ECLI:NL:RVS:2016:2766

Raad van State

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
201509207/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kartbaan 2014 en de gevolgen voor omwonenden

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Kartbaan 2014" dat op 29 september 2015 door de raad van de gemeente Strijen is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], de vereniging Skelterclub Hoekse Waard en de stichting Stichting Sport en Recreatie in de Hoeksche Waard beroep ingesteld. De appellanten zijn bezorgd over de gevolgen van de kartbaan voor de omgeving, waaronder geluid- en stankoverlast. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 augustus 2016 behandeld. De appellanten hebben aangevoerd dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar alternatieve locaties voor de kartbaan en dat het plan in strijd is met de Verordening ruimte 2014. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de kartbaan niet kan worden verplaatst en dat de bestaande situatie niet onaanvaardbaar is. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de locatie Maeslantkering geen geschikte alternatieve locatie is voor de kartbaan, gezien de geluidshinder en andere risico's. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat de raad de belangen van de appellanten voldoende heeft meegewogen in zijn besluitvorming. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de stichting Stichting Sport en Recreatie niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen van [appellant sub 1] en Skelterclub Hoekse Waard ongegrond verklaard.

Uitspraak

201509207/1/R4.
Datum uitspraak: 19 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Strijen,
2. de vereniging Skelterclub Hoekse Waard, gevestigd te Strijen, en de stichting Stichting Sport en Recreatie in de Hoeksche Waard, gevestigd te Oud-Beijerland,
en
de raad van de gemeente Strijen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Kartbaan 2014" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], Skelterclub Hoekse Waard en Stichting Sport en Recreatie beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Skelterclub Hoekse Waard en Stichting Sport en Recreatie hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2016, waar zijn verschenen [appellant sub 1], Skelterclub Hoekse Waard en Stichting Sport en Recreatie, beide vertegenwoordigd door F.G.F.M. van Kampen en L. van Kampen, bijgestaan door mr. Th.A.G. Vermeulen, alsook de raad, vertegenwoordigd door L. Bos, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door I. de Feijter, werkzaam bij Rho adviseurs.
Overwegingen
Algemeen
1. Aan de Voorweg te Strijen ligt een openlucht kartbaan. Deze kartbaan is gedeeltelijk legaal en gedeeltelijk illegaal aanwezig. Met het plan is een planologische regeling getroffen voor de gehele kartbaan.
2. Skelterclub Hoekse Waard is huurder en exploitant van de kartbaan. Stichting Sport en Recreatie is eigenaar van het terrein. Met hun beroep willen Skelterclub Hoekse Waard en Stichting Sport en Recreatie bereiken dat twee bouwwerken die op het terrein staan, als zodanig worden bestemd. Het gaat om een container met een afdak en een container met een bordes.
3. [appellant sub 1] woont op ongeveer 1200 m van de kartbaan. [appellant sub 1] geeft aan dat de bestaande kartbaan onder meer geluid- en stankoverlast veroorzaakt. Daarom staat hij verplaatsing van de kartbaan naar een andere locatie voor.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1]
-nieuwe beroepsgronden
5. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hetgeen door [appellant sub 1] naar voren is gebracht over de strijdigheid met de Verordening ruimte 2014 en de mogelijkheid van sluiting van de kartbaan niet steunt op de zienswijze die [appellant sub 1] naar voren heeft gebracht over het ontwerpplan. Het beroep is daarom volgens de raad wat die punten betreft niet-ontvankelijk.
5.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
5.2. Anders dan de raad veronderstelt staat - binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden - geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht.
De Afdeling stelt vast dat de beroepsgronden die door [appellant sub 1] zijn aangevoerd betrekking hebben op het gehele plan. Zijn zienswijze had eveneens betrekking op het gehele plan. Er zijn dan ook geen beroepsgronden gericht tegen besluitonderdelen die niet reeds in de zienswijze over het ontwerpplan zijn betrokken.
Daarom bestaat er geen grond voor het oordeel dat het beroep van [appellant sub 1] in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
-alternatieven
6. [appellant sub 1] betoogt dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar alternatieve locaties voor de kartbaan. [appellant sub 1] staat verplaatsing van de kartbaan voor naar een locatie aan de Maeslantkering nabij Rozenburg, gemeente Rotterdam. Volgens hem heeft de raad deze locatie op onjuiste gronden ongeschikt bevonden.
