201506225/1/R1.
Datum uitspraak: 16 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zeeman Real Estate B.V., gevestigd te Hoorn,
appellante,
en
de raad van de gemeente Alkmaar,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2015 heeft de raad geweigerd het bestemmingsplan "Locatie Stoop - Oost Graftdijk" vast te stellen.
Tegen dit besluit heeft Zeeman beroep ingesteld.
Bij besluit van 17 december 2015 heeft de raad opnieuw geweigerd het bestemmingsplan "Locatie Stoop - Oost Graftdijk" vast te stellen.
Bij besluit van 24 maart 2016 heeft de raad het besluit van 25 juni 2015 ingetrokken.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Zeeman heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2016, waar Zeeman, vertegenwoordigd door mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn, en R. Carstens, en de raad, vertegenwoordigd door R.S. van Diepen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1. Op 1 juli 2010 heeft de raad van de voormalige gemeente Graft-De Rijp besloten het bestemmingsplan "Partiële bestemmingsplanherziening Oostgraftdijk-Locatie Stoop" niet vast te stellen. Dit plan voorzag in de bouw van 13 woningen en de reservering van twee vrije kavels op de locatie waar ook het onderhavige ontwerpplan betrekking op heeft. Bij besluit van 15 december 2011 heeft de raad van de voormalige gemeente Graft-De Rijp het besluit van 1 juli 2010 ingetrokken en alsnog het bestemmingsplan "Partiële bestemmingsplanherziening Oostgraftdijk-Locatie Stoop" vastgesteld.
Bij uitspraak van 6 februari 2013, zaak nr. ECLI:NL:RVS:2013:BZ0796, heeft de Afdeling het besluit van 15 december 2011 vernietigd vanwege strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening (hierna: PRV). Op 31 maart 2014 heeft Zeeman aan de raad gevraagd om het bestemmingsplan "Locatie Stoop - Oost Graftdijk" vast te stellen.
Besluiten
Het besluit van 25 juni 2015
2. Bij besluit van 25 juni 2015 heeft de raad geweigerd het bestemmingsplan "Locatie Stoop - Oost Graftdijk" vast te stellen (hierna: het besluit van 25 juni 2015).
3. Bij besluit van 17 december 2015 heeft de raad opnieuw geweigerd het bestemmingsplan "Locatie Stoop - Oost Graftdijk" vast te stellen (hierna: het besluit van 17 december 2015).
4. Bij besluit van 24 maart 2016 heeft de raad het besluit van 25 juni 2015 ingetrokken (hierna: het besluit van 24 maart 2016).
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Het besluit van 24 maart 2016
6. De raad is met het besluit van 24 maart 2016 geheel tegemoet gekomen aan het beroep van Zeeman tegen het besluit van 25 juni 2015. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, is daarom geen beroep van rechtswege ontstaan tegen het besluit van 24 maart 2016 waarbij het besluit van 25 juni 2015 is ingetrokken.
Het besluit van 25 juni 2015
7. Nu het besluit van 25 juni 2015 als gevolg van het besluit van 24 maart 2016 is ingetrokken, heeft Zeeman geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het besluit van 25 juni 2015. Gelet hierop is het beroep van Zeeman tegen het besluit van 25 juni 2015 niet-ontvankelijk.
Het besluit van 17 december 2015
8. De Afdeling merkt het besluit van 17 december 2015 aan als een besluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb.
Het plan
9. Het ontwerpplan voorziet in de bouw van negen woningen (waarvan twee ter vervanging van bestaande woningen) op de locatie van een voormalig bloembollenbedrijf, kadastraal bekend als gemeente Graft-De Rijp, sectie G, nrs. 213, 270, 273, 275 (ged.), 528 en 529, plaatselijk bekend als Oost-Graftdijk 51. Tot 2001 was op de desbetreffende gronden het bloembollenbedrijf Stoop gevestigd.
Het toetsingskader
10. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
Procedureel
11. Zeeman betoogt dat voor de motivering van het besluit van 17 december 2015 ten onrechte gebruik is gemaakt van de notulen van de raadsvergadering van 25 juni 2015, nu het besluit van 25 juni 2015 is ingetrokken.
11.1. De Afdeling overweegt dat de raad voor de motivering van zijn besluit van 17 december 2015 in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de notulen van de raadsvergadering van 25 juni 2015, nu het besluit van 25 juni 2015 pas op 24 maart 2016 - en derhalve na het nemen van het besluit van 17 december 2015 - is ingetrokken.
Het betoog van Zeeman faalt.
Inhoudelijk
12. Zeeman betoogt dat alleen vanwege zwaarwegende belangen afgezien had kunnen worden van het vaststellen van het bestemmingsplan, maar dat hiervan niet is gebleken. Hierbij voert zij aan dat de provincie Noord-Holland heeft ingestemd met toepassing van de Ruimte-voor-Ruimte-regeling en dat niet valt in te zien dat van deze regeling geen gebruik kan worden gemaakt, te meer nu zij met de gemeente op 20 oktober 2014 een Ruimte-voor-Ruimte-overeenkomst heeft gesloten. Verder voert zij aan dat het plan minder omvangrijk is dan eerdere plannen, zodat geen aantasting van de identiteit van het lintdorp Oost-Graftdijk plaatsvindt, en dat het plan in overeenstemming is met gemeentelijk beleid. Tevens wijst zij erop dat het aantal ingediende zienswijzen geen grond kan zijn voor het niet-vaststellen van het bestemmingsplan. Zeeman betoogt ten slotte dat het besluit van 17 december 2015 geen blijk geeft van een afweging waarin ook haar belangen zijn betrokken.
