201507539/2/R1.
Datum uitspraak: 23 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 1A] Beheer B.V. en [appellant sub 1B] Constructie-Lastechniek B.V., beide gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1B]),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 2] B.V., gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad, en anderen,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluiten van 30 juni 2015 heeft het college het uitwerkingsplan "Overtuinen D" vastgesteld, ten behoeve van het in het uitwerkingsplan voorziene woon(zorg)gebouw hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld, omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) voor het (ver)bouwen van een schoolgebouw met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang, de daarbij behorende terreininrichting en het afwijken van het uitwerkingsplan en ten slotte vastgesteld dat ter plaatse van het kadastrale perceel gemeente Zaandam, sectie K, nr. 8868, sprake is van ernstige bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 29 van de Wet bodembescherming (hierna: Wbb), waarvan spoedige sanering als bedoeld in artikel 37 van die wet niet noodzakelijk is.
De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt, zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
Tegen voornoemde besluiten hebben [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2016, waar [appellant sub 1B], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. E. van der Hoeven, [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [bedrijf A] en mr. E. van der Hoeven, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.H. Kroeze en mr. F.P. Brouwer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Stichting Zaan Primair, vertegenwoordigd door L.C. Houweling, als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak, onderscheidenlijk uitspraak, van 8 juni 2016 in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2016:1556 heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van deze uitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 30 juni 2015 tot vaststelling van het uitwerkingsplan en in het besluit van 30 juni 2015 tot verlenen van omgevingsvergunning te herstellen. De beroepen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen het besluit hogere waarden en tegen het besluit op grond van de Wbb, zijn ongegrond verklaard. Voornoemde uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 19 juli 2016 heeft het college het uitwerkingsplan "Overtuinen D" gewijzigd vastgesteld en de omgevingsvergunning gewijzigd verleend.
[appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het besluit van 19 juli 2016 naar voren te brengen, waarvan zij gebruik hebben gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Ontvankelijkheid
1. Zoals in de tussenuitspraak onder 2.5 is overwogen, kan [bedrijf A] Beheer B.V., die samen met [bedrijf B]-Holding B.V., [bedrijf C] B.V. en W.F. & T. Weighing Filling and Transport B.V. beroep heeft ingesteld, niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden aangemerkt. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen, voor zover dat is ingesteld door [bedrijf A] Beheer B.V., is derhalve niet-ontvankelijk.
De tussenuitspraak
2. De Afdeling heeft in de overwegingen 7.4, 12.2, 19.6 en 21.1 van de tussenuitspraak geoordeeld dat:
- de artikelen 4, lid 4.2.1, onder 2, en lid 4.3, onder 3, van de planregels in strijd zijn met de rechtszekerheid;
- het college onvoldoende onderzocht heeft of na de herinrichting van de Mauritsstraat het vrachtverkeer, waaronder diepladers met een lengte van meer dan 17 m, voldoende ruimte heeft om de bedrijfspercelen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen te bereiken;
- het college onvoldoende gemotiveerd heeft hoe tot een aantal van 600 leerlingen is gekomen. Nu het bouwplan plaats biedt aan 750 leerlingen, wordt niet voldaan aan de in artikel 2.5.30, eerste lid, van de Bouwverordening gestelde eis van voldoende parkeergelegenheid;
- het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning ten onrechte geen ontheffing van het in het bestemmingsplan "Inverdan" opgenomen bouwverbod heeft verleend.
3. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak dient het besluit van het college van 30 juni 2015 tot vaststelling van het uitwerkingsplan wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb en de rechtszekerheid te worden vernietigd. Het besluit van het college van
30 juni 2015 tot verlening van omgevingsvergunning dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wabo. De beroepen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen deze besluiten zijn gegrond.