6.1. Bij de voorbereiding van het plan is in opdracht van de provincie Zuid-Holland (hierna: de provincie) onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de kartbaan binnen de provincie Zuid-Holland te verplaatsen. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van december 2010 van DHV B.V. ‘Verplaatsingsonderzoek Kartbaan Strijen. Een onderzoek naar alternatieven’ (bijlage 2 bij de plantoelichting). In dit onderzoek zijn binnen de provinciegrenzen vijf zoekgebieden en daarbinnen acht mogelijke locaties nader onderzocht op de geschiktheid als alternatieve locatie voor de kartbaan.
In het onderzoek zijn harde belemmeringen (bebouwde kom, infrastructuur, oppervlaktewater en Natura-2000 gebieden) en zachte belemmeringen (ecologische hoofdstructuur, nationale en provinciale landschappen en rijksbufferzones, archeologisch waardevolle gebieden, kabels en leidingen en verspreid liggende woningen) in acht genomen. Binnen de vijf zoekgebieden zijn vervolgens mogelijke locaties gezocht op basis van de volgende criteria: beschikbare ruimte, verspreid liggende gevoelige bestemmingen in de nabijheid, aaneengesloten woonbebouwing op de grootst mogelijke afstand, invloed op natuurwaarden, externe veiligheid, bereikbaarheid en kosten.
In het onderzoek wordt tot de conclusie gekomen dat er op iedere locatie aandachtspunten zijn die in meer of mindere mate als belemmering kunnen worden gezien om vestiging van de kartbaan in haar huidige vorm mogelijk te maken. De zoeklocatie Hellegatsplein ten westen van A29 is de enige locatie die in vergelijking met de huidige locatie van de kartbaan geschikter is als vestigingsplaats, gezien de aspecten geluid en bereikbaarheid. Het Hellegatsplein is echter ook onderdeel van de Ecologische Hoofstructuur (hierna: EHS), zo staat in het rapport.
In de plantoelichting staat dat de provincie het niet wenselijk acht om de kartbaan van het ene EHS-gebied naar het andere te verplaatsen. Daarom is de provincie tot de slotsom gekomen dat er binnen de provincie geen mogelijkheden zijn voor verplaatsing van de kartbaan naar een andere locatie, aldus de plantoelichting.
6.2. De gemeente Strijen heeft vervolgens een tweede onderzoek laten uitvoeren naar mogelijke alternatieve vestigingslocaties buiten de provincie, maar binnen een straal van 50 km rondom de huidige kartbaan. De resultaten daarvan zijn opgetekend in het rapport van januari 2012 van DHV B.V., ‘Locatieonderzoek Noord-Brabant en Zeeland, 2012’ (bijlage 4 bij de plantoelichting). In dit onderzoek zijn zes mogelijke zoeklocaties in kaart gebracht (drie zoeklocaties in Noord-Brabant en drie zoeklocaties in Zeeland). Het betreft gebieden waar geen sprake is van de hiervoor al omschreven harde en zachte belemmeringen, zodat deze gebieden het meest kansrijk zijn.
Uit het verplaatsingsonderzoek blijkt dat er in Noord-Brabant sprake is van slechts één gebied met voldoende ruimte om een kartbaan met een gewenste minimale grootte te kunnen herbergen. Het betreft de locatie Lepelstraat. In de provincie Zeeland hebben twee van de drie zoeklocaties voldoende ruimte beschikbaar (Anna Jacobapolder en Rilland). Van de drie mogelijke locaties in Noord-Brabant en Zeeland lijkt het gebied Rilland het meest kansrijk, vanwege het feit dat er reeds een motorcrosscircuit in de nabijheid is gesitueerd. Daarbij komt dat de gemeenten waarin de andere locaties liggen (Lepelstraat en Anna Jacobapolder) hebben aangegeven niet mee te willen werken aan de vestiging van een kartbaan. De gemeente Reimerswaal (locatie Rilland) heeft aangegeven dat ter plaatse van de desbetreffende locatie sprake is van een bestaand (ander) initiatief voor een kartbaan dat de gemeente heeft onderzocht. Deze gemeente heeft echter besloten niet mee te werken aan het initiatief omdat het niet mogelijk is gebleken een goede ruimtelijke onderbouwing tot stand te brengen, zo staat in de plantoelichting.
