201504339/1/A3.
Datum uitspraak: 10 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Drachten, gemeente Smallingerland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 april 2015 in zaak nr. 14/3367 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Smallingerland.
Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2014 heeft de burgemeester geweigerd [appellant] vergunning te verlenen voor het plaatsen van een trailer met muziek en een tapinstallatie bij [locatie 1] te Drachten en het uitbreiden van het terras bij dat café op Koningsdag 2014.
Bij besluit van 24 juni 2014 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover dat betrekking had op de weigering vergunning te verlenen voor het uitbreiden van het terras van [locatie 1] en het plaatsen van een tapinstallatie bij dat café en dat besluit in zoverre herroepen. De burgemeester heeft het bezwaar ongegrond verklaard voor zover dat betrekking had op de weigering vergunning te verlenen voor het plaatsen van een trailer met muziek bij [locatie 1].
Bij uitspraak van 21 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover daarbij het bezwaar van [appellant] ongegrond is verklaard, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit in stand blijven en het vermeende verzoek om schadevergoeding van [appellant] afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.A. Jansen, advocaat te Heerenveen, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. N. Wiersma, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De burgemeester heeft het bezwaar van [appellant] gegrond verklaard voor zover dat betrekking had op de weigering vergunning te verlenen voor het uitbreiden van het terras en het plaatsen van een tapinstallatie, omdat de belangen als vermeld in artikel 1:8 van de Algemene plaatselijke verordening Smallingerland 2010 (hierna: de APV) niet in geding zijn. De burgemeester heeft daarbij verwezen naar onder meer de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 24 april 2014, waarbij de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening heeft bepaald dat [appellant] het terras mag uitbreiden en een tapinstallatie mag plaatsen, zoals hij heeft aangevraagd.
De burgemeester heeft het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard voor zover dat betrekking had op de weigering hem vergunning te verlenen voor het plaatsen van een trailer met muziek. De burgemeester heeft in voorafgaande jaren enkel één vergunning verleend aan de Stichting Horecagroep De Kaden. Daarmee is een vaste gedragslijn ontstaan. Hij heeft daarom in 2014 weer aan de Stichting vergunning verleend voor het organiseren van het evenement tijdens Koningsdag op de Noordkade en de Zuidkade in Drachten. Daarbij was binnen het evenementengebied onder meer op twee plaatsen een muziekpodium opgericht en waren terrassen, barretjes en een speelgelegenheid voor kinderen geplaatst. Op Koninginnedag in 2013 waren op de Noordkade en Zuidkade meer vergunde en niet vergunde muziekinstallaties opgesteld, hetgeen na afloop heeft geleid tot klachten van omwonenden over geluidsoverlast. Om herhaling te voorkomen heeft de burgemeester besloten in 2014 maximaal twee muziekpodia aan de Noordkade en Zuidkade toe te staan. Dit draagt bij aan het voorkomen van geluidsoverlast, nu muziekoptredens in de open lucht directe invloed hebben op de openbare orde. Daarom heeft hij het plaatsen van een trailer met muziek bij [locatie 1] geweigerd. Dat [appellant] eerder dan de Stichting te kennen heeft gegeven een aanvraag om vergunning in te dienen, maakt dat niet anders, omdat op dat moment zeker was dat voor Koningsdag één vergunning, aan de Stichting, zou worden verleend. Dat hij het besluit om de vergunning aan de Stichting te verlenen op dat moment nog niet had genomen, doet daar niet aan af. Verder heeft de Stichting op 24 april 2014 besloten een van de podia alsnog te draaien, waardoor het is opgesteld in de richting van [locatie 1]. Ook vanuit deze opstelling is de plaatsing van een derde podium vanuit het oogpunt van openbare orde onwenselijk, aldus het in beroep bestreden besluit.
2. De rechtbank heeft aan de vernietiging van het in beroep bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de burgemeester daarin onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de weigering van de vergunning voor de plaatsing van een trailer met muziek heeft gehandhaafd. De burgemeester mocht rekening houden met de plaatsing van podia op De Kaden op Koninginnedag, waaronder klachten over het gebruik van de podia. Ook mocht hij rekening houden met de omstandigheid dat hij reeds op 2 april 2014 een vergunning aan de Stichting had verleend voor onder meer het plaatsen van twee podia op De Kaden. De burgemeester heeft onvoldoende deugdelijk gemotiveerd waarom een derde podium op De Kaden in zijn ogen in het belang van de openbare orde niet wenselijk was. De rechtbank heeft aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat de burgemeester ter zitting alsnog een deugdelijke motivering heeft gegeven. De burgemeester mocht in redelijkheid aannemen dat de trailer met muziek van [appellant], als derde podium op De Kaden en gelegen tussen de twee podia van de Stichting in, klachten over geluidsoverlast tot gevolg zou kunnen hebben. Ter voorkoming van geluidsoverlast en verstoringen van de openbare orde die daaruit mogelijk voortvloeien, wegens stress, irritatie en gewelddadig optreden, kon de burgemeester in het belang van de bescherming van de openbare orde in redelijkheid de weigering van de vergunning voor het plaatsen van de trailer met muziek handhaven. In het licht van zijn ervaringen uit het verleden en de plek van de trailer, heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevraagde vergunning niet alsnog met geluidsvoorschriften kon worden verleend, aldus de aangevallen uitspraak.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door een verzoek om schadevergoeding af te wijzen. Hij heeft geen verzoek om schadevergoeding gedaan, dus de rechtbank mocht zich daarover niet uitspreken. Hij heeft in de loop van de procedure slechts verwezen naar schade die hij heeft geleden wegens zijn belang bij de procedure.
