ECLI:NL:RVS:2016:2954

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
9 november 2016
Zaaknummer
201601743/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunning voor horecabedrijf in Wijk en Aalburg

Op 9 november 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant uit Wijk en Aalburg tegen de burgemeester van Aalburg. De zaak betreft de verlening van een gewijzigde vergunning aan een vergunninghouder voor het exploiteren van een horecabedrijf, specifiek een grillroom, aan een bepaalde locatie in Wijk en Aalburg. De burgemeester had op 4 december 2014 een gewijzigde vergunning verleend, die door de appellant werd betwist. De appellant stelde dat de vergunning niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan en dat de aanwezigheid van de grillroom negatieve gevolgen zou hebben voor de woon- en leefsituatie in de omgeving.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 18 oktober 2016 werd de zaak behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. van Geilswijk, en de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. E.D. Kamsteeg en mr. F.C.E. Langenhuijsen. De Afdeling heeft overwogen dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de grillroom past binnen de bestemming ‘centrumgebied’ en dat enige overlast in een dergelijk gebied moet worden geaccepteerd. De Afdeling heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.

De Afdeling concludeerde dat de burgemeester bij de verlening van de vergunning de geldende regelgeving correct had toegepast en dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de exploitatie van de grillroom de woon- en leefsituatie in de omgeving op ontoelaatbare wijze zou beïnvloeden. De uitspraak bevestigt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij de verlening van horecavergunningen en de acceptatie van enige overlast in een centrumgebied.

