ECLI:NL:RVS:2016:2884

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
201600349/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geslachtsnaamswijziging van minderjarige

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], de biologische vader van [kind], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 13 maart 2015 de aanvraag van Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland ingewilligd om de geslachtsnaam van [kind] te wijzigen. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen deze beslissing ongegrond verklaard. [appellant] betwistte de instemming van [kind] met de wijziging, stellende dat zij onder druk van haar pleegouders had ingestemd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 12 september 2016. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat [kind] onder druk had ingestemd met de wijziging. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag om geslachtsnaamswijziging terecht had ingewilligd. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201600349/1/A3.
Datum uitspraak: 2 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2015 in zaak nr. 15/1844 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2015 heeft de staatssecretaris de aanvraag van Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland om de geslachtsnaam van [kind] te wijzigen in [naam] ingewilligd.
Bij besluit van 10 april 2015 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2016, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R. Faasse, werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is de biologische vader van [kind], geboren op 9 november 2002. Op 29 juni 2011 heeft de rechtbank Leeuwarden Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland (thans: Regiecentrum Bescherming en Veiligheid) benoemd tot voogd over [kind]. [kind] is blijkens de gemeentelijke basisregistratie personen sinds 6 november 2008 ingeschreven op het adres van haar pleeggezin [naam]. Op 24 november 2014 heeft de voogd, met instemming van de [pleegvader], een aanvraag ingediend om haar geslachtsnaam [appellant] te wijzigen in [naam].
2. Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder c, van het Besluit geslachtsnaamswijziging wordt op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd in de geslachtsnaam van een persoon die anders dan als ouder de minderjarige tezamen met een ander als behorende tot het gezin gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed.
Ingevolge het vierde lid, onder c, wordt het verzoek afgewezen, indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris op juiste gronden de aanvraag om wijziging van de geslachtsnaam heeft ingewilligd. Daartoe voert hij aan dat [kind] niet uit vrije wil heeft ingestemd met de wijziging van haar geslachtsnaam. Volgens [appellant] is [kind] gemanipuleerd door haar pleegouders en is haar instemming onder druk tot stand gekomen. Hij stelt dat [kind] van hem wordt weggehouden.
3.1. Op 30 november 2014 heeft [kind] schriftelijk ingestemd met haar geslachtsnaamswijziging. Daarbij heeft zij toegelicht dat zij zonder de geslachtsnaam van haar pleeggezin het gevoel heeft niet volledig deel uit te maken van het gezin [naam] waarin zij enkele jaren is opgegroeid. Op 9 januari 2015 heeft [appellant] geweigerd in te stemmen met de geslachtsnaamswijziging van [kind]. Op 19 februari 2015 heeft [kind], na kennisneming van de weigering van [appellant], schriftelijk verklaard bij haar instemming te blijven. Bij besluit van 13 maart 2015 heeft de staatssecretaris de aanvraag om geslachtsnaamswijziging ingewilligd. Op 8 april 2015 heeft [kind], in het kader van de bezwaarprocedure, na kennisneming van de bezwaren van [appellant], wederom schriftelijk verklaard bij haar instemming te blijven. Bij besluit van 10 april 2015 heeft de staatssecretaris het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 13 maart 2015 in stand gelaten. Bij Koninklijk Besluit van 17 juni 2015 is de geslachtsnaam van [kind] gewijzigd van [appellant] in [naam].
De Afdeling volgt de overweging van de rechtbank dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat [kind] geen geslachtsnaamswijziging wil of dat zij daarmee onder onaanvaardbare druk van de pleegouders heeft ingestemd. Dat dit het geval zou zijn is op grond van hetgeen [appellant] heeft aangevoerd niet aannemelijk geworden. De rechtbank heeft daarom terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de staatssecretaris de aanvraag om geslachtsnaamswijziging ten onrechte heeft ingewilligd. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016
629.