201509360/1/A2.
Datum uitspraak: 5 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 november 2015 in zaak nr. 15/4005 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2011 voor [appellante] definitief berekend en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 3 juli 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 16 november 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2016, waar [appellante], bijgestaan door drs. J.W.M. Thoma, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. E.J.E. Groothuis, werkzaam aldaar, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ter zitting in hoger beroep hebben [appellante] en de Belastingdienst/Toeslagen overeenstemming bereikt over het aantal uren kinderopvang dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft toegezegd dat hij de kinderopvangtoeslag over 2011 voor [appellante] op basis van dat aantal uren zal vaststellen. [appellante] heeft daardoor geen belang meer bij een beoordeling van de zaak.
2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 28 januari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH1143, overweegt de Afdeling dat als een hoger beroep wegens het ontbreken van belang niet-ontvankelijk moet worden verklaard, moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het belang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een zodanige grond kan liggen in de omstandigheid dat het bestuursorgaan aan de indiener van het hoger beroep is tegemoet gekomen. Met analoge toepassing van het in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen criterium bij toepassing van artikel 8:75 van die wet is dan een proceskostenveroordeling mogelijk. Omdat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2011 voor [appellante] naar aanleiding van het hoger beroep opnieuw zal vaststellen, acht de Afdeling in dit geval grond aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
4. De Belastingdienst/Toeslagen dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 248,00 (zegge: tweehonderdachtenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2016
85-799.