ECLI:NL:RVS:2016:2872

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
201507981/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Roosendaal - Nispen en de uitbreiding van glastuinbouwbedrijf Damsigt

Op 2 november 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant en de raad van de gemeente Roosendaal over het bestemmingsplan "Buitengebied Roosendaal - Nispen". Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 8 juli 2015, voorziet in een integrale herziening van de bestemmingsplannen voor het buitengebied nabij Roosendaal en Nispen, met inbegrip van de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf Damsigt. Het college heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het van mening is dat de uitbreiding in strijd is met de geldende provinciale verordening en dat er onvoldoende waarborgen zijn dat de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf gepaard gaat met het gebruik van restwarmte van het nabijgelegen afvalverwerkingsbedrijf SITA ReEnergy.

Tijdens de zitting op 21 juni 2016 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van het college en de raad. De Afdeling heeft het onderzoek heropend en partijen de gelegenheid gegeven om nadere stukken in te dienen. In de uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat het bestemmingsplan niet voldoende waarborgen biedt voor de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf in overeenstemming met de verleende ontheffing. De Afdeling heeft het besluit van de raad vernietigd voor zover het niet is bepaald dat de oppervlakte aan netto glasopstanden op het perceel Westelijke Havendijk 33 niet meer mag bedragen dan 12 ha en voor zover niet is bepaald dat bij uitbreiding gebruik moet worden gemaakt van restwarmte.

De Afdeling heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien door de nodige bouw- en gebruiksregels aan de planregels toe te voegen, zodat de belangen van de betrokken partijen gewaarborgd blijven. De raad is opgedragen om deze wijzigingen binnen vier weken na de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 november 2016.

