ECLI:NL:RVS:2016:2631

Raad van State

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
5 oktober 2016
Zaaknummer
201601201/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Distelweg en de rechtsgeldigheid van de vaststelling door de gemeente Wijchen

Op 5 oktober 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Distelweg" dat op 10 december 2015 door de raad van de gemeente Wijchen is vastgesteld. Appellanten, bestaande uit [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen dat de bouw van een woning in hun omgeving hun woongenot zal aantasten. De Afdeling heeft de zaak op 1 september 2016 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, mr. B. Oudenaarden, en de raad werd vertegenwoordigd door mr. Y. Sieuwerts.

De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die noodzakelijk zijn voor een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend en beoordeelt of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De appellanten betogen dat het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en dat de raad ten onrechte niet is ingegaan op hun verzoek om een informatiebijeenkomst te organiseren.

De Afdeling concludeert dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het functieveranderingsbeleid niet van toepassing is, omdat de woningbouwmogelijkheid in het plan is gecompenseerd met de sloop van een bedrijfswoning. De Afdeling oordeelt dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de appellanten en dat de bezwaren van de appellanten niet opwegen tegen de belangen van de gemeente en de betrokken partij. De beroepen van de appellanten worden ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201601201/1/R1.
Datum uitspraak: 5 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Wijchen,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Wijchen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Wijchen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Distelweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 september 2016, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, bijgestaan door mr. B. Oudenaarden, advocaat te Arnhem, en de raad, vertegenwoordigd door mr. Y. Sieuwerts, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een bouwmogelijkheid voor een woning aan de Distelweg, kadastraal bekend sectie K, no. 1056, te Wijchen.
Het geschil
3. In 2009 heeft de gemeente van [partij] gronden aangekocht. Tussen partijen is toen overeengekomen dat [partij] ter compensatie een nieuwe woning zou mogen realiseren aan de Distelweg, kadastraal bekend sectie K, no. 1056, te Wijchen. Met dit plan wordt de bouw van de woning planologisch mogelijk gemaakt. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen wonen in de directe omgeving van het plangebied. Zowel hun woningen als de woning die in het plan mogelijk wordt gemaakt, zijn gelegen in Landschapspark Woezik. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen vinden dat de te bouwen woning niet past in de omgeving en vrezen dat hun woongenot erdoor zal worden aangetast. Verder stellen zij zich op het standpunt dat aan hun belangen door de raad ten onrechte minder gewicht is toegekend dan aan de belangen van de gemeente en van [partij].
4. De wettelijke bepalingen en planregels die in de uitspraak worden genoemd, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
De beroepen
Zorgvuldige voorbereiding
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Zij voeren hiertoe aan dat de raad ten onrechte niet is ingegaan op hun verzoek om over het ontwerpbestemmingsplan in gesprek te gaan, dan wel een informatiebijeenkomst of een commissievergadering met inspraakmogelijkheid voor omwonenden te organiseren. Daardoor heeft de raad volgens hen niet de nodige kennis omtrent de af te wegen belangen vergaard. [appellant sub 1] voert in dit verband tevens aan dat de omwonenden van het plangebied ten onrechte nooit door de gemeente zijn geïnformeerd over de intentieovereenkomst die tussen de gemeente en [partij] is gesloten. Voorts heeft de raad volgens [appellant sub 2] en anderen het plan ten onrechte gedurende de vakantieperiode ter inzage gelegd en vervolgens slechts in algemene bewoordingen op hun zienswijzen gereageerd.
5.1. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. De uniforme openbare voorbereidingsprocedure voorziet niet in een recht voor degenen die schriftelijk hun zienswijze naar voren hebben gebracht om te worden gehoord, dan wel een nadere mondelinge toelichting te geven op hun zienswijze. Verder is in de Wro, noch in de Awb, noch in enig ander wettelijk voorschrift een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur in een geval als hier aan de orde verplicht is om voor eventuele belanghebbenden een informatiebijeenkomst dan wel een commissievergadering met inspraakmogelijkheid te organiseren. Deze verplichting bestaat evenmin als het gaat om het in kennis stellen van omwonenden van door de gemeente gesloten intentieovereenkomsten ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Over het betoog van [appellant sub 2] en anderen dat het ontwerpplan ten onrechte in een vakantieperiode ter inzage heeft gelegen, overweegt de Afdeling dat het bepaalde in de Wro en de Awb zich niet tegen die handelwijze verzet. Voorts overweegt de Afdeling dat artikel 3:46 van de Awb niet in de weg staat aan de wijze waarop de raad de zienswijzen die zijn ingediend, heeft beantwoord. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