Het besluit van 19 juli 2016
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college bij besluit van 19 juli 2016 het uitwerkingsplan "Overtuinen D" gewijzigd vastgesteld (hierna: het gewijzigde uitwerkingsplan). Daarbij heeft het college het plandeel met de bestemming "Wonen" op de verbeelding verwijderd, artikel 4, lid 4.2.1, onder 2, en artikel 4, lid 4.3, onder 3, van de planregels geschrapt en in artikel 4, lid 4.3, onder b, van de planregels de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat het gebouw pas in gebruik mag worden genomen indien aan de volgende verplichting is voldaan: niet meer dan 600 leerlingen op de wettelijke teldatum van 1 oktober. Tot slot is in paragraaf 2.4.1 van de plantoelichting een aanvulling opgenomen waar wordt ingegaan op de bereikbaarheid van de percelen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen voor vrachtverkeer en is als bijlage 2 bij de plantoelichting een ontwerp met draaicirkels opgenomen. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college voorts bij voornoemd besluit van 19 juli 2016 de omgevingsvergunning gewijzigd verleend (hierna: de gewijzigde omgevingsvergunning). Daarbij heeft het ontheffing verleend van het in het bestemmingsplan "Inverdan" opgenomen bouwverbod en heeft het ter onderbouwing van het leerlingenaantal van 600 verwezen naar de in artikel 4, lid 4.3, onder b, van de planregels opgenomen voorwaardelijke verplichting.
5. Het besluit van 19 juli 2016 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding. De zienswijzen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen op het besluit van 19 juli 2016 hebben alleen betrekking op het aspect bereikbaarheid van de bedrijfspercelen en op artikel 4, lid 4.3, onder b, van de planregels.
Verkeer
6. [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat nog steeds onvoldoende onderzoek is gedaan naar de bereikbaarheid van hun bedrijfspercelen aan de Mauritsstraat voor vrachtverkeer en naar de verkeersveiligheid. Hierbij voeren zij aan dat het college voor vrachtverkeer met een lengte van 17 m geen nader onderzoek heeft verricht, terwijl dit verkeer - anders dan het college stelt - doorgaans niet is verbonden aan een vergunningplicht en deels niet door professionele verkeersbegeleiders wordt begeleid. Voorts betwijfelen zij of met het gebruik maken van verkeersbegeleiders de verkeersveiligheid wel voldoende wordt geborgd.
Verder wijzen [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen erop dat zij de verkeerssituatie als gevolg van het gewijzigde uitwerkingsplan hebben laten beoordelen door het adviesbureau Movares. Volgens [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen volgt uit de door Movares opgestelde memo "Onderzoek bereikbaarheid" van 23 september 2016 (hierna: de memo) onder meer dat hun bedrijfspercelen niet bereikbaar zijn voor vrachtverkeer met een lengte van 16,5 m en dat vrachtverkeer met een lengte van 17 m of meer voor het laden en lossen achteruit de Mauritsstraat in dient te steken, hetgeen juist door het college als onwenselijk wordt aangeduid. Voorts betogen [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen dat uit de memo volgt dat de keerlus niet juist is geprojecteerd, omdat een veel grotere keerlus nodig is dan het in bijlage 2 van de plantoelichting geprojecteerde tracé.
6.1. In paragraaf 2.1.4 van de plantoelichting van het gewijzigde uitwerkingsplan staat dat op vier werkdagen in maart 2013 onderzoek is verricht naar het vrachtverkeer in de Mauritsstraat. Per dag blijken er tussen de acht en twaalf vrachtauto's bij de bedrijven aan de Mauritsstraat te komen. Het merendeel van deze vrachtauto's is ongeveer 8 m lang, maar per dag komen ook twee tot vier vrachtauto's van 12 en 16,5 m. Deze vrachtauto's laden/lossen soms op de eigen terreinen van de bedrijfspercelen aan de Mauritsstraat en soms op de openbare weg. Naast het veldwerk is met de bedrijven gesproken over de gewenste bereikbaarheid voor bijzondere transporten. Uit deze gesprekken bleek met enige regelmaat bijzonder transport noodzakelijk te zijn voor de aan- en of afvoer van producten van tenminste één bedrijf aan de Mauritsstraat. In dat geval gaat het om transporten met vergunningplicht. In een dergelijke vergunning worden de route en de begeleiding van het transport geregeld.
