ECLI:NL:RVS:2016:3098

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
201604414/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Wipstrik, Jacob Catsstraat 25 en de bouwhoogte van woningen

Op 25 april 2016 heeft de raad van de gemeente Zwolle het bestemmingsplan "Wipstrik, Jacob Catsstraat 25" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten A en B, wonend te Zwolle, beroep ingesteld. De zaak is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 november 2016. Appellanten zijn bijgestaan door mr. M.A.D. Klein-Pieterson, terwijl de raad vertegenwoordigd was door drs. J.P. Koppert. Tijdens de zitting is ook de besloten vennootschap Resido Vastgoed B.V. gehoord.

De appellanten betogen dat de maximaal toegelaten bouwhoogte van 12 meter voor de nieuwe woningen in strijd is met de eerdere bestemmingsplannen, waarin de bouwhoogte beperkt was tot 3 en 6 meter. Ze stellen dat de nieuwe woningen niet passen in de bestaande wijk en dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen, zoals de schaduw op hun zonnepanelen. De raad verdedigt het besluit door te stellen dat de nieuwe woningen in de stedelijke context passen en dat de bouwhoogte noodzakelijk is voor het creëren van volwaardige verblijfsruimten.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft en dat de beslissing om de bouwhoogte te verhogen niet onredelijk is. De Afdeling concludeert dat de raad de belangen van de appellanten voldoende heeft afgewogen en dat het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201604414/1/R4.
Datum uitspraak: 23 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Zwolle,
en
de raad van de gemeente Zwolle,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Wipstrik, Jacob Catsstraat 25" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2016, waar [appellanten], bijgestaan door mr. M.A.D. Klein-Pieterson, en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.P. Koppert, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Resido Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door D.M. van Dijk en P. Bredewoud, gehoord.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in twee twee-onder-een-kapwoningen met garage op het perceel Jacob Catsstraat 25. Ingevolge het plan mag de goothoogte van de woningen niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte niet meer dan 12 m. Op het perceel staat thans een kantoorgebouw, dat gedeeltelijk 3 m en gedeeltelijk 6 m hoog is.
3. [appellant A] woont in de Brederostraat, die aan de noordwestelijke zijde van het plangebied ligt, en [appellant B] aan de Herfterweg ten zuiden van het plangebied. De achtertuin van hun percelen grenst aan het plangebied. Hun beroep is vooral gericht tegen de in het plan toegelaten bouwhoogte van maximaal 12 m voor de voorziene woningen. Zij wijzen erop dat het perceel in het vorige plan een kantoorbestemming had waarop geen gebouwen mochten worden gebouwd die hoger waren dan 3 m respectievelijk 6 m. Zij voeren als bezwaar aan dat de raad in zijn besluit steeds een vergelijking maakt met de situatie die had kunnen ontstaan indien gebruik zou zijn gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die in het vorige plan was opgenomen. In dat geval mag de bouwhoogte niet meer dan 9 m bedragen. Zij vinden het onjuist dat de raad zo’n vergelijking maakt, omdat van deze bevoegdheid geen gebruik is gemaakt. Daarom moet de bouwhoogte van maximaal 12 m die het plan mogelijk maakt, worden vergeleken met de in het vorige plan bij recht toegelaten bouwhoogte van maximaal 3 m, respectievelijk maximaal 6 m. Verder stellen [appellanten] dat het, gelet op de hoogte van 2,60 m voor verblijfsruimten in het Bouwbesluit, niet nodig is dat de voorziene woningen 12 m hoog worden. Voorts