6.3. Ten slotte is naar aanleiding van de zienswijze van [appellant sub 1] over het ontwerpbestemmingsplan nog een aanvullend onderzoek gedaan naar de geschiktheid van de locatie Maeslantkering. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport van 9 juni 2015 van Royal Haskoning, ‘Aanvulling alternatievenonderzoek Kartbaan Strijen-Locatie Maeslantkering’(bijlage 3 bij de plantoelichting). Uit dit onderzoek blijkt dat de Maeslantkering geen alternatief is voor het verplaatsen van de kartbaan uit Strijen, omdat de ligging van plangebied binnen de Veiligheidscontour Europoort en Landtong realisatie van een kartbaan uitsluit. Verder is erop gewezen dat binnen de 55 dB(A)-contour (1.400 m) 1358 woningen liggen, en dat deze situatie ongunstiger is dan de situatie ter plaatse van de huidige kartbaan. Ten slotte staat in het onderzoek dat de ligging van plangebied binnen de risicocontouren van een brandstoftransportleiding en vervoer van gevaarlijke stoffen over het Calandkanaal, beperkingen geeft voor de realisatie van een kartbaan (toegestane personendichtheid, locatie publieksvoorzieningen). Deze beperkingen kent de huidige locatie niet.
6.4. Het bovenstaande betekent dat verplaatsing van de kartbaan niet tot de mogelijkheden behoort, aldus de raad.
6.5. In reactie op het standpunt van de raad heeft [appellant sub 1] in het bijzonder aangevoerd dat de raad er ten onrechte van is uitgegaan dat er in vergelijking met de huidige kartbaan meer woningen binnen een straal van 1.400 m van de door hem voorgestane locatie aan de Maeslantkering liggen. Volgens hem is het mogelijk om een locatie te vinden waarbij zich binnen een straal van 1.400 m minder of geen woningen bevinden.
Voor zover de raad zich op het standpunt stelt dat op de door [appellant sub 1] aangedragen locatie sprake is van een ongunstige windoriëntatie, voert [appellant sub 1] aan dat aan de oever bij Maassluis een rederij is gevestigd met een parkeerterrein ten behoeve van lossen van haar ferryboten waardoor het geluid daarvan naar de mening van [appellant sub 1] het geluid van de te vestigen kartbaan niet zal overstemmen. Hierdoor zullen de daarachter gelegen woningen geen extra geluidhinder ervaren. Bovendien zou er alleen extra geluidoverlast zijn bij wind uit zuid-oostelijke richting. De windrichting is volgens [appellant sub 1] onvoldoende meegewogen.
Ter zitting heeft [appellant sub 1] hieraan nog toegevoegd dat in Berghem reeds een kartbaan ligt. Volgens [appellant sub 1] kunnen de activiteiten van de kartbaan in Strijen ook daarnaartoe verplaatst worden.
6.6. De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan de voor- en nadelen van alternatieven in zijn afweging dient mee te nemen.
6.7. Wat betreft de door [appellant sub 1] voorgestane alternatieve locatie voor de kartbaan aan de Maeslantkering overweegt de Afdeling als volgt. In het rapport ‘Aanvulling alternatievenonderzoek Kartbaan Strijen-Locatie Maeslantkering’ staat dat de locatie Maeslantkering niet alleen ongeschikt is vanwege de geluidhinder voor omwonenden, maar ook vanwege de ligging van het plangebied binnen risicocontouren rondom brandstoftransportleidingen en vervoersroutes van gevaarlijke stoffen, alsook binnen de veiligheidscontour Europoort en Landtong. Voorts heeft de raad ter zitting nog naar voren gebracht dat uit bestuurlijk overleg met de gemeente Rotterdam is gebleken dat binnen de gemeente geen bereidheid bestaat om de vestiging van de kartbaan ter plaatse te faciliteren. Ook indien [appellant sub 1] terecht aanvoert dat er een locatie kan worden gevonden die minder geluidhinder oplevert voor omwonenden dan in het rapport staat, heeft de raad zich gezien het voorgaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de locatie Maeslantkering geen geschikte locatie voor een kartbaan is.
