ECLI:NL:RVS:2016:2933
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Op 25 oktober 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, waaronder een minderjarig kind, hadden aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze waren door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 11 mei 2016 niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 18 augustus 2016 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek was gericht op het voorkomen van overdracht van de vreemdelingen gedurende de behandeling van het hoger beroep. De grieven van de vreemdelingen waren gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat zij op grond van de Europese Verordening (EU) nr. 604/2013 aan Bulgarije konden worden overgedragen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de beoordeling van deze grieven nader onderzoek vereiste, wat niet mogelijk was in deze procedure. Gezien het spoedeisende belang van de vreemdelingen, besloot de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdelingen niet mochten worden overgedragen totdat er een beslissing was genomen op het hoger beroep. Tevens werd de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 496,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.