Het betoog faalt.
Strijd met gemeentelijk functieveranderingsbeleid
6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met de gemeentelijke structuurvisie van 29 mei 2009 (hierna: de structuurvisie). Zij voeren hiertoe aan dat nieuwe woningen in het buitengebied ingevolge de structuurvisie alleen zijn toegestaan als sprake is van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering als gevolg van een functieverandering van (agrarische) bedrijfsbebouwing of landgoedontwikkeling. Daarvan is volgens hen in dit geval geen sprake. [appellant sub 2] en anderen betogen in dit verband tevens dat de raad heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Zij stellen dat de raad in een aantal bestemmingsplannen waarbij in vergelijkbare ontwikkelingen werd voorzien - zoals het bestemmingsplan "Ploegweg ongenummerd te Wijchen" van 27 januari 2011 - wel de eis heeft gesteld van ruimtelijke kwaliteitsverbetering als gevolg van functieverandering door de sloop van agrarische gebouwen.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het functieveranderingsbeleid niet van toepassing is, omdat door het plan geen woning aan het buitengebied wordt toegevoegd. De woning die aanwezig was op de gronden die door [partij] aan de gemeente zijn verkocht, is volgens de raad ten behoeve van de verwezenlijking van een infrastructureel project gesloopt. Deze gronden zijn in de directe omgeving van het plangebied gelegen. De raad stelt dat het aantal woningen in het buitengebied daarom per saldo gelijk is gebleven.
6.2. Het plangebied is op de kaart bij de structuurvisie aangemerkt als "gemengde functies buitengebied / verbreden landbouw". In de structuurvisie staat dat het buitengebied in principe niet de plek is om nieuwe woningen toe te voegen en dat mogelijkheden voor woningbouw in het buitengebied enkel bestaan als sprake is van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering als gevolg van functieverandering van voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen of landgoedontwikkeling overeenkomstig de Natuurschoonwet. Niet in geschil is dat in dit geval geen sprake is van de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen of landgoedontwikkeling.
6.3. De raad heeft ter zitting nader toegelicht dat [partij] eigenaar was van een perceel met een agrarische bestemming aan de Celsiusstraat te Wijchen. Dit perceel ligt op een afstand van ongeveer een kilometer van het plangebied en wordt volgens de kaart bij de structuurvisie - net als het plangebied - gerekend tot "gemengde functies buitengebied / verbreden landbouw". Op het perceel was een bedrijfswoning aanwezig waarin [partij] destijds woonde. Omdat het perceel van [partij] benodigd was om in het kader van een infrastructureel project een tunnel te kunnen realiseren, is het door de gemeente aangekocht en vervolgens door [partij] aan de gemeente overgedragen. Ten behoeve van de realisering van de tunnel, is de bedrijfswoning op het perceel vervolgens gesloopt. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben deze gang van zaken niet betwist.
Gelet op het voorgaande overweegt de Afdeling dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het functieveranderingsbeleid zoals weergegeven in de structuurvisie, onder deze omstandigheden niet van toepassing is. Naar het oordeel van de Afdeling is geen sprake van de toevoeging van een woning in het buitengebied, nu de woningbouwmogelijkheid waarin het plan voorziet, in dit geval is gecompenseerd met de sloop van een bedrijfswoning.
Het betoog faalt.
6.4. Over de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen gemaakte vergelijking met - onder andere - het bestemmingsplan "Ploegweg ongenummerd te Wijchen" van 27 januari 2011 wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat in die gevallen het functieveranderingsbeleid wel van toepassing was: er werd agrarische bebouwing gesloopt en een woning toegevoegd aan het buitengebied. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Het betoog faalt.
Strijd met het verbod van détournement de pouvoir
7. [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad heeft gehandeld in strijd met het verbod op détournement de pouvoir, nu hij de bevoegdheid tot vaststelling van een bestemmingsplan heeft gebruikt om een privaatrechtelijke afspraak na te komen en niet om een goede ruimtelijke ordening te bewerkstelligen. [appellant sub 2] en anderen stellen dat de omstandigheid dat de gemeente een inspanningsverplichting is aangegaan, niet betekent dat de raad is ontslagen van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid om slechts bestemmingsplannen vast te stellen die bijdragen aan een goede ruimtelijke ordening. Volgens [appellant sub 2] en anderen heeft de raad zich hiervan in dit geval ten onrechte geen rekenschap gegeven.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een overeenkomst niet in de weg mag staan aan de algehele belangenafweging in het kader van een bestemmingsplanprocedure. Nu een dergelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden, is volgens de raad van strijd met het verbod van détournement de pouvoir geen sprake.