Wat betreft de locatie in Berghem is ter zitting gebleken dat deze locatie geen reëel alternatief is, omdat de daar gelegen baan een lengte heeft van 650 meter, terwijl de baan in Strijen ongeveer twee keer zo lang is en daarmee geschikt is voor internationale wedstrijden. Verder is de baan in Strijen opgericht ten behoeve van gebruik door de jeugd. Voor hen is van belang dat de kartbaan op relatief korte afstand van de woonplaats ligt, terwijl locatie Berghem 100 km verderop ligt. Gezien deze omstandigheden ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de locatie Berghem niet in redelijkheid ongeschikt heeft kunnen achten.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen door [appellant sub 1] is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in zoverre de voor- en nadelen van de alternatieven onvoldoende in zijn besluitvorming heeft betrokken.
Het betoog faalt.
7. [appellant sub 1] betoogt voorts dat bij het in kaart brengen van de kosten van sluiting van de kartbaan ten onrechte ook de opbrengsten van de deels illegaal opgerichte baan in de berekening zijn betrokken.
7.1. In de plantoelichting staat dat Overwater Grondbeleid Adviesbureau B.V. in opdracht van de gemeente onderzoek heeft gedaan naar de financiële consequenties van verplaatsing dan wel beëindiging van de kartbaan. In het onderzoeksrapport wordt geconcludeerd dat bij het beëindigen van de activiteiten een schadeloosstelling moet worden betaald. In het onderzoeksrapport zijn voor het bepalen van de schadeloosstelling een aantal scenario's uitgewerkt. Het volledig beëindigen van de kartbaan op de huidige locatie zal volgens het onderzoeksrapport een schadeloosstelling met zich brengen van € 2.724.000.
7.2. De Afdeling overweegt dat in het kader van de keuze voor een alternatief door de raad gewicht moet worden toegekend aan de verschillende met de alternatieven gemoeide belangen, waaronder het kostenaspect. De raad heeft zich in dit kader op het standpunt gesteld dat de gemeente niet beschikt over voldoende middelen om de begrote schadeloosstelling te financieren, zodat beëindiging van de kartbaan geen reëel alternatief is. Ter zitting heeft de raad hieraan toegevoegd dat ook indien de begrote schadeloosstelling zou worden verlaagd in verband met het gedeeltelijk illegale karakter van de kartbaan, de beslissing van de raad over de mogelijkheid om de schadeloosstelling te financieren niet anders zou uitvallen. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het kostenaspect op onjuiste wijze bij de alternatievenkeuze heeft betrokken.
Het betoog faalt.
-strijd Verordening ruimte 2014
8. [appellant sub 1] betoogt dat het plan in strijd is met de Verordening ruimte 2014 (hierna: de verordening), die de groei van niet-agrarische bedrijven in het buitengebied beperkt tot 10% van de bestaande bebouwing. [appellant sub 1] voert in dit kader aan dat met het onderhavige plan illegale bebouwing wordt gelegaliseerd en de oppervlakte van die bebouwing meer dan 10% van de legale bebouwing beslaat, zodat juridisch gezien een uitbreiding met meer dan 10% van de bestaande bebouwing plaatsvindt.
8.1. Ingevolge artikel 2.3.3 van de verordening voldoet een bestemmingsplan dat betrekking heeft op bestaande niet-agrarische bedrijven en andere bestaande niet-agrarische bebouwing op gronden buiten bestaand stads- en dorpsgebied, aan de volgende voorwaarden:
[…]
2. uitbreiding met meer dan 10% van het bruto vloeroppervlak van de onder 1 bedoelde bedrijven, wordt beschouwd als aanpassen als bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, voor zover verplaatsing naar een bedrijventerrein geen reële mogelijkheid is gebleken.
Ingevolge artikel 2.2.1, eerste lid, kan een bestemmingsplan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
[…]
b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
i. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
ii. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.
