
3.2. Wat betreft het verzoek van [verzoeker] en anderen om een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van het besluit voor zover daarmee kleinschalig kamperen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf is toegestaan, ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. Weliswaar zijn in de omgeving van [verzoeker] en anderen verschillende agrarische bedrijven gevestigd die, mits voldaan wordt aan de in de planregels opgenomen vereisten, op grond van het plan een deel van hun gronden in gebruik kunnen nemen als kleinschalige camping. Gesteld noch gebleken is echter dat van deze mogelijkheid op korte termijn gebruik zal worden gemaakt. Voor zover [verzoeker] en anderen in dit kader desgevraagd ter zitting hebben gewezen op een agrarisch bedrijf waarbij mogelijk gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid om een kleinschalige camping op te richten, betreft dit een bedrijf op aanzienlijke afstand van hun woningen. Voorts is niet aannemelijk geworden dat het in gebruik nemen van percelen voor kleinschalig kamperen tot zodanige overlast voor hen zal leiden, dat dit het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Donner-Haan
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2016
674.