De Mauritsstraat wordt opnieuw ingericht. Uitgangspunt bij het nieuwe ontwerp is dat de bedrijfsvestigingen aan de Mauritsstraat goed bereikbaar moeten zijn voor vrachtwagens met een lengte van 16,5 m. Het laden en lossen dient bij voorkeur te geschieden op eigen terrein en er dient dus voldoende manoeuvreerruimte op de Mauritsstraat te zijn om de eigen terreinen van deze bedrijven te kunnen bereiken. Hiervoor zijn de draaicirkels, zoals deze voor deze voertuigen gelden, gebruikt als basis voor het verkeerskundig ontwerp. Om te voorkomen dat er achteruit moet worden gemanoeuvreerd bij het verlaten van de Mauritsstraat is gekozen voor een keerlus aan het einde van de doodlopende Mauritsstraat. Het doel van deze keerlus is om een verkeersveilige oplossing te realiseren voor het vrachtverkeer waarbij dit verkeer terug naar de Provincialeweg N203 rijdt. De vormgeving van deze keerlus is afgestemd op vrachtwagens met een lengte van 16,5 m.
In de plantoelichting staat verder dat de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen voor bijzondere transporten geen uitgangspunt is bij het maken van het verkeerskundig ontwerp van de Mauritsstraat. Bijzondere transporten wijken over het algemeen af van de standaardmaatvoeringen, omdat dergelijke transporten zijn afgestemd op specifieke maatvoering. Daarbij worden dergelijke transporten over het algemeen begeleid door een professioneel verkeersregelaar. De verkeersveiligheid voor het overige verkeer is daarmee voldoende gewaarborgd.
6.2. Als bijlage 2 bij de plantoelichting is een afbeelding opgenomen met daarop de voorziene inrichting van de Mauritsstraat. Tevens is hierop de draaicirkel van een ontwerpvoertuig van 16,5 m geprojecteerd. De afbeelding laat zien hoe een vrachtwagen met een lengte van 16,5 m achteruit het bedrijfsperceel van [appellant sub 2] en anderen aan de [locatie 2] kan oprijden en dat deze wagen gebruik kan maken van de keerlus.
6.3. In de memo van Movares staat dat de ontwerpbestanden van het door de gemeente gedane verkeersonderzoek zijn opgevraagd maar niet zijn verkregen, zodat bijlage 2 van de plantoelichting is ingeladen en verschaald in het programma AutoCad. Dit document is gebruikt als onderlegger voor het onderzoek. Door de verschaling kunnen er volgens de memo mogelijk afwijkingen in de maatvoering ontstaan, maar deze zullen niet meer dan 25 à 30 cm bedragen. Voor het maken van rijcurven dient volgens de memo gebruik te worden gemaakt van het rijcurvesimulatieprogramma AutoTurn met de CROW 2012 bibliotheek, nu de producent van dit programma heeft geconstateerd dat de CROW 2004 bibliotheek niet meer voldoet. In het uitgevoerde onderzoek is gebruik gemaakt van het vanuit AutoTurn met CROW 2012 bibliotheek gehanteerde ontwerpvoertuig van 16,5 m.
In de memo staat verder dat uit het uitgevoerde onderzoek volgt dat het ontwerpvoertuig met een lengte van 16,5 m geen gebruik kan maken van de keerlus, terwijl de lus hiervoor wel bedoeld is. Om rond te kunnen draaien wordt uitgekomen tot in het voorziene schoolgebouw. Verder staat in de memo dat in bijlage 2 bij de plantoelichting slechts de bereikbaarheid van het bedrijfsperceel van [appellant sub 2] en anderen aan de [locatie 2] is onderzocht en niet de bereikbaarheid van het bedrijfsperceel van [appellant sub 1B] aan de [locatie]. Uit het onderzoek volgt dat de parkeerplaatsen aan de noordzijde van de Mauritsstraat en een klein deel van het schoolplein benodigd zijn om met het ontwerpvoertuig achterwaarts het perceel [locatie] op te rijden. Om daarna dit perceel vooruitrijdend te verlaten zijn eveneens deze parkeerplaatsen nodig. Voorts staat in de memo dat de parkeerplaatsen aan de noordzijde van de Mauritsstraat benodigd zijn om met het ontwerpvoertuig achterwaarts het perceel [locatie 2] op te rijden. Om daarna dit perceel vooruitrijdend te verlaten zijn eveneens voornoemde parkeerplaatsen nodig. Geconcludeerd wordt dat deze percelen derhalve niet bereikbaar zijn voor vrachtverkeer met een lengte van 16,5 m.