Ingevolge het derde lid, onder a, kunnen de aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen uit (een combinatie van):
i. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
ii. wegnemen van verharding,
iii. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
iv. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
8.2. Niet in geschil is dat het plan voorziet in een uitbreiding van meer dan 10% van het bruto vloeroppervlak van een bestaand niet-agrarisch bedrijf. Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 6.7 is overwogen over de verplaatsing van de kartbaan, dient de Afdeling te beoordelen of is voldaan aan het bepaalde in artikel 2.2.1, eerste lid, onder b, van de verordening.
8.3. In de plantoelichting staat dat het gebied is aangewezen als veenkern binnen een herkenbaar open zeekleigebied. Wat betreft de ruimtelijke kwaliteit staat verder in de plantoelichting dat het terrein deels reeds ruimtelijk is ingepast. Volgens de plantoelichting is in aanvulling daarop versterking van de groene rand rondom het terrein gewenst, waartoe de bestemming "Groen" is toegekend aan de gronden rondom het kartterrein.
8.4. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de polder volgens de richtpunten van de kwaliteitskaart zo veel als mogelijk open moet worden gehouden, maar dat niet is uitgesloten dat in die polder ook geconcentreerde bebouwing voorkomt, zoals de in de omgeving gelegen agrarische bedrijven die omringd zijn door erfbeplanting.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met de verordening.
Het betoog faalt.
-luchtvervuiling
9. [appellant sub 1] betoogt dat het plan leidt tot luchtvervuiling. Hiertoe voert hij aan dat de karts die op de baan rijden, worden aangedreven door een vervuilende benzinemotor. Ter zitting heeft hij nader gepreciseerd dat het hem vooral gaat om de uitlaatgassen van de karts die in zijn tuin te ruiken zijn.
9.1. Bij de voorbereiding van het plan is door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid onderzoek gedaan naar de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport ‘Luchtonderzoek voor de kartbaan te Strijen’ van 3 juli 2012 (bijlage 6 bij de plantoelichting). De conclusie in het rapport luidt dat wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
9.2. [appellant sub 1] heeft niet gemotiveerd betoogd dat de conclusie dat wordt voldaan aan de specifiek voor de luchtkwaliteit geschreven wet- en regelgeving onjuist is. Ook overigens is er geen aanleiding voor het oordeel dat het plan vanwege de gestelde geurhinder in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het aangevoerde geeft daarom in zoverre geen aanleiding voor de vernietiging van het plan.
Het betoog faalt.
-kampeeractiviteiten
10. [appellant sub 1] betoogt dat het plan ten onrechte kampeeractiviteiten op het kartterrein mogelijk maakt. Ter zitting heeft hij nader aangeduid dat het hem gaat om de geluidoverlast die de kampeeractiviteiten voor hem veroorzaken. Verder wijst hij erop dat in de nota zienswijzen staat dat het overnachten ter plaatse redelijkerwijs niet noodzakelijk is voor het normale functioneren van de kartbaan.
10.1. Volgens de verbeelding is aan een deel van het plangebied de aanduiding "parkeerterrein" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.3, van de planregels gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
a. het plaatsen of stallen van kampeermiddelen ten behoeve van overnachting is uitsluitend toegestaan:
1. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
2. voor gebruikers van de kartbaan gekoppeld aan wedstrijden;
3. maximaal 12 etmalen per jaar;
4. voor maximaal 15 kampeermiddelen per overnachting.
10.2. Los van de vraag of het voor het functioneren van de kartbaan noodzakelijk is dat ter plaatse overnacht kan worden, acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat het toestaan van kampeeractiviteiten op het kartterrein leidt tot een zodanige overlast dat ter plaatse van de woning van [appellant sub 1] geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierbij betrekt de Afdeling in de eerste plaats dat de woning van [appellant sub 1] ligt op een afstand van 1200 meter van het kartterrein. Voorts is kamperen een beperkt aantal van twaalf etmalen per jaar toegestaan. Bovendien is ook het aantal kampeermiddelen beperkt, te weten tot vijftien.
Het betoog faalt.
-verwijzing zienswijze
11. [appellant sub 1] heeft ten slotte zijn zienswijze herhaald. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. Niet is gebleken dat de weerlegging van de zienswijze onjuist zou zijn.
Het betoog faalt.