3.1. [appellant] heeft in bezwaar kenbaar gemaakt dat hij geleden schade zal verhalen op de gemeente. Daarmee heeft hij te kennen gegeven in de toekomst de door hem geleden schade te willen verhalen op de gemeente. Verder heeft [appellant] in beroep verwezen naar kosten die hij heeft gemaakt en heeft hij op een vraag van de rechtbank waar het hem om gaat, geantwoord dat het hem gaat om geleden schade en een uitspraak over de toekomst. Daaruit volgt niet dat hij in bezwaar dan wel beroep heeft verzocht om vergoeding van die schade. Dat volgt ook niet uit het feit dat de gemachtigde van [appellant] ter zitting van de rechtbank heeft gezegd dat een schadevergoeding er naar zij begrijpt niet komt. Daarmee heeft de gemachtigde enkel een verwachting over een schadevergoeding door de gemeente geuit.
Het betoog slaagt.
4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. Ter zitting van de rechtbank heeft de burgemeester aan de motivering van het vernietigde besluit niet veel toegevoegd, aldus [appellant]. Uit de toelichting die de burgemeester daar heeft gegeven, volgt dat de overlast verband houdt met de richting waarin de podia op de uiteinden van De Kaden zijn geplaatst. De trailer met muziek zou evenwel tussen de twee podia worden geplaatst. Dat was het terrein waarop de feestvierders waren geconcentreerd. De burgemeester heeft niet gemotiveerd waarom hij vreest dat mensen gewelddadig worden door geluidsoverlast van de trailer. Verder had geluidshinder met voorschriften beperkt kunnen worden. Ten slotte voert [appellant] aan dat de burgemeester hem voor Koningsdag 2015 wel vergunning heeft verleend voor het plaatsen van een trailer met muziek naast de vergunning voor de twee podia op De Kaden en er in 2015 geen verstoring van de openbare orde is geweest. Daaruit volgt dat ook de vrees voor verstoring van de openbare orde in 2014 ongegrond was, aldus [appellant].
4.1. Ingevolge artikel 1:8 van de APV kan de vergunning of ontheffing door het bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan onder andere worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.
4.2. Ter zitting van de Afdeling heeft de burgemeester toegelicht op welke wijze de podia in 2014 stonden opgesteld, welke toelichting [appellant] niet heeft weersproken. Het ene podium van de Stichting stond opgesteld ter hoogte van Noordkade 26. Het tweede podium van de Stichting stond opgesteld ter hoogte van Noordkade 56. [locatie 1] ligt aan [locatie 2]. Het podium ter hoogte van Noordkade 56 stond gericht naar [locatie 1]. [appellant] wenste een trailer met muziek te plaatsen die was gericht naar de gevel van [locatie 1].
Gelet op die opstelling, mocht de burgemeester zich op het standpunt stellen dat de muziek van het podium ter hoogte van Noordkade 56 en de trailer door elkaar heen zou klinken, met als gevolg dat de ene muziek steeds luider wordt gespeeld om boven het geluid van de andere muziek uit te komen en daardoor gevreesd moet worden voor verstoring van de openbare orde. Ook mocht de burgemeester zich op het standpunt stellen dat het stellen van voorschriften niet afdoende zou zijn om te voorkomen dat muziek steeds luider wordt afgespeeld, gezien de situering van het podium ter hoogte van Noordkade 56 en de trailer.
Dat de burgemeester [appellant] in 2015 vergunning heeft verleend voor het plaatsen van een trailer met muziek, leidt niet tot een ander oordeel. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat het podium ter hoogte van Noordkade 56 in 2015 naar de andere kant gericht stond, dus niet naar [locatie 1]. [appellant] heeft dat niet weersproken. Gegeven dat het podium ter hoogte van Noordkade 56 in 2015 niet naar [locatie 1] gericht stond en in 2014 wel, kan uit de omstandigheid dat er in 2015 geen klachten over geluidsoverlast zijn geweest niet worden geconcludeerd dat de vrees van de burgemeester in 2014, dat muziek van het podium ter hoogte van Noordkade 56 en muziek van de trailer steeds luider wordt gespeeld met verstoring van de openbare orde tot gevolg, niet gerechtvaardigd was.
Het betoog faalt.
5. Gelet op hetgeen onder 3.1 is overwogen, is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het vermeende verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
6. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 april 2015 in zaak nr. 14/3367, voor zover daarbij het vermeende verzoek om schadevergoeding van [appellant] is afgewezen;
III. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige, voor zover aangevallen;
IV. veroordeelt de burgemeester van Smallingerland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de burgemeester van Smallingerland aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 248,00 (zegge: tweehonderdachtenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Reuveny
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2016
622.