201600445/1/A3.
Datum uitspraak: 30 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 december 2015 in zaak nr. 15/3223 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2015 heeft de minister aan [appellant] een bestuurlijke boete opgelegd van € 10.500,00 en besloten om inspectiegegevens openbaar te maken.
Bij besluit van 13 augustus 2015 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 december 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 augustus 2015 vernietigd, het besluit van 27 mei 2015 herroepen, bepaald dat de boete € 5.250,00 bedraagt en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.S. Leenstra, werkzaam bij Juridisch Advies Leenstra Westerdijk, en de minister, vertegenwoordigd door mr. I.E. van Heijningen, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft een metsel- en timmerbedrijf. De minister heeft hem een bestuurlijke boete opgelegd na het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het plaatsen van nieuwe dakgoten aan een woning waarbij delen van asbesthoudend dakbeschot zijn verwijderd. Bij die werkzaamheden heeft [appellant] niet voldaan aan de eisen uit het Arbeidsomstandighedenbesluit, aldus de minister.
2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete is opgelegd wegens het verwijderen van één stuk dakbeschot. Eventuele andere beschadigingen van het dakbeschot zijn volgens haar niet aan de boeteoplegging ten grondslag gelegd. De rechtbank heeft evenwel aanleiding gezien de boete te matigen tot 50% wegens de financiële omstandigheden waarin [appellant] verkeert.
3. In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat de boete is opgelegd wegens het verwijderen van één stuk dakbeschot. Volgens hem blijkt uit het besluit van 13 augustus 2015, het boeterapport en het asbestinventarisatierapport dat de minister aan de boete ten grondslag heeft gelegd dat drie zijden van het dak zwaar zijn beschadigd.
3.1. Nu [appellant] niet bestrijdt het dakbeschot van de woning aan een kant te hebben afgebroken, begrijpt de Afdeling zijn betoog aldus dat de rechtbank de boete verder diende te matigen nu de boete zou zijn gebaseerd op het beschadigen van het dakbeschot aan drie zijden in plaats van aan een zijde.
3.2. In het besluit op bezwaar van 13 augustus 2015 is uitdrukkelijk vermeld dat uit het boeterapport blijkt dat de boete niet is opgelegd omdat [appellant] op drie plaatsen asbest heeft verwijderd, maar omdat vaststaat dat hij op één plaats asbest heeft afgebroken dan wel verwijderd. Verder is vermeld dat bij het opleggen van de boete niet is uitgegaan van het beschadigen van het dakbeschot op drie plaatsen. Ook in het besluit 27 mei 2015 waarbij de boete is opgelegd, is vermeld dat in ieder geval vaststaat dat een deel van het asbesthoudend dakbeschot op één plaats door [appellant] is verwijderd dan wel afgebroken. In het asbestinventarisatierapport is weliswaar vermeld dat aan drie zijden van het dak het dakbeschot is beschadigd, maar hierin is niets vermeld over aan wie dit zou zijn toe te rekenen. Ter zitting bij de Afdeling heeft de minister toegelicht dat in het asbestinventarisatierapport alleen de staat van het gebouw wordt geïnventariseerd. De inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarna vastgesteld dat de noordoostzijde van de woning door [appellant] is beschadigd, aldus de minister. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht vastgesteld dat de boete is opgelegd wegens het verwijderen van één stuk dakbeschot. Zij heeft in het door [appellant] aangevoerde dan ook terecht geen grond gezien voor verdere matiging van de boete omdat die zou zijn gebaseerd op het beschadigen van het dakbeschot aan drie zijden.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Niane-van de Put
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2016
805.