Het beroep van Skelterclub Hoekse Waard en Stichting Sport en Recreatie
-ontvankelijkheid
12. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van Skelterclub Hoekse Waard en Stichting Sport en Recreatie, voor zover ingediend door Stichting Sport en Recreatie, niet-ontvankelijk is. Hiertoe voert de raad aan dat de stichting geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht, alsook dat het beroep geen betrekking heeft op een plandeel dat ten opzichte van het ontwerpplan gewijzigd is vastgesteld.
12.1. Ter zitting heeft Stichting Sport en Recreatie zich op het standpunt gesteld dat het beroep, voor zover door haar ingesteld, ontvankelijk is wat betreft de toegekende bouwmogelijkheden die afwijken van het ontwerpplan. De bouwmogelijkheden zijn beperkt verruimd, maar bieden nog niet de door de stichting gewenste mogelijkheden, zo heeft zij ter zitting naar voren gebracht.
12.2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Stichting Sport en Recreatie heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
13. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Bij de vaststelling van het plan zijn weliswaar wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp, maar tegen de gewijzigde planvaststelling kan - zonder het tijdig indienen van zienswijzen - uitsluitend worden opgekomen indien die wijzigingen voor betrokkenen een ongunstiger positie bewerkstelligen. Voor Stichting Sport en Recreatie is daarvan geen sprake, nu de door het vastgestelde plan geboden bouwmogelijkheden ten opzichte van het ontwerpplan juist zijn verruimd.
Het beroep van Skelterclub Hoekse Waard en Stichting Sport en Recreatie, voor zover ingesteld door Stichting Sport en Recreatie, is dan ook niet-ontvankelijk.
14. Het beroep, voor zover ingesteld door Skelterclub Hoekse Waard, is wel ontvankelijk, zodat hierna inhoudelijk op het beroep wordt ingegaan.
-procedureel
15. Skelterclub Hoekse Waard betoogt dat het vastgestelde plan ten onrechte niet op de website van de gemeente onder het kopje ‘Actueel/Actuele onderwerpen/Bekendmakingen’ is gepubliceerd. Voorts betoogt Skelterclub Hoekse Waard dat bij de bekendmaking van het plan op de website van de gemeente onder het kopje ‘Wonen en Leven/Bouwen en verbouwen/Bestemmingsplannen’ een aantal wezenlijke onderzoeken ontbreekt.
15.1. Een eventueel gebrek in de terinzagelegging van het vastgestelde plan is een onregelmatigheid die zich voordoet na de vaststelling van het plan. Reeds daarom kunnen dergelijke onregelmatigheden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Los daarvan geldt dat er geen wettelijke verplichting bestaat om het plan op de gemeentelijke website te plaatsen. Bovendien stelt de Afdeling vast dat de door Skelterclub Hoekse Waard bedoelde onderzoeken wel zijn gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl
Het betoog faalt.
-bestaande containers
16. Skelterclub Hoekse Waard betoogt dat een container met afdak en een container met bordes, die beide op het kartterrein staan, ten onrechte niet als zodanig zijn bestemd. Skelterclub Hoekse Waard voert hiertoe in de eerste plaats aan dat deze containers noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering. Zij wijst er in dit kader op dat vanuit de eerste container, onder het afdak, de technische controle plaatsvindt van de karts die de baan op gaan. De andere container wordt gebruikt voor stalling en opslag, terwijl vanaf het bordes toezicht wordt gehouden op de baan. Skelterclub Hoekse Waard meent dat de raad het belang van de containers onvoldoende in zijn belangenafweging heeft betrokken, terwijl hij van de noodzaak van de containers voor de skelterclub wel op de hoogte was.
In de tweede plaats voert Skelterclub Hoekse Waard aan dat vergelijkbare kartcircuits in Lelystad, Eefde, Oldenzaal en Berghem beschikken over veel grotere technische ruimtes en ruimtes voor opslag en beheer.
Voor zover de raad zich op het standpunt stelt dat de bebouwing geconcentreerd moet worden op de noordwestzijde van het terrein, voert Skelterclub Hoekse Waard aan dat het plan ter plaatse onvoldoende bebouwingsruimte toekent.
