201504540/1/A1.
Datum uitspraak: 5 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vennootschap onder firma Market Istanbul V.O.F., gevestigd te Hengelo,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 april 2015 in zaak nr. 14/1122 in het geding tussen:
Market Istanbul
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo.
Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2012 heeft het college geweigerd om een laad- en losplaats aan te wijzen aan de [locatie A] te Hengelo en een laad- en losplaats aangewezen aan de [locatie B] te Hengelo op maandag tot en met vrijdag van 8.00 uur tot 19.00 uur.
Bij besluit van 27 mei 2014 heeft het college het door Market Istanbul daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 april 2015, voor zover thans van belang, heeft de rechtbank het door Market Istanbul daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Market Istanbul hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] en anderen hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[partij] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. 201504617/1/A1 ter zitting behandeld op 17 mei 2016, waar Market Istanbul, vertegenwoordigd door mr. M.A. de Boer, vergezeld door ir. E. Odaci, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.S. van Dijk en P. Leemker, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [partij] gehoord.
Overwegingen
1. Market Istanbul drijft een supermarkt/slagerij op de hoek van de Boekeloseweg en de Breemarsweg te Hengelo. Omdat leveranciers van het bedrijf regelmatig hun voertuig op de rijbaan van de Boekeloseweg parkeren, heeft het college aanwijzing van een laad- en losplaats wenselijk geacht. Volgens het college zijn met de aanwijzing van de laad- en losplaats aan de [locatie B] de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer gediend. Market Istanbul is het daar niet mee eens. Volgens haar is de locatie aan de [locatie B] ongeschikt en had gekozen moeten worden voor aanwijzing van een laad- en losplaats aan de [locatie A].
Geen incidenteel hoger beroep
2. [partij] en anderen hebben in hun nader stuk vermeld dat daarmee incidenteel hoger beroep wordt ingesteld.
2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, in onder meer de uitspraak van 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:65, is voor het antwoord op de vraag of een stuk als incidenteel hoger beroepschrift in de zin van artikel 8:110, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan worden aangemerkt, niet beslissend dat uitdrukkelijk gesteld is dat incidenteel hoger beroep wordt ingesteld. Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling (Kamerstukken II 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 23 en 24) is met het bieden van de mogelijkheid van het instellen van incidenteel hoger beroep beoogd een partij de bevoegdheid te geven om naar aanleiding van het principaal hoger beroep van een wederpartij alsnog ook zelf in hoger beroep te komen. Het incidenteel hoger beroep dient daarom gronden te bevatten die gericht zijn tegen de rechtbankuitspraak. [partij] en anderen hebben in hun nader stuk aangevoerd dat een laad- en losplaats aan de [locatie A], zoals gewenst door Market Istanbul, onveilig is en dat aldaar een gebrek aan parkeerruimte bestaat. Zij hebben daarmee geen gronden aangevoerd die zich richten tegen de rechtbankuitspraak. Het nader stuk is dan ook geen incidenteel hoger beroepschrift in de zin van artikel 8:110, eerste lid, van de Awb.
Het hoger beroep van Market Istanbul
3. Market Istanbul betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het aanwijzen van een laad- en losplaats aan de [locatie B], gelet op de gevolgen voor de verkeersveiligheid, in strijd is met artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw) en dat gekozen had moeten worden voor aanwijzing van een laad- en losplaats aan de [locatie A]. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, stond het feit dat aan [partij] een omgevingsvergunning is verleend voor het maken van een uitweg aan de [locatie A] niet in de weg aan aanwijzing van die locatie als laad- en losplaats, aldus Market Istanbul. Zij voert in dit verband, onder verwijzing naar de gronden van haar hoger beroep in zaak nr. 201504617/1/A1, aan dat de rechtbank heeft miskend dat de omgevingsvergunning voor de uitweg ten onrechte is verleend.
3.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wvw kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 12, aanhef en onder a, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer moet de plaatsing of verwijdering van de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geschieden krachtens een verkeersbesluit. In genoemde bijlage wordt in hoofdstuk E ‘Parkeren en stilstaan’ onder E7 het bord ‘Gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen’ aangeduid.
Ingevolge artikel 21 vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere dan de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
3.2. Bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2016:2595, heeft de Afdeling het hoger beroep van Market Istanbul tegen de uitspraak van de rechtbank over de aan [partij] verleende omgevingsvergunning voor een uitweg aan de [locatie A] ongegrond verklaard. Gelet hierop is de rechtbank er in de aangevallen uitspraak terecht, in navolging van het college, van uitgegaan dat de verlening van de omgevingsvergunning in de weg stond aan het aanwijzen van een laad- en losplaats op die locatie. Het betoog faalt in zoverre. 3.3. De enkele omstandigheid dat een laad- en losplaats aan de [locatie A] niet (meer) mogelijk was, betekent niet dat het college de locatie aan de [locatie B] in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen als laad- en losplaats. Market Istanbul heeft gemotiveerd uiteengezet, onder verwijzing naar het in haar opdracht opgestelde rapport "Expertiserapport Verkeersbesluit [locatie B] te Hengelo" van Odaci Advies van 7 januari 2013, waarom die locatie volgens haar zodanig ongeschikt is dat aanwijzing ervan in strijd met artikel 2 van de Wvw moet worden geacht. Het college heeft naar het oordeel van de Afdeling in het besluit van 27 mei 2014 niet deugdelijk gemotiveerd waarom de locatie aan de [locatie B], mede in het licht van de kritiek in voormeld rapport, vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is en of er niet alternatieve locaties met minder bezwaren mogelijk zijn, anders dan de locatie aan de [locatie A]. Het besluit van 27 mei 2014 is in zoverre in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt in zoverre.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 27 mei 2014 ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling dat beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 27 mei 2014 vernietigen. Het college dient een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van Market Istanbul tegen het besluit van 16 oktober 2012. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 april 2015 in zaak nr. 14/1122, voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo van 27 mei 2014 ongegrond is verklaard;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van 27 mei 2014 gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 27 mei 2014;
V. bepaalt dat tegen het door het college van burgemeester en wethouders van Hengelo nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Hengelo tot vergoeding van bij de vennootschap onder firma Market Istanbul V.O.F. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.038,10 (zegge: tweeduizendachtendertig euro en tien cent), waarvan € 1.984,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Hengelo aan de vennootschap onder firma Market Istanbul V.O.F. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 825,00 (zegge: achthonderdvijfentwintig euro) voor de behandeling van het beroep en hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Grinsven
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2016
462-757.