201603022/1/A1.
Datum uitspraak: 9 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Beheersmaatschappij Breesaap B.V. en Fastned B.V, gevestigd te Rotterdam onderscheidenlijk Amsterdam (hierna tezamen en in enkelvoud: Fastned),
appellanten,
en
de minister van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2016 heeft de minister aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pompstation Vechtbrug B.V. vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (hierna: de Wbr) verleend voor het realiseren, hebben en behouden van een benzinestation met daarbij behorende wasplaats en een E-oplaadvoorziening op de verzorgingsplaats Honswijck gelegen langs rijksweg A1 zuidzijde tussen hm 13.0 en 13.7.
Tegen dit besluit heeft Fastned beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Pompstation Vechtbrug een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Fastned heeft nog nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2016, waar Fastned, vertegenwoordigd door mr. L.P.W. Mensink, advocaat te Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. A.J.H. Athmer, mr. drs. Bruggeman en F. ten Wolde, allen werkzaam bij Rijkswaterstaat (hierna: RWS), zijn verschenen. Voorts is ter zitting Pompstation Vechtbrug, vertegenwoordigd door A.A. Zonderop, en bijgestaan door mr. J.A.N. Baas, advocaat te Den Haag, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het besluit van 9 maart 2016 is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het ontwerp van het besluit heeft van 14 januari 2016 tot en met 24 februari 2016 ter inzage gelegen op het kantoor van Rijkswaterstaat West-Nederland Noord te Haarlem. De minister heeft de kennisgeving van het ontwerpbesluit gepubliceerd in verscheidene dagbladen en in de Staatscourant.
Het besluit van 9 maart 2016 heeft van 15 maart 2016 tot en met 25 april 2016 ter inzage gelegen. De minister heeft de mededeling van dit besluit gepubliceerd in verscheidene dagbladen en in de Staatscourant.
Fastned houdt zich bezig met de realisering van een landelijk dekkende infrastructuur voor het opladen van elektrische auto's, onder meer langs de Nederlandse snelwegen. Hiertoe heeft Fastned in 2011 bij de minister een aanvraag ingediend voor een vergunning ingevolge de Wbr voor het plaatsen van een zelfstandig oplaadstation voor elektrische motorvoertuigen op alle verzorgingsplaatsen langs de snelweg waar al een wegrestaurant en/of een benzinestation was gevestigd. Na een lotingsprocedure heeft de minister bij besluit van 29 februari 2016 aan Fastned een vergunning verleend voor het plaatsen en behouden van een oplaadstation met bijbehorende werken op verzorgingsplaats Honswijck langs rijksweg A1.
Fastned heeft beroep ingesteld tegen de bij besluit van 9 maart 2016 aan Pompstation Vechtbrug verleende vergunning. Fastned is van mening dat op een verzorgingsplaats geen plaats is voor twee snellaadstations, omdat daarmee een veilig en doelmatig gebruik van de verzorgingsplaats in gevaar komt.
Ontvankelijkheid van het beroep
2. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
Ingevolge het tweede lid wordt, indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft, de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Ingevolge artikel 3:13, eerste lid, zendt het bestuursorgaan, indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
Ingevolge artikel 6:13 kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende, aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
3. Ter zitting van de Afdeling heeft Pompstation Vechtbrug haar in de schriftelijke uiteenzetting ingenomen standpunt dat het beroepschrift buiten de beroepstermijn is ingediend, ingetrokken.
4. Fastned heeft geen zienswijze over het ontwerp van het besluit naar voren gebracht. Fastned betoogt dat haar dat redelijkerwijs niet kan worden verweten, omdat zij niet op de hoogte was van het feit dat een ontwerp van het besluit ter inzage was gelegd. Hiertoe voert Fastned aan dat zij, ondanks herhaalde en expliciete toezeggingen daartoe, niet is geïnformeerd over het voornemen van de minister om vergunning te verlenen voor het plaatsen van een snellaadvoorziening op verzorgingsplaats Honswijck. Voorts voert Fastned aan dat de minister op onjuiste wijze mededeling heeft gedaan van het ontwerp van het besluit, nu uit de titel van de kennisgeving niet is op te maken dat het gaat om een vergunning ingevolge de Wbr voor een snellaadvoorziening en voorts in de kennisgeving zelf een niet gangbare terminologie is gehanteerd waardoor de publicatie feitelijk onvindbaar was.
4.1. Noch uit de Awb noch uit enige andere wettelijke regeling volgt de verplichting voor de minister om Fastned, als houder van een vergunning ingevolge de Wbr voor het plaatsen en houden van een oplaadstation voor elektrische motorvoertuigen op verzorgingsplaats Honswijck, persoonlijk op de hoogte te stellen van het ontwerpbesluit dan wel de terinzagelegging ervan. Anders dan Fastned stelt, vloeit die verplichting evenmin voort uit de omstandigheid dat Fastned reeds bij e-mailbericht van 15 december 2014 te kennen heeft gegeven dat de minister afwijzend zal moeten beslissen op een aanvraag van Pompstation Vechtbrug om een vergunning voor een snellaadvoorziening op verzorgingsplaats Honswijck en het de minister aldus bekend was dat Fastned zich niet met het besluit zou kunnen verenigen.