16.1. De raad heeft onderzocht of de illegale bebouwing op het terrein als zodanig kon worden bestemd. Daarbij heeft de raad als uitgangspunt genomen dat de kartbaan ligt in een natuurgebied met landschappelijke waarden. De raad heeft alleen bouwwerken willen legaliseren die:
- reeds aanwezig waren bij de oprichting van de kartbaan;
- redelijkerwijs nodig zijn voor de exploitatie van een kartbaan;
- vanuit milieuhygiënisch oogpunt gewenst zijn;
- vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar zijn. In dat kader heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de bebouwing zo veel mogelijk moet worden geconcentreerd aan de noodwestzijde van het terrein, nabij de kantine.
De raad is tot de conclusie gekomen dat de bedoelde containers niet als zodanig kunnen worden bestemd. Hiertoe heeft hij betrokken dat de containers niet ten tijde van de oprichting van de kartbaan reeds aanwezig waren, dat niet is gebleken dat de containers verplicht zijn vanuit de bond of vanuit milieuhygiënisch oogpunt en dat de containers niet op het noordwestelijke gedeelte van het terrein liggen. Om Skelterclub Hoekse Waard tegemoet te komen heeft de raad ter plaatse van het noordwestelijk gelegen bouwvlak evenwel extra bebouwingsruimte toegekend. De oppervlakte van de huidige container met afdak bedraagt ongeveer 20 m² (12 m² aan container en 28 m² aan afdak); de oppervlakte van de huidige container met bordes bedraagt ongeveer 49 m² (14 m² aan container en 35 m² aan bordes). Ter plaatse van het noordwestelijke bouwvlak is 50 m² bebouwingruimte extra beschikbaar. Volgens de raad is dit voldoende om de huidige functies van de beide containers naar het noordwestelijke bouwvlak te kunnen verplaatsen.
16.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de twee containers illegaal zijn opgericht.
16.3. In hetgeen Skelterclub Hoekse Waard heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de bedoelde containers niet als zodanig te bestemmen. Hiertoe overweegt de Afdeling dat de te bebouwen oppervlakte van het bouwvlak dat is toegekend aan de noordwestelijke zijde van het terrein 50 m² ruimer is dan de bebouwing die daar al staat. Hoewel Skelterclub Hoekse Waard ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat het minder praktisch is om de functies die de huidige containers hebben binnen dat bouwvlak uit te oefenen, acht de Afdeling niet aannemelijk dat dit is uitgesloten. Hierbij betrekt de Afdeling in de eerste plaats dat door Skelterclub Hoekse Waard ter zitting is aangegeven dat vóór de oprichting van de container met afdak de technische controle plaatsvond vanuit een bus met een tent. In de tweede plaats betrekt de Afdeling hierbij dat niet aannemelijk is gemaakt dat het onmogelijk is om binnen het desbetreffende bouwvlak een bouwwerk te plaatsen met de functie van uitkijkpost, nu ter plaatse een maximale bouwhoogte van 3,5 meter is toegestaan. In de derde plaats heeft Skelterclub Hoekse Waard ter zitting te kennen gegeven dat de opslagfunctie van de container ook op een andere dan de huidige plek kan plaatsvinden.
Wat betreft de door Skelterclub Hoekse Waard gemaakte vergelijking met andere banen heeft de raad onbetwist gesteld dat de door de skelterclub bedoelde banen niet liggen in een natuurgebied. Gelet daarop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van vergelijkbare situaties.
Het betoog faalt.
Conclusie
17. Het beroep van Skelterclub Hoekse Waard en Stichting Sport en Recreatie is, voor zover ingesteld door Stichting Sport en Recreatie, niet-ontvankelijk.
18. De beroepen van [appellant sub 1] en Skelterclub Hoekse Waard en Stichting Sport en Recreatie, voor zover ingesteld door Skelterclub Hoekse Waard, zijn ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de vereniging Skelterclub Hoekse Waard en de stichting Stichting Sport en Recreatie in de Hoeksche Waard, voor zover ingesteld door de stichting Stichting Sport en Recreatie in de Hoeksche Waard, niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en de vereniging Skelterclub Hoekse Waard en de stichting Stichting Sport en Recreatie in de Hoeksche Waard, voor zover ingesteld door de vereniging Skelterclub Hoekse Waard, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Nijveld, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Nijveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2016
786.