Uitspraak

201601743/1/A3.
Datum uitspraak: 9 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Wijk en Aalburg, gemeente Aalburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 januari 2016 in zaak nr. 15/4121 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Aalburg.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2014 heeft de burgemeester aan [vergunninghouder] een gewijzigde vergunning verleend voor het exploiteren van een horecabedrijf, te weten [grillroom] aan de [locatie] te Wijk en Aalburg.
Bij besluit van 20 april 2015 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 januari 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. van Geilswijk, werkzaam bij Raadsio+ te Breda, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E.D. Kamsteeg en mr. F.C.E. Langenhuijsen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De relevante regelgeving is vervat in een bijlage bij deze uitspraak.
2. Bij besluit van 27 augustus 2013 heeft de burgemeester aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het exploiteren van de grillroom, bestaande uit een restaurant en een afhaalpunt.
[vergunninghouder] heeft op 3 oktober 2014 ten behoeve van wijziging van de openingstijden en uitbreiding van de exploitatie met de mogelijkheid ter plaatse alcohol te schenken een gewijzigde vergunning voor het exploiteren van een horecabedrijf aangevraagd. De burgemeester heeft bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 4 december 2014 de vergunning overeenkomstig de aanvraag aan [vergunninghouder] verleend.
3. Bij het besluit van 20 april 2015 heeft de burgemeester zich in reactie op de bezwaren van [appellant] tegen de afgifte van de vergunning op het standpunt gesteld dat de aanwezigheid van het afhaalpunt in de grillroom niet in strijd is met de voor het desbetreffende perceel geldende bestemming ‘centrumgebied’, opgenomen in het bestemmingsplan Wijk en Aalburg en dat, gelet op het karakter van de desbetreffende straat en wijk, gezien de ligging in het centrum, niet op voorhand kan worden aangenomen dat door de aanwezigheid van de grillroom de woon- en leefsituatie in de omgeving van het bedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. In reactie op de door [appellant] gestelde geuroverlast heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat bij controle van de grillroom is gebleken dat wordt voldaan aan de geurnormen die volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing zijn.
4. De rechtbank heeft overwogen dat het afhaalpunt niet inpasbaar is in de functie ‘horeca I’, die geldt voor de op de plankaart bij het bestemmingsplan als ‘centrumgebied’ aangewezen gronden, waarbinnen het perceel in kwestie ligt, maar dat deze gronden tevens onder meer voor detailhandel zijn bestemd en het afhaalpunt wel binnen die functie past en derhalve ter plaatse is toegestaan. Anders dan [appellant] stelt, zijn er geen aanknopingspunten op grond waarvan de burgemeester ervan had moeten uitgaan dat de grillroom niet aan de bij het Activiteitenbesluit milieubeheer opgenomen normen voor onder meer geur en geluid voldoet.
Niet is komen vast te staan dat van de zijde van de burgemeester is toegezegd dat de openingstijden beperkt zouden blijven, aldus de rechtbank.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het afhaalpunt van de grillroom een specifieke vorm van horeca betreft waarin het bestemmingsplan niet voorziet. De ruimtelijke effecten van een afhaalfunctie bij horeca enerzijds en detailhandel anderzijds zijn wezenlijk verschillend. In het voorontwerp van een nieuw bestemmingsplan voor de gemeente Aalburg worden lichte, middelzware en zware horeca onderscheiden en wordt een grillroom niet tot de aan detailhandel verwante lichte horeca, maar tot de middelzware horeca gerekend. Die horeca veroorzaakt aanzienlijke hinder voor omwonenden door de ruime openingstijden en is daarom ter plaatse niet toegestaan. Ook uit het rapport ‘Detailhandelsstructuur gemeente Aalburg’ kan worden afgeleid dat een grillroom die tot diep in de nacht open is niet past bij het karakter van de straat en de wijk waarin de grillroom is gevestigd, aldus [appellant].
5.1. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft betoogd geen grond om het oordeel van de rechtbank dat de afhaalfunctie van de grillroom past binnen de bestemming ‘centrumgebied’ voor onjuist te houden. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de ruimtelijke effecten van een afhaalpunt bij horeca niet zwaarder zijn dan ten aanzien van de op grond van het bestemmingsplan in dit gebied toegestane functies mag worden verwacht. Voor zover [appellant] stelt dat volgens het voorontwerp voor een nieuw bestemmingsplan een grillroom niet op het desbetreffende perceel wordt toegestaan, wat daarvan ook zij en daargelaten de juridische status van het voorontwerp, geldt dat dit ten tijde van het nemen van het bij de rechtbank bestreden besluit niet van kracht was. De burgemeester heeft zich bij de besluitvorming terecht gebaseerd op het geldende bestemmingsplan ‘Wijk en Aalburg’. Ook het rapport ‘Detailhandelsstructuur gemeente Aalburg’ maakt geen deel uit van het toetsingskader voor de verlening van de exploitatievergunning. De rechtbank heeft daarom terecht geen grond gezien voor het oordeel dat hieraan bij de beslissing op de aanvraag om deze vergunning diende te worden getoetst.
Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat ook indien, zoals de burgemeester heeft gesteld, bij controles is vastgesteld dat aan de bij het Activiteitenbesluit milieubeheer opgenomen normen voor onder meer geur en geluid wordt voldaan, de grillroom onaanvaardbare negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat meebrengt. Hierbij is van belang dat controles niet of nauwelijks plaatsvinden en niet op de momenten waarop de overlast het grootst is, aldus [appellant].
6.1. Het bestemmingsplan staat onder meer detailhandel en horeca I en II op het desbetreffende perceel toe. Gelet hierop is een zekere mate van overlast ten gevolge van de op het perceel te vestigen bedrijven reeds bij de vaststelling van het bestemmingsplan voorzien. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat, gelet op het karakter van de straat en wijk waarin het perceel ligt, in het centrum van Aalburg, omgeven door gevestigde horecagelegenheden en detailhandel, enige overlast moet worden geaccepteerd. De Afdeling acht evenals de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de overlast door de grillroom de gebruikelijke overlast in een dergelijk centrumgebied overschrijdt of van dien aard is dat de woon- en leefsituatie in de omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Het betoog faalt.
7. [appellant] betoogt ten slotte dat bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 4 december 2014 te ruime openingstijden zijn vergund en dat op dit punt ten onrechte geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. In de eerder aan [vergunninghouder] verleende exploitatievergunning waren de openingstijden aanzienlijk beperkter. Voor zover het afhaalpunt als detailhandel wordt aangemerkt, gelden minder ruime openingstijden. De rechtbank heeft dat niet onderkend, aldus [appellant].
7.1. Volgens het in de Horecanota Aalburg, Werkendam en Woudrichem vastgelegde horecabeleid worden in beginsel in de exploitatievergunning geen sluitingstijden opgenomen, omdat deze uit artikel 2:29 van de Verordening algemene plaatselijke regelgeving (APV) 2015 volgen. Naar de burgemeester heeft uiteengezet, wordt de vaste gedragslijn gevolgd dat de in de aanvraag voor een exploitatievergunning vermelde openingstijden als voorschrift in de vergunning worden opgenomen, tenzij de desbetreffende locatie reden geeft daarvan af te wijken. In dit geval is die gedragslijn ook gevolgd. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de in de vergunning toegestane openingstijden restrictiever zijn dan de openingstijden die op grond van artikel 2:29 van de APV 2015 gelden. Hij heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de locatie waar de grillroom is gevestigd geen aanleiding geeft om verdere beperkingen van de openingstijden aan de vergunninghouder op te leggen. De stelling van [appellant] dat voor detailhandel minder ruime openingstijden gelden, leidt niet tot een ander oordeel, nu vergunning is verleend voor het exploiteren van een horecabedrijf.
Het betoog faalt.
8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Koeman w.g. De Wilde
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2016
598.
BIJLAGE
Verordening algemene plaatselijke regelgeving (APV) 2015
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
[-].
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, dorpshuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
[-].
Artikel 2:28 Exploiteren van horecabedrijven
1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
3. In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
[-].
Artikel 2:29 Sluitingstijd
1. Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven tussen 02.00 uur en 05.00 uur.
2. De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras.
[-].
Voorschriften bestemmingsplan Wijk en Aalburg van de gemeente Aalburg
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
horeca I: een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken.
horeca II:
- elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit,
die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
- inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
- seksinrichting.
Artikel 4 Centrumgebied
De op de plankaart als ‘centrumgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel;
- horeca I en II;
- kantoren met en zonder baliefunctie;
- publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
- kleinschalige maatschappelijke en culturele voorzieningen;
- wonen begane grond;
- wonen verdieping.