Fastned heeft haar stelling dat namens de minister was toegezegd dat zij persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte zou worden gebracht niet aannemelijk gemaakt. De door Fastned overgelegde e-mailberichten van medewerkers van RWS bevatten geen uitdrukkelijke concrete toezegging namens de minister dat Fastned op de hoogte zou worden gesteld van ontwerpbesluiten met betrekking tot vergunningen ingevolge de Wbr op alle voor haar relevante verzorgingsplaatsen, zoals Honswijck. Voor zover in een e-mailbericht van 5 november 2015 door een medewerker van RWS Zuid-Nederland de toezegging is gedaan dat Fastned een afschrift van verleende vergunningen ingevolge de Wbr zal ontvangen, ziet die toezegging volgens het e-mailbericht uitdrukkelijk uitsluitend op vergunningen die zijn voorbereid door RWS Zuid-Nederland.
Evenmin is gebleken dat namens de minister mondeling is toegezegd dat Fastned op de hoogte zou worden gebracht van het ontwerpbesluit. Zoals ter zitting van de Afdeling door F. ten Wolde, destijds projectleider bij RWS, onweersproken is toegelicht, heeft hij Fastned te kennen gegeven dat hij zijn best zou doen om Fastned zo volledig mogelijk te informeren over voor haar relevante zaken. De Afdeling verstaat deze mondelinge afspraak aldus dat de minister hiermee een algemene inspanningsverplichting op zich heeft genomen, waarvan de inhoud en omvang niet duidelijk is bepaald. Gelet op het stelsel van de Awb en uit een oogpunt van de bescherming van belangen van derden kan deze inspanningsverplichting, gelet op de onvoldoende specifieke strekking ervan, niet worden aangemerkt als een namens de minister gedane toezegging op grond waarvan Fastned er op mocht vertrouwen dat zij persoonlijk op de hoogte zou worden gesteld van het ontwerpbesluit.
4.2. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat het Fastned redelijkerwijs niet verweten kan worden niet op de hoogte te zijn geweest van het ontwerpbesluit, omdat de kennisgeving van het ontwerpbesluit feitelijk onvindbaar was. Bij de publicatie van de kennisgeving in de Staatscourant is het ontwerpbesluit vermeld onder de titel "Kennisgeving in het kader van de uitvoering van het project Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere, Rijkswaterstaat". Weliswaar is de titel van de kennisgeving algemeen geformuleerd, maar het bevat geen onjuistheden, zoals het geval was in de door Fastned aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:251. Gelet op de tekst van de titel had het op de weg van Fastned gelegen om aan de hand van de overige tekst van de kennisgeving te beoordelen of het te nemen besluit voor haar relevant kan zijn. Naar het oordeel van de Afdeling bevat de kennisgeving in de Staatscourant overeenkomstig artikel 3:12, eerste lid, van de Awb in afdoende mate de zakelijke inhoud van het ontwerpbesluit, nu daarin is vermeld dat het voornemen bestaat een vergunning ingevolge de Wbr te verlenen voor het realiseren, hebben en behouden van een benzinestation met daarbij behorende wasplaats en een laadpaal op de verzorgingsplaats Honswijck gelegen langs rijksweg A1 zuidzijde tussen hm 13.0 en 13.7. Dat de laadpaal een snellaadvoorziening voor elektrische auto's betreft behoefde daarbij niet te worden vermeld. Geen aanknopingspunten bestaan overigens voor de juistheid van de stelling van Fastned dat onder de term "laadpaal" uitsluitend een langzaamlaadvoorziening wordt begrepen en de kennisgeving in zoverre onjuist is. Nu evenmin is gebleken dat in de kennisgeving gebruik is gemaakt van niet gangbare terminologie, waardoor deze met gebruikmaking van voor de hand liggende zoektermen niet kan worden gevonden op www.overheid.nl, is ook in zoverre geen sprake van schending van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb. Het betoog faalt.
5. Voor zover Fastned subsidiair betoogt dat het door haar aan de minister gerichte e-mailbericht van 15 december 2014 als een prematuur ingediende zienswijze dient te worden aangemerkt, slaagt dit niet. Reeds omdat de aanvraag om vergunning pas bijna een jaar later, op 2 november 2015, is ingediend, heeft de minister voormeld e-mailbericht vanwege het lange tijdsverloop terecht niet aangemerkt als zienswijze over het te nemen besluit op de aanvraag om vergunning.
6. Gelet op vorenstaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel om het door Fastned niet naar voren brengen van zienswijzen verschoonbaar te achten. Fastned kan daarom, gelet op artikel 6:13 van de Awb, geen beroep instellen tegen de vergunning ingevolge de aan Pompstation Vechtbrug verleende vergunning ingevolge de Wbr van 9 maart 2016.
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Deen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2016
604.