Ten slotte staat in de memo dat de bedrijven aan de Mauritsstraat incidenteel zullen worden bezocht door diepladers met een lengte tot 22 m. Hiervoor is geen ontheffing benodigd, aldus de memo. Deze diepladers zullen achteruit de Mauritsstraat in moeten rijden, omdat de keerlus niet geschikt is voor vrachtverkeer met deze lengte. Volgens de memo zal het achteruitrijdend verkeer gevolgen hebben voor de capaciteit van de Provincialeweg.
6.4. De Afdeling stelt vast dat het college bij de vaststelling van het gewijzigde uitwerkingsplan geen nader onderzoek heeft verricht naar de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen voor diepladers met een lengte van meer dan 17 m. Uit bijlage 2 bij de plantoelichting blijkt voorts niet dat de bereikbaarheid van het bedrijfsperceel van [appellant sub 1B] aan de [locatie] voor vrachtverkeer met een lengte van 16,5 m is onderzocht. Verder zijn bij voornoemde bijlage 2 geen nadere gegevens of toelichting opgenomen waaruit kan worden afgeleid waarop de afmetingen van het in bijlage 2 bij de plantoelichting gebruikte ontwerpvoertuig zijn gebaseerd. Gelet op het voorgaande en de in opdracht van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen opgestelde memo van Movares, heeft het college naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat na de herinrichting van de Mauritsstraat het vrachtverkeer voldoende ruimte heeft om de bedrijfspercelen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen te bereiken.
Voorts is van belang dat aan de noordzijde van de Mauritsstraat parkeerplaatsen zijn voorzien met een breedte van 5 m, zodat het rijgedeelte ter plaatse van de bedrijfspercelen slechts ongeveer 7,5 m breed onderscheidenlijk 6 m en 8 m zal zijn. De Afdeling is van oordeel dat met het gewijzigde uitwerkingsplan niet de twijfel is weggenomen dat de Mauritsstraat breed genoeg is voor vrachtverkeer om elkaar te passeren. Onder meer deze twijfel was voor de Afdeling aanleiding tot het geven van de opdracht in de tussenuitspraak.
Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding voor het oordeel dat het gewijzigde uitwerkingsplan in zoverre niet met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen slaagt.
Parkeren
7. Verder betogen [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen dat met het opnemen van de voorwaardelijke verplichting in artikel 4, lid 4.3, onder b, van de planregels onvoldoende is verzekerd dat ook na het voor het eerst in gebruik nemen van het schoolgebouw het totaal aantal leerlingen op de wettelijke teldatum niet meer dan 600 mag bedragen. Verder betogen zij dat de gewijzigde omgevingsvergunning is verleend voor een bouwplan dat plaats biedt aan maximaal 750 leerlingen. Zij vrezen dat daardoor discussie kan ontstaan over de vraag of wel handhavend kan worden opgetreden, indien het totaal aantal leerlingen op de wettelijke teldatum meer dan 600 bedraagt.
7.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.3, onder b, van de planregels mag het gebouw (MFA) pas in gebruik worden genomen indien aan de volgende verplichting is voldaan: niet meer dan 600 leerlingen op de wettelijke teldatum van 1 oktober.
7.2. Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de Bouwverordening Zaanstad moet, indien de omvang of de bestemming van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het bouwwerk, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
7.3. Naar het oordeel van de Afdeling dient artikel 4, lid 4.3, onder b, van de planregels zo te worden gelezen dat niet alleen bij het voor het eerst in gebruik nemen van het schoolgebouw maar elk jaar opnieuw op de wettelijke teldatum van 1 oktober het aantal leerlingen niet meer dan 600 mag bedragen. Hoewel het bouwplan waarvoor de gewijzigde omgevingsvergunning is verleend feitelijk plaats biedt aan 750 leerlingen, betekent dit voorts niet dat om die reden op de wettelijke teldatum ook meer dan 600 leerlingen in het schoolgebouw aanwezig mogen zijn. Nu voornoemde planregel in het gewijzigde uitwerkingsplan is opgenomen, is de Afdeling van oordeel dat door het gemeentebestuur handhavend kan worden opgetreden indien de voorwaardelijke verplichting niet wordt nageleefd.
