ECLI:NL:RVS:2016:3218

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
1 december 2016
Zaaknummer
201602501/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag over vrijheidsontnemende maatregel vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 april 2016. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen. De staatssecretaris had in maart 2016 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan de vreemdeling, die vervolgens in beroep ging tegen deze maatregel. De rechtbank oordeelde dat het uitstellen van het besluit over de toegang tot Nederland niet als een afzonderlijk rechtsmiddel kon worden aangemerkt, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op het uitstellen van het besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en bevestigde de uitspraak voor het overige. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 496,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

201602501/1/V3.
Datum uitspraak: 30 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 april 2016 in zaak nr. 16/5773 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij brief van 14 maart 2016 is het besluit over de toegang van de vreemdeling tot Nederland uitgesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij besluit van 14 maart 2016 is aan de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Dit besluit is aangehecht.
Bij besluit van 28 maart 2016, voor zover thans van belang, is aan de vreemdeling met toepassing van artikel 6, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) een vrijheidsontnemende maatregel krachtens artikel 6, eerste en tweede lid, van die wet opgelegd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 4 april 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht, heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Ambtshalve
1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 3 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1451, is het uitstellen van het besluit over de toegang tot Nederland aan te merken als een handeling in de zin van artikel 6:3 van de Awb, waartegen geen afzonderlijk rechtsmiddel kan worden aangewend. De rechtbank heeft zich om die reden ten onrechte bevoegd geacht kennis te nemen van het beroep tegen dit uitstel.
De vrijheidsontnemende maatregelen
2. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover deze betrekking heeft op het uitstellen van een besluit over toegang tot Nederland. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling haar alsnog onbevoegd verklaren kennis te nemen van het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep. De aangevallen uitspraak moet voor het overige worden bevestigd.
4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 april 2016 in zaak nr. 16/5773, voor zover deze betrekking heeft op het uitstellen van een besluit over toegang tot Nederland;
III. verklaart de rechtbank onbevoegd van het daartegen ingestelde beroep kennis te nemen;
IV. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Hent w.g. Annen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2016
765-466.