ECLI:NL:RVS:2016:3160

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
201603956/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake het besluit van de raad van de gemeente Berkelland

Op 30 november 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 16 maart 2016. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker A] en anderen, die het niet eens waren met de eerdere beslissing waarbij hun beroep tegen een besluit van de raad van de gemeente Berkelland niet-ontvankelijk was verklaard. De eerdere uitspraak betrof een besluit van de raad van 7 april 2015, en de verzoekers voerden aan dat de Afdeling ten onrechte was uitgegaan van onjuiste informatie van de raad over de rotonde in het plan en dat er sprake was van kiezersbedrog door wethouder J. Pot.

De Afdeling heeft het verzoek om herziening behandeld op 3 oktober 2016, waarbij de verzoekers en de vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig waren. De Afdeling oordeelde dat de verzoekers geen nieuwe feiten of omstandigheden hadden aangedragen die voldeden aan de criteria van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten die vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

De Afdeling concludeerde dat de aangevoerde argumenten van de verzoekers niet voldoende waren om het verzoek tot herziening te honoreren. De eerdere uitspraak bleef dus in stand, en het verzoek werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201603956/1/R1.
Datum uitspraak: 30 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker A], wonend te Neede, gemeente Berkelland, en anderen,
verzoekers,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:715.
Procesverloop
Bij uitspraak van 16 maart 2016 heeft de Afdeling het beroep van [verzoeker A] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Berkelland van 7 april 2015 voor zover ingesteld door [verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D], [verzoeker E], [verzoeker F], [verzoeker G], [verzoeker H], [verzoeker I], [verzoeker J], [verzoeker K], [verzoeker L], [verzoeker M], [verzoeker N], [verzoeker O], [verzoeker P], [verzoeker Q], [verzoeker R], [verzoeker S], [verzoeker T], [verzoeker U], [verzoeker V], [verzoeker W], [verzoeker X], [verzoeker Y], [verzoeker Z], [verzoeker AA], [verzoeker AB], [verzoeker AC] en [verzoeker AD] en voor zover het moet worden geacht te zijn ingesteld namens de ondertekenaars van de petitie, niet-ontvankelijk verklaard, alsmede het beroep voor zover ingesteld door [verzoeker AE] en [verzoeker AF] ongegrond. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 23 mei 2016, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2016, hebben [verzoeker A] en anderen de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 oktober 2016, waar [verzoeker A] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker A], en de raad van de gemeente Berkelland, vertegenwoordigd door B.J. Heinneman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. [verzoeker A] en anderen hebben aan het verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat de Afdeling zonder de juistheid te verifiëren ten onrechte is uitgegaan van de volgens hen onjuiste en leugenachtige mededeling van de vertegenwoordigers van de raad dat de in het plan voorziene rotonde geen onlosmakelijke verbondenheid heeft met de gehele reconstructie van de N315. Voorts is de Afdeling volgens verzoekers in dit verband geheel voorbijgegaan aan het door hen bij hun beroepschrift overgelegde deskundigenbericht van het bureau Lurvink en aan de overgelegde brief met betrekking tot de corruptiepraktijk van een ex-wethouder. [verzoeker A] en anderen menen verder dat de Afdeling het kiezersbedrog van wethouder J. Pot kennelijk bij het normale democratisch proces vindt horen. [verzoeker A] en anderen kunnen zich ook niet verenigen met het niet-ontvankelijk verklaren van een aantal appellanten.
3. In hetgeen [verzoeker A] en anderen aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd, ziet de Afdeling geen feiten en omstandigheden gelegen als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist opnieuw aan de rechter voor te leggen. Ook is dit rechtsmiddel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht, of naar voren hadden kunnen worden gebracht, opnieuw onderscheidenlijk alsnog naar voren te brengen en aldus het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Bij haar oordeel heeft de Afdeling de ter zitting door [verzoeker A] en anderen gegeven nadere toelichting betrokken. Het deskundigenbericht en de brief waar [verzoeker A] en anderen op wijzen, waren bekend ten tijde van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht. Ook voor zover [verzoeker A] en anderen wijzen op volgens hen onjuiste handelwijzen van bestuurders en ambtenaren is geen sprake van feiten of omstandigheden in vorenbedoelde zin.
4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Zwemstra
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2016
91.