Gelet op het voorgaande en nu de Afdeling in de tussenuitspraak heeft overwogen dat het bouwplan voorziet in de aanleg van 64 autoparkeerplaatsen op eigen terrein terwijl - uitgaande van een leerlingenaantal van 600 - op grond van de Parkeernota Zaanstad 2013 en de CROW-publicatie 182 58 autoparkeerplaatsen vereist zijn, heeft het college zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan voorziet in voldoende parkeerplaatsen, zodat aan artikel 2.5.30 van de Bouwverordening Zaanstad is voldaan.
Het betoog van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen faalt.
Conclusie
8. In hetgeen [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het gewijzigde uitwerkingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
De beroepen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen het besluit van het college van 19 juli 2016, voor zover daarbij het gewijzigde uitwerkingsplan is vastgesteld, zijn gegrond, zodat dit besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
9. Gelet op het voorgaande behoeft het in de tussenuitspraak onbeoordeeld gelaten betoog van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen dat bij de vaststelling van het uitwerkingsplan ten onrechte niet is onderzocht of hun bedrijfsactiviteiten zouden kunnen worden verplaatst, geen bespreking meer.
10. Nu het besluit van het college van 19 juli 2016, voor zover daarbij het gewijzigde uitwerkingsplan is vastgesteld, dient te worden vernietigd, betekent dit dat, gelet op artikel 3.30, derde lid, van de Wro, de bij voornoemd besluit verleende omgevingsvergunning waarvoor dat uitwerkingsplan het toetsingskader heeft gevormd, eveneens dient te worden vernietigd. De beroepen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen het besluit van het college van 19 juli 2016, voor zover daarbij de gewijzigde omgevingsvergunning is verleend, zijn eveneens gegrond.
Proceskosten
11. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 2] B.V. en anderen, voor zover ingesteld door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf A] Beheer B.V., niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen:
a. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 30 juni 2015 waarbij het uitwerkingsplan "Overtuinen D" is vastgesteld;
b. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 30 juni 2015 waarbij omgevingsvergunning is verleend voor het (ver)bouwen van een schoolgebouw met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang, de daarbij behorende terreininrichting en het afwijken van het uitwerkingsplan;
c. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 19 juli 2016 waarbij het uitwerkingsplan "Overtuinen D" gewijzigd is vastgesteld en de omgevingsvergunning gewijzigd is verleend;
II. verklaart gegrond:
a. de beroepen van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 1A] Beheer B.V. en [appellant sub 1B] Constructie-Lastechniek B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 2] B.V. en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 30 juni 2015 waarbij het uitwerkingsplan "Overtuinen D" is vastgesteld;
b. de beroepen van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 1A] Beheer B.V. en [appellant sub 1B] Constructie-Lastechniek B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 2] B.V. en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 30 juni 2015 waarbij omgevingsvergunning is verleend voor het (ver)bouwen van een schoolgebouw met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang, de daarbij behorende terreininrichting en het afwijken van het uitwerkingsplan;
c. de beroepen van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 1A] Beheer B.V. en [appellant sub 1B] Constructie-Lastechniek B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 2] B.V. en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 19 juli 2016 waarbij het uitwerkingsplan "Overtuinen D" gewijzigd is vastgesteld en de omgevingsvergunning gewijzigd verleend;
III. vernietigt:
a. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 30 juni 2015 waarbij het uitwerkingsplan "Overtuinen D" is vastgesteld;
b. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 30 juni 2015 waarbij omgevingsvergunning is verleend voor het (ver)bouwen van een schoolgebouw met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang, de daarbij behorende terreininrichting en het afwijken van het uitwerkingsplan;
c. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 19 juli 2016 waarbij het uitwerkingsplan "Overtuinen D" gewijzigd is vastgesteld en de omgevingsvergunning gewijzigd verleend;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad tot vergoeding van:
a. bij de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 1A] Beheer B.V. en [appellant sub 1B] Constructie-Lastechniek B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1283,70 (zegge: twaalfhonderddrieëntachtig euro en zeventig cent), waarvan € 1240,00 (zegge: twaalfhonderdveertig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 2] B.V. en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1283,70 (zegge: twaalfhonderddrieëntachtig euro en zeventig cent), waarvan € 1240,00 (zegge: twaalfhonderdveertig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van:
a. € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) voor de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 1A] Beheer B.V. en [appellant sub 1B] Constructie-Lastechniek B.V. met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 2] B.V. en anderen, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.W. van de Gronden en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Driessen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2016
634.