12.1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de PRV kan een bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid van nieuwe woningen ter compensatie van de sloop van storende agrarische bebouwing in het landelijk gebied als door deze ontwikkeling een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd.
Ingevolge het tweede lid stelt het college van gedeputeerde staten nadere regels omtrent het bepaalde in het eerste lid.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de door het college van gedeputeerde staten vastgestelde Uitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015 kan het bestemmingsplan uitsluitend voorzien in compensatiewoningen indien een verbetering in ruimtelijke kwaliteit bereikt wordt door de verwijdering van de bebouwing in samenhang met de bouw van de compensatiewoningen.
12.1.1. Het plangebied ligt in het veenpolderlandschap. In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (PS d.d. 21 juni 2010) (hierna: de Leidraad), welke de provinciale visie op ruimtelijke kwaliteit en de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen en dorpen in Noord-Holland bevat, staat dat in het landschapstype veenpolderlandschap langgerekte lintdorpen in een open landschap belangrijke ruimtevormende elementen zijn. Voorts wordt dit landschapstype volgens de Leidraad gekenmerkt door een landschap met een open tot zeer open karakter met plaatselijk matig open en gesloten gebied. Verder zijn er volgens de Leidraad in het veenpolderlandschap vanuit de lintbebouwing doorzichten naar het omringende polderlandschap. Naar de kern toe worden de doorzichten minder en de bebouwing steeds dichter. Een wegdorp in het veenpolderlandschap wordt volgens de Leidraad gekenmerkt door lineaire bebouwing, opstrekkende verkaveling, een waterrijke omgeving, een langgerekt slotenpatroon en doorzichten vanaf de weg naar open landschap.
12.2. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij de bevoegdheid om de in artikel 16 van de PRV opgenomen Ruimte-voor-Ruimte-regeling toe te passen niet heeft willen gebruiken, omdat de voorheen aanwezige agrarische bedrijfsbebouwing al meer dan 10 jaar geleden is gesloopt en de voorziene woningen gezien dit tijdsverloop niet meer kunnen worden aangemerkt als verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Hierbij heeft de raad er, onder verwijzing naar het in de Leidraad beschreven provinciaal beleid, tevens op gewezen dat het plan leidt tot aantasting van de historische lintbebouwing, nu het voorste bouwvlak is geprojecteerd op een afstand van ongeveer 20 m van de bestaande lintbebouwing en het achterste bouwvlak op een afstand van ongeveer 80 m van de bestaande lintbebouwing. Voorts heeft de raad toegelicht dat het plan afbreuk doet aan het achterliggende open veenpolderlandschap, nu de woningen zijn voorzien op thans onbebouwde gronden. Onder voornoemde omstandigheden acht de Afdeling de keuze van de raad om de Ruimte-voor-Ruimte-regeling niet toe te passen voldoende gemotiveerd en niet onredelijk. Dat de gemeente, vertegenwoordigd door de burgemeester, met Zeeman op 20 oktober 2014 een exploitatieovereenkomst alsmede een overeenkomst over de toepassing van de Ruimte-voor-Ruimte-regeling heeft gesloten, ter vervanging van een op 20 mei 2009 gesloten overeenkomst met vergelijkbare inhoud, staat niet in de weg aan deze afwegingsruimte voor de raad. In de overeenkomst is immers uitdrukkelijk bepaald dat latere publiekrechtelijke afwegingen, in afwijking van het voorgenomen project, voor rekening van de exploitant komen. De definitieve beslissing over de vaststelling van het bestemmingsplan kan mede afhankelijk van alle in de loop van de procedure naar voren gekomen feiten en belangen - ook de mogelijke belangen van derden - anders uitvallen dan bij het sluiten van de overeenkomst is ingeschat. Dat tussen Zeeman en de gemeente een overeenkomst is gesloten, is wel een omstandigheid die de raad bij de vaststelling van het plan in zijn overwegingen diende te betrekken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad dat in het onderhavige geval gedaan en kan niet worden gezegd dat de raad daaraan doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
Reeds gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid kunnen besluiten het bestemmingsplan "Locatie Stoop - Oost-Graftdijk" niet vast te stellen. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden van Zeeman geen bespreking.
Het betoog van Zeeman faalt.
Conclusie
13. Het beroep van Zeeman tegen het besluit van 17 december 2015 is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zeeman Real Estate B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Alkmaar van 25 juni 2015 waarbij is geweigerd het bestemmingsplan "Locatie Stoop - Oost Graftdijk" vast te stellen niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zeeman Real Estate B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Alkmaar van 17 december 2015 waarbij opnieuw is geweigerd het bestemmingsplan "Locatie Stoop - Oost Graftdijk" vast te stellen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Driessen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2016
634.