passen de voorziene woningen stedenbouwkundig in het geheel niet in de wijk Wipstrik, omdat deze 2 m hoger mogen worden dan de woningen in de omgeving, omdat de kap van de voorziene woningen veel spitser is en omdat het de bedoeling is de woningen te voorzien van een dwarskap in plaats van een kap, zoals de bestaande woningen in de wijk, met een noklijn die evenwijdig aan de straat loopt. De woningen zijn volgens [appellanten] in strijd met het Structuurplan 2020 Zwolle nu de raad in de Nota van zienswijzen erkent dat deze wat betreft woningtype en vormgeving afwijken van de bestaande woningen in de omgeving. In de omgeving is maar één woning aanwezig van 11 m hoog. Verder heeft de raad volgens [appellanten] hun belangen onvoldoende afgewogen, omdat zij zicht hebben op het dakvlak en niet slechts op het hoogste punt van de kap. De in het plan maximaal toegelaten bouwhoogte en noklijn hebben voor [appellant A] bovendien het nadeel dat de zonnepanelen waarover hij beschikt lang in de schaduw blijven liggen, waardoor het rendement van de panelen veel kleiner wordt. Voorts stellen [appellanten] dat de bezonningsstudie die de raad naar aanleiding van de zienswijzen heeft laten doen, niet deugt, omdat ook hierin het plan wordt vergeleken met het vorige plan waarbij wordt uitgegaan van de wijzigingsbevoegdheid. Bovendien deugt de studie volgens hen niet omdat de deskundige die de studie heeft gedaan hierin ten onrechte geen oordeel geeft over de bezonningssituatie, maar dit overlaat aan de raad.
3.1. De raad stelt dat het Bouwbesluit 2012 andere eisen stelt aan de verdiepingshoogte van nieuwbouwwoningen dan de geldende versie in 2005 toen het vorige bestemmingsplan werd vastgesteld. Het is de wens van de initiatiefnemer om woningen in twee bouwlagen met een kap te realiseren en een bouwhoogte van 12 m maakt het mogelijk om in de kapverdieping nog ruimte voor volwaardige (slaap)kamers te maken. Bij een bouwhoogte van maximaal 9 m is dit niet goed mogelijk. Volgens de raad wordt slechts de punt van de kap wat hoger dan de hoogte die de wijzigingsbevoegdheid mogelijk maakt. Volgens de raad passen de voorziene woningen in stedenbouwkundige zin in de wijk en zijn deze niet in strijd met het structuurplan, omdat vorm en functie passen in de stedelijke context. De raad wijst erop dat op een aantal plekken solitaire bebouwing aanwezig is die hoger is dan de rijwoningen in de omgeving die 9 tot 10 m hoog zijn. Volgens de raad wijken de voorziene woningen wat betreft vormgeving af van de omgeving, maar het bouwen van twee twee-onder-een-kapwoningen met een dwarskap zorgt voor variatie in de wijk. Verder heeft de raad een bezonningsstudie laten maken waarin twee scenario’s in beeld zijn gebracht: een scenario waarbij invulling is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in het vorige plan (hierna: scenario 1) en een scenario waarin is uitgegaan van het nieuwe plan (hierna: scenario 2). Hieruit blijkt volgens de raad dat de verschillen tussen beide scenario’s maar klein zijn. In scenario 2 is er iets meer schaduw in de achtertuinen van de woningen aan de Brederostraat, maar de raad vindt dit aanvaardbaar, ook wat betreft het effect op de zonnepanelen van [appellant A].
In het verweerschrift brengt de raad naar voren dat hij naar aanleiding van het beroep een nieuwe bezonningsstudie heeft laten maken waarin de gevolgen van het vorige plan in beeld zijn gebracht zonder dat invulling is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid (hierna: scenario 3). Hieruit blijkt dat de verschillen in de bezonning tussen dit scenario en scenario 2 maar beperkt zijn. De raad vindt de bezonningssituatie die ontstaat ten gevolge van het voorliggende plan (scenario 2) aanvaardbaar.
