ECLI:NL:RVS:2016:3071
Raad van State
- Hoger beroep
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- J.Th. Drop
- F.D. van Heijningen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake invordering dwangsom door college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het college had op 3 februari 2014 een last onder dwangsom opgelegd aan [wederpartij] vanwege een overtreding van artikel 3.51 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De last hield in dat het mestbassin van [wederpartij] op een afstand van ten minste 100 meter van een geurgevoelig object moest worden geplaatst. Het college heeft op 25 augustus 2014 besloten tot invordering van een dwangsom van € 30.000,00, omdat [wederpartij] niet aan de last had voldaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college had moeten afzien van invordering vanwege bijzondere omstandigheden, omdat [wederpartij] pas na afloop van de begunstigingstermijn op de hoogte was gesteld van de te nemen herstelmaatregelen.
In hoger beroep betoogt het college dat er geen bijzondere omstandigheden zijn en dat de invordering terecht is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de afstand tot de dichtstbijzijnde gevel van de woning aan de [locatie 1] correct is gemeten. De Afdeling concludeert dat [wederpartij] de overtreding binnen de begunstigingstermijn heeft beëindigd door het mestbassin aan te passen, waardoor de afstand nu 101,40 meter bedraagt. Het college was derhalve niet bevoegd tot het nemen van een invorderingsbesluit. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het college wordt veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.