201505599/2/R4.
Datum uitspraak: 12 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Oude Kern Rijsoord, gevestigd te Ridderkerk,
appellante,
en
de raad van de gemeente Ridderkerk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2015, kenmerk 137111, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Ridderkerk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder anderen de stichting beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2016, waar onder anderen de stichting, vertegenwoordigd door C.P. Groshart, bestuurslid, en de raad, vertegenwoordigd door M.W. Rienks en mr. K. van Geldorp, beiden werkzaam voor de BAR-organisatie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord [partij], vertegenwoordigd door mr. R.T.M. Lagerweij, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand.
Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:721 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen achttien weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 21 mei 2015 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht. Bij besluit van 30 juni 2016, raadsbesluitnummer 1080902, heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Buitengebied Ridderkerk" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
De stichting is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek vervolgens gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bestemmingsplan bevat een actuele juridisch-planologische regeling voor het buitengebied van de gemeente Ridderkerk. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. De stichting heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 mei 2015, omdat volgens haar de cultuurhistorische waarden in het buitengebied onvoldoende worden beschermd en zij wil voorkomen dat ruimte wordt geboden voor nieuwe bedrijven in het buitengebied.
Het beroep tegen het besluit van 21 mei 2015
2. De stichting heeft in haar beroep tegen het besluit van 21 mei 2015 onder meer aangevoerd dat in artikel 30, lid 30.1, onder 30.1.4, lid 30.2, onder 30.2.4 en lid 30.3, onder 30.3.3, van de planregels ten onrechte is voorzien in wijzigingsbevoegdheden waarmee andere functies dan glastuinbouw in kassen kunnen worden toegestaan. Volgens de stichting is dergelijk gebruik in strijd met de op 9 juli 2014 door provinciale staten vastgestelde Verordening Ruimte 2014 en leidt ander gebruik van kassen tot overlast.
2.1. Ter zitting heeft de raad verklaard dat in artikel 30, lid 30.1, onder 30.1.4, lid 30.2, onder 30.2.4 en lid 30.3, onder 30.3.3, van de planregels abusievelijk niet is voorzien in een verbod om de na de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheden toegestane vervolgfuncties in kassen uit te oefenen. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geconstateerd dat de raad zich hiermee op een ander standpunt heeft gesteld dan hij in het besluit van 21 mei 2015 heeft gedaan en dat niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding hebben gegeven. Daarom heeft de Afdeling in de tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van 21 mei 2015 in zoverre, in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2.2. Het beroep van de stichting tegen het besluit van 21 mei 2015 is gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd, voor zover in artikel 30, lid 30.1, onder 30.1.4, lid 30.2, onder 30.2.4 en lid 30.3, onder 30.3.3, van de planregels niet is bepaald dat de daar genoemde vervolgfuncties niet in kassen mogen worden uitgeoefend.
De tussenuitspraak
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen het gebrek in het besluit van 21 mei 2015 te herstellen. De raad diende daartoe met inachtneming van hetgeen onder 12.3 van de tussenuitspraak is overwogen in de planregels uit te sluiten dat na toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in artikel 30, lid 30.1, onder 30.1.4, lid 30.2, onder 30.2.4 en lid 30.3, onder 30.3.3, van de planregels de daarin opgenomen vervolgfuncties kunnen worden uitgeoefend in kassen.
Het beroep tegen het besluit van 30 juni 2016
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 30 juni 2016 het bestemmingsplan "Buitengebied Ridderkerk" opnieuw en gewijzigd vastgesteld. In artikel 30, lid 30.1, onder 30.1.4, lid 30.2, onder 30.2.4 en lid 30.3, onder 30.3.3, van de planregels is nu bepaald dat de daar genoemde vervolgfuncties niet mogen worden uitgeoefend in kassen.
5. In artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is bepaald dat het bezwaar of het beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6. De Afdeling stelt vast dat met het besluit van 30 juni 2016 niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van de stichting tegen het besluit van 21 mei 2015. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb moet het beroep daarom worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 30 juni 2016.
7. De stichting heeft naar aanleiding van het besluit van 30 juni 2016 geen zienswijze naar voren gebracht. Dit betekent dat zij geen beroepsgronden tegen dit besluit heeft aangevoerd. Het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 30 juni 2016 is daarom ongegrond.
Proceskosten
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Ridderkerk van 21 mei 2015, kenmerk 137111, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Ridderkerk van 21 mei 2015, kenmerk 137111, voor zover in artikel 30, lid 30.1, onder 30.1.4, lid 30.2, onder 30.2.4 en lid 30.3, onder 30.3.3, van de planregels niet is bepaald dat de daar genoemde vervolgfuncties niet in kassen mogen worden uitgeoefend;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Ridderkerk van 30 juni 2016, raadsbesluitnummer 1080902, ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Ridderkerk tot vergoeding van de bij de stichting Stichting Oude Kern Rijsoord in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 18,50 (zegge: achttien euro en vijftig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Ridderkerk aan de stichting Stichting Oude Kern Rijsoord het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Nijholt, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Nijholt
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2016
767.