Uitspraak

201507981/1/R2.
Datum uitspraak: 2 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
appellant,
en
de raad van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Roosendaal - Nispen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft het college beroep ingesteld.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft op verzoek van de Afdeling een deskundigenbericht uitgebracht. De raad heeft zijn zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2016, waar het college, vertegenwoordigd door mr. G.C. Toenbreker, werkzaam bij de provincie, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C.P.J.M. Vergouwen en mr. M.A.B. Kools, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), waarna SITA ReEnergy Roosendaal B.V. en Damsigt B.V. desgevraagd nadere stukken hebben ingediend. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een integrale herziening van de bestemmingsplannen die gelden voor het buitengebied dat aansluit op de kernen Roosendaal en Nispen. Ten behoeve van de uitbreiding van glastuinbouwbedrijf Damsigt aan de Westelijke Havendijk 33 te Roosendaal heeft het college op 6 juli 2015 ontheffing van artikel 7.5 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant (hierna: Verordening 2014) verleend tot een maximum van 12 ha netto glas. In het plan is voorzien in een uitbreiding van het bouwvlak met de aanduiding "glastuinbouw" tot ongeveer 17,2 ha.
In de overwegingen die behoren bij de verleende ontheffing verwijst het college naar het provinciale beleid in de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014, waarin over glastuinbouw staat dat ontwikkelingsmogelijkheden met name in glastuinbouwvestigingsgebieden liggen. Belangrijk aandachtspunt is een verdere verduurzaming van de sector. Uitbreiding van kassen op solitaire locaties wordt beperkt tot bedrijven waarvoor de continuïteit voor langere termijn aannemelijk is, zodat de verdere concentratie van glastuinbouw wordt bevorderd. Voorts staat hierin dat het glastuinbouwbedrijf Damsigt een belangrijke afnemer is van de restwarmte van SITA ReEnergy. Door de uitbreiding tot 12 ha wordt een bijdrage geleverd aan de duurzame ontwikkeling van de glastuinbouw, omdat geen fossiele brandstoffen benut hoeven te worden. Verplaatsing van het glastuinbouwbedrijf naar een glastuinbouwvestigingsgebied zal deze koppeling teniet doen, omdat elders geen restwarmte beschikbaar is. Het college concludeert dat verlening van de gevraagde ontheffing in lijn is met het provinciale glastuinbouwbeleid.
3. Het college kan zich niet verenigen met de uitbreidingsmogelijkheden voor netto glas voor het bestaande glastuinbouwbedrijf tot maximaal ongeveer 17,2 ha op het perceel van Damsigt (hierna: het perceel). Het glastuinbouwbedrijf ligt buiten een vestigingsgebied of doorgroeigebied voor glastuinbouw, zodat deze uitbreiding in strijd is met artikel 7.5 van de Verordening 2014. Er is ontheffing verleend teneinde de oppervlakte van netto glas van 4,8 naar 12 ha te vergroten. De reden voor deze ontheffing is volgens het college dat het glastuinbouwbedrijf ter plaatse gebruik kan maken van de restwarmte afkomstig van het afvalverwerkingsbedrijf SITA ReEnergy aan de Potendreef te Roosendaal en op deze wijze een bijdrage kan leveren aan de duurzame ontwikkeling van glastuinbouw.
Ten onrechte is volgens het college niet in het plan geborgd dat het glastuinbouwbedrijf voor uitbreiding gebruik moet maken van de restwarmte afkomstig van het afvalverwerkingsbedrijf. Zonder planologische borging kan het glastuinbouwbedrijf, anders dan waarvoor de ontheffing is verleend, ook zonder gebruik te maken van de restwarmte verder uitbreiden dan in de Verordening 2014 is toegestaan. Voorts is in dit plan de maximale oppervlakte van netto glas ten onrechte niet tot 12 ha begrensd, zodat het glastuinbouwbedrijf verder kan uitbreiden dan waarvoor ontheffing is verleend.
Gelet op het voorgaande is het plan volgens het college niet in overeenstemming met de verleende ontheffing en daarmee in strijd met de Verordening 2014.
4. Aan het perceel is de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "glastuinbouw" toegekend. Voorts is een bouwvlak met een oppervlakte van ongeveer 17,2 ha opgenomen.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden - naast agrarisch grondgebruik - ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" tevens bestemd voor een glastuinbouwbedrijf.
Ingevolge lid 3.2.2, onder e, zijn agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken met de aanduiding "glastuinbouw".
5. Het perceel is in de Verordening 2014 aangemerkt als gemengd landelijk gebied.
Ingevolge artikel 7.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening 2014 kan een bestemmingsplan dat is gelegen in gemengd landelijk gebied bepalen dat uitbreiding van een bestaand glastuinbouwbedrijf is toegestaan tot ten hoogste 3 hectare netto glas (…).
Ingevolge artikel 36.7, eerste lid, kan het college van gedeputeerde staten op aanvraag van het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de regels van deze verordening, voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen.
Ingevolge het tweede lid kunnen aan de ontheffing voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
6. Ter zitting heeft de raad gesteld bezig te zijn met een herziening van het bestemmingsplan en daarbij tegemoet te willen komen aan de bezwaren van het college. Met het oog op definitieve geschilbeslechting heeft de raad de Afdeling verzocht om daarop vooruitlopend zelf in de zaak te voorzien door aanpassing van de planregels. Het college heeft ter zitting gesteld hiermee in te stemmen.
Verzocht is om aan artikel 3, lid 3.2.2, onder e, van de planregels de volgende bouwregel toe te voegen:
"Voor de bedrijfslocatie Westelijke Havendijk 33 te Roosendaal gelden bovendien de aanvullende voorwaarden dat bij uitbreiding van het bedrijf gebruik dient te worden gemaakt van restwarmte op basis van een energetische koppeling met het nabijgelegen afvalverwerkingsbedrijf en dat de oppervlakte aan netto glasopstanden niet meer mag bedragen dan 12 ha."
Voorts is verzocht om aan 3.4 van de planregels een nieuw lid 3.4.11 met de volgende gebruiksregel toe te voegen:
"Voor de bedrijfslocatie Westelijke Havendijk 33 te Roosendaal geldt dat het niet is toegestaan om de gronden en opstallen te gebruiken voor glastuinbouw, tenzij gebruik wordt gemaakt van restwarmte die beschikbaar is via een energetische koppeling met het nabijgelegen afvalwerkingsbedrijf."
7. De Afdeling leidt hieruit af dat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Nu niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit, voor zover in artikel 3, lid 3.2.2, onder e, van de planregels niet is bepaald dat de oppervlakte aan netto glasopstanden op het perceel Westelijke Havendijk 33 niet meer mag bedragen dan 12 ha en voor zover in de gebruiks- en bouwregels niet is bepaald dat bij uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf op dat perceel gebruik moet worden gemaakt van restwarmte van het nabijgelegen afvalwerkingsbedrijf, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
8. De Afdeling ziet mede uit overwegingen van proces-economie aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door bovenstaande bouw- en gebruiksregel aan de planregels toe te voegen en te bepalen dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit, voor zover dat op dit punt is vernietigd. De Afdeling acht niet aannemelijk dat belanghebbenden hierdoor in hun belangen worden geschaad. Daarbij betrekt de Afdeling dat SITA ReEnergy Roosendaal B.V. en Damsigt desgevraagd de Afdeling hebben bericht dat zij instemmen met het zelf voorzien door de Afdeling indien het tot een vernietiging van het bestreden besluit mocht komen en zij tevens hebben verklaard het erover eens te zijn dat met bovenstaande toevoeging aan artikel 3, lid 3.2.2, onder e, en de toevoeging van lid 3.4.11 van de planregels het gewenste resultaat kan worden bereikt. Voorts is voor andere potentiële belanghebbenden van belang dat de toegestane oppervlakte van het netto glas per saldo zal verminderen van 17,2 naar 12 ha.
9. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
10. Uit het oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Roosendaal van 8 juli 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Roosendaal - Nispen":
- voor zover in artikel 3, lid 3.2.2, onder e, van de planregels niet is bepaald dat de oppervlakte aan netto glasopstanden op het perceel Westelijke Havendijk 33 niet meer mag bedragen dan 12 ha;
- voor zover in de gebruiks- en bouwregels niet is bepaald dat bij uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf op dat perceel gebruik moet worden gemaakt van restwarmte van het nabijgelegen afvalwerkingsbedrijf;
III. bepaalt dat:
- aan artikel 3, lid 3.2.2, onder e, van de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Roosendaal - Nispen" de volgende bouwregel wordt toegevoegd:
"Voor de bedrijfslocatie Westelijke Havendijk 33 te Roosendaal gelden bovendien de aanvullende voorwaarden dat bij uitbreiding van het bedrijf gebruik dient te worden gemaakt van restwarmte op basis van een energetische koppeling met het nabijgelegen afvalverwerkingsbedrijf en dat de oppervlakte aan netto glasopstanden niet meer mag bedragen dan 12 ha";
- aan 3.4 van de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Roosendaal - Nispen" een nieuw lid 3.4.11 met de volgende gebruiksregel wordt toegevoegd:
"Voor de bedrijfslocatie Westelijke Havendijk 33 te Roosendaal geldt dat het niet is toegestaan om de gronden en opstallen te gebruiken voor glastuinbouw, tenzij gebruik wordt gemaakt van restwarmte die beschikbaar is via een energetische koppeling met het nabijgelegen afvalwerkingsbedrijf";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. draagt de raad van de gemeente Roosendaal op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen onder III worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal aan het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Schoor, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Schoor
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016
758.