201507941/3/A3, 201600657/2/A3, 201601050/2/A3, 201601849/2/A3, 201601850/2/A3, 201601919/2/A3, 201601922/2/A3, 201603147/2/A3, 201603426/2/A3 en 201603751/2/A3.
Datum beslissing: 24 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te Amsterdam,
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief van 24 oktober 2016, ingekomen bij de Raad van State op diezelfde datum, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. C.J. Borman (hierna: de voorzitter), mr. H.G. Sevenster en mr. A.B.M. Hent (hierna tezamen: de staatsraden), als voorzitter onderscheidenlijk leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van zaken nrs. 201507941/1/A3, 201600657/1/A3, 201601050/1/A3, 201601849/1/A3, 201601850/1/A3, 201601919/1/A3, 201601922/1/A3, 201603147/1/A3, 201603426/1/A3 en 201603751/1/A3. (hierna: de zaken).
De staatsraden hebben niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 24 oktober 2016 ter openbare zitting behandeld. De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 24 oktober 2016 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Overweging
1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de staatsraden bij hem de gerechtvaardigde vrees hebben gewekt dat zij vooringenomen zijn. [verzoeker] voert daartoe aan dat bij het plannen van de zitting in de zaken ten onrechte geen rekening is gehouden met de door hem opgegeven verhinderdata. Daarnaast is zijn verzoek om uitstel van de zitting afgewezen. Gelet hierop heeft hij niet de gelegenheid gekregen zijn standpunten ter zitting toe te lichten, hetgeen in strijd is met het recht op een eerlijk proces, neergelegd in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). [verzoeker] voert verder aan dat de voorzitter hem krachtens artikel 8:59 van de Awb heeft opgeroepen in persoon ter zitting te verschijnen, terwijl in de uitnodiging voor de zitting staat dat zijn aanwezigheid niet verplicht is.
2.1. De beslissingen op het verzoek om uitstel van de zitting en over toepassing van artikel 8:59 van de Awb zijn processuele beslissingen. De vraag of deze beslissingen juist zijn, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure, nu het instrument van wraking volgens vaste jurisprudentie niet is bedoeld om als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen te worden aangewend. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien sprake is van een flagrante schending van eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen, die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen en indien die schending aanleiding geeft voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de betrokken staatsraad. Die situatie doet zich in dit geval niet voor. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat met voormelde beslissingen is vooruitgelopen op de beslissingen in de hoofdzaken. Het beroep van [verzoeker] op artikel 6 van het EVRM faalt derhalve.
2.2 De stelling van [verzoeker] dat zijn verzoek om wraking niet kan worden behandeld op een dag, waaronder 24 oktober 2016, waarop zijn gemachtigde blijkens diens faxbericht van 9 oktober 2016 verhinderd is, treft geen doel. Immers gezien de op voormeld faxbericht gevolgde afwijzing de behandeling van de zaken ter zitting van 24 oktober 2016 uit te stellen, had de gemachtigde er rekening mee kunnen en moeten houden dat een eventueel verzoek om wraking overeenkomstig de op de website van de Raad van State gepubliceerde Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 zou worden behandeld op de dag en het tijdstip waarop de behandeling van de zaken ter zitting zou plaatsvinden.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Oei
voorzitter griffier
670.