ECLI:NL:RVS:2016:3005

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
9 november 2016
Zaaknummer
201607902/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling

Op 8 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 7 oktober 2016. In deze uitspraak had de rechtbank de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om deze aanvraag af te wijzen, vernietigd. De staatssecretaris had op 29 augustus 2016 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing niet terecht was.

De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij de voorzieningenrechter vroeg om de uitspraak van de rechtbank te schorsen, met name de onverbindendverklaring van een ministeriële regeling die Marokko als veilig land van herkomst aanmerkte. De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de argumenten in het hogerberoepschrift, het niet uitgesloten kon worden dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand zou blijven. De voorzieningenrechter vond geen bijzondere belangen die tegen schorsing pleitten en besloot het verzoek van de staatssecretaris als kennelijk gegrond toe te wijzen.

De voorzieningenrechter schorste de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de ministeriële regeling met betrekking tot Marokko onverbindend verklaarde. De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 november 2016.

Uitspraak

201607902/2/V2.
Datum uitspraak: 8 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 7 oktober 2016 in zaak nr. 16/19853 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 7 oktober 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, de aanvraag van de vreemdeling afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De staatssecretaris heeft, voor zover hier van belang, bij ministeriële regeling van 10 februari 2016, nummer 732095, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: VV 2000; Stcrt. 2016, 8083), Marokko aangemerkt als veilig land van herkomst in de zin van artikel 3.37f, derde lid, van het VV 2000. De rechtbank heeft deze regeling onverbindend verklaard, voor zover de staatssecretaris daarin Marokko als veilig land van herkomst heeft aangemerkt.
2. Het verzoek van de staatssecretaris komt erop neer dat hij de voorzieningenrechter verzoekt om de aangevallen uitspraak bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, voor zover daarin voormelde ministeriële regeling met betrekking tot Marokko onverbindend is verklaard.
Gelet op hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd, valt niet uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de staatssecretaris terecht de aanvraag van de vreemdeling heeft afgewezen. Gelet hierop en nu de schriftelijke uiteenzetting van de vreemdeling geen blijk geeft van bijzondere belangen die er thans toe nopen dat schorsing van de aangevallen uitspraak achterwege moet blijven, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
3. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 7 oktober 2016 in zaak nr. 16/19853, voor zover daarin de ministeriële regeling van 10 februari 2016, nummer 732095, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, met betrekking tot Marokko onverbindend is verklaard.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Loon
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2016
791.