7.2. Vast staat dat tussen de gemeente en [partij] een bevoegdhedenovereenkomst is gesloten. De Afdeling overweegt dat de raad bij een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan, een afweging dient te maken van alle betrokken belangen. Omdat de overeenkomst tussen de gemeente en [partij] als een bij de vaststelling van het plan betrokken belang moet worden gekwalificeerd, diende de raad ook deze in zijn belangenafweging te betrekken.
Uit de plantoelichting blijkt dat de raad niet slechts is ingegaan op de belangen van de gemeente en van [partij], maar tevens aandacht heeft besteed aan de ruimtelijke impact van de woning en haar inpassing in het landschap. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zijn bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan heeft gebruikt in strijd met het verbod van détournement de pouvoir. De omstandigheid dat niet-ruimtelijke argumenten bij de vaststelling van het plan mede een rol hebben gespeeld, leidt niet tot het oordeel dat de raad het plan niet in overeenstemming met artikel 3.1 van de Wro heeft vastgesteld ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog faalt.
Toegestane bouwvolume van de woning niet passend in de omgeving
8. [appellant sub 1] betoogt dat het bouwvolume voor de woning waarin het plan voorziet, niet passend is in de omgeving. Hij voert hiertoe aan dat het plangebied is gelegen in Landschapspark Woezik en dat de woningen in de omgeving kleiner zijn. De afmetingen van de woning waarin het plan voorziet, passen volgens hem beter in een villawijk dan in een landschapspark. Daarnaast betoogt [appellant sub 1] dat vanuit procedureel oogpunt evenmin sprake is van een zorgvuldige planologische inpassing. Hij voert hiertoe aan dat de raad in de beantwoording van de zienswijze die [appellant sub 1] hierover heeft ingediend, onder andere heeft gewezen op een bestemmingsplan dat nog in voorbereiding is. Omdat over dat bestemmingsplan nog geen informatie beschikbaar is, is voor [appellant sub 1] onbekend tot welke herzieningen dat plan zal leiden.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bouwmogelijkheden in het plan ten opzichte van het voorheen geldende plan niet noemenswaardig zijn verruimd, zodat geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van het landschapspark. Voorts geeft de raad te kennen dat voor het gebied "Woeziksestraat e.o.", dat nu is opgenomen in een bestemmingsplan van 25 maart 2004, een bestemmingsplan in voorbereiding is, dat hoofdzakelijk conserverend van aard zal zijn en waarin dezelfde bouwmogelijkheden als in dit plan zullen worden opgenomen.
8.2. De Afdeling overweegt in de eerste plaats dat een toekomstig bestemmingsplan in deze procedure niet aan de orde kan komen. Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat, gelet op de uitlatingen van de raad, te verwachten valt dat een toekomstig bestemmingsplan de bouwmogelijkheden ten onrechte zal verruimen ten opzichte van het plan "Woeziksestraat e.o.", overweegt de Afdeling dat tegen een dergelijk besluit afzonderlijk rechtsbescherming zal openstaan. Verder wordt overwogen dat de afwegingen die in het kader van de voorbereiding van een toekomstig bestemmingsplan door de raad zijn of worden gemaakt, in de beoordeling van de beroepsgrond niet aan de orde kunnen komen.
Ingevolge de aanduiding op de verbeelding mag het bouwvolume van de woning waarin het plan voorziet, maximaal 800 m³ bedragen. Ingevolge artikel 3, lid 3.3.2, onder a, van de planregels kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen om de toegestane inhoud van de woning te vergroten, doch maximaal tot 1.000 m³. Op grond van de artikelen 6, lid 6.3.3, onder c en 15, lid 15.1.2 van de planregels bij het plan "Woeziksestraat e.o.", dat voorheen voor het plangebied gold, bedroeg het maximale bouwvolume voor een woning 750 m³ met een afwijkingsmogelijkheid van 10%. Gezien de relatief geringe omvang van het verschil in bouwvolume in dit plan in vergelijking met het voorheen geldende plan, ziet de Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwvolume in het plangebied maximaal 800 m³ mag bedragen, en slechts mag worden vergroot nadat daartoe een omgevingsvergunning is verleend.
Dat het plan in Landschapspark Woezik is gelegen maakt dit niet anders, omdat het maximale bouwvolume van 750 m³ waarin het plan "Woeziksestraat e.o." voorziet, nu juist geldt voor de woningen die nu al in dit park aanwezig zijn. Gelet daarop ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het maximale bouwvolume in het plan zozeer afwijkt van hetgeen in de omgeving gebruikelijk is, dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een dergelijk bouwvolume passend is in de omgeving.
Het betoog faalt.
Toegestane (overige) bebouwings- en gebruiksmogelijkheden te omvangrijk voor de omgeving
9. [appellant sub 1] betoogt dat de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden waarin het plan voorziet, gelet op de omgeving waarin het plangebied is gelegen, te omvangrijk zijn. Hij voert hiertoe aan dat ingevolge artikel 3 van de planregels ten onrechte onder meer 