3.2. In het Structuurplan 2020 Zwolle staat op de pagina’s 109 en 110 dat nieuwbouw tot 16 m hoog overal in Zwolle denkbaar is (met uitzondering van de binnenstad), mits vorm en functie kunnen worden ingepast. Dit wil niet zeggen dat vorm en functie gelijk dienen te zijn aan de stedelijke context. Dat de voorziene woningen afwijken van de bebouwing in de omgeving betekent niet dat deze niet zouden passen in de stedelijke omgeving. De raad heeft de in het plan voorziene woningen niet in strijd met de stedenbouwkundige structuur, noch in strijd met het structuurplan hoeven achten. Hierbij betrekt de Afdeling dat het plan woningen, zoals die staan in de omgeving, mogelijk maakt in twee bouwlagen met een kap en dat de woningen in de rooilijn liggen van het bouwblok Brederostraat - Jacob Catsstraat - Herfterweg - Roemer Visscherstraat. Dat de noklijn dwars op de weg ligt en dat de voorziene woningen hoger mogen zijn dan de meeste woningen in de omgeving, leidt niet tot een ander oordeel. Anders dan [appellanten] hebben gesteld, zijn er - naar ter zitting is gebleken - in de omgeving verscheidene gebouwen aanwezig die ongeveer 11 m hoog zijn, te weten aan de Brederostraat 34, 36, 56, 76 en 149. Verder heeft de raad ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat de in het plan toegelaten bouwhoogte voor de woningen nodig is om in de kapverdieping nog volwaardige verblijfsruimten te kunnen creëren. De betogen falen.
3.3. In de Nota van zienswijzen heeft de raad aangegeven waarom hij de in het plan maximaal toegelaten bouwhoogte van de voorziene woningen wat betreft bezonning aanvaardbaar acht. De raad maakt hierin een vergelijking tussen scenario 2 en scenario 1. Uit het verweerschrift blijkt dat de raad tot hetzelfde standpunt komt indien scenario 2 wordt vergeleken met scenario 3. Dit standpunt van de raad acht de Afdeling niet onredelijk. Uit de bezonningsstudie blijkt dat het perceel van [appellant B] op geen enkel moment in de schaduw komt te liggen ten gevolge van de voorziene woningen, omdat de Herfterweg waaraan zijn woning ligt, ten zuiden van het plangebied ligt. Wat betreft het perceel van [appellant A] neemt de Afdeling in aanmerking dat het verschil tussen scenario 2 en scenario 3 hierin bestaat dat de achtertuin van [appellant A] in scenario 2 alleen in het voor- en najaar gedurende de ochtend langer in de schaduw komt te liggen ten gevolge van de in het plan maximaal toegelaten bouwhoogte. Dit verschil mocht de raad van beperkte betekenis achten. In de winter en de zomer treden er geen verschillen op wat betreft de schaduwwerking op het perceel van [appellant A] tussen scenario 2 en scenario 3. Bij haar oordeel betrekt de Afdeling tevens de omstandigheid dat [appellant A] de beschikking heeft over zonnepanelen die liggen op een bijgebouw in zijn achtertuin dat slechts 2 tot 4 m hoog is. Niet is uitgesloten dat [appellant A] wat betreft de energievoorziening door middel van deze zonnepanelen nadeel ondervindt ten gevolge van de voorziene woningen, maar hieraan hoefde de raad, gelet op het voorgaande, geen overwegende betekenis toe te kennen. Hetzelfde geldt wat betreft het bezwaar van [appellanten] dat zij in het plan zicht hebben op het dakvlak en dat hun privacy kan worden aangetast indien in de kap een dakkapel wordt aangebracht. Hierbij is van belang dat de daknok van de dichtstbijzijnde woning in het plan op ongeveer 28 m van de achtergevel van de woning van [appellant A] ligt en op ongeveer 20 m van de achtergevel van de woning van [appellant B] en voorts dat de voorziene woningen in stedelijk gebied staan waar situaties als deze niet ongebruikelijk zijn. De betogen falen.
3.4. Gelet op het voorgaande heeft de raad bij afweging van de betrokken belangen de in het plan voorziene woningen, in het bijzonder de maximaal toegelaten bouwhoogte, in redelijkheid aanvaardbaar kunnen achten. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.
w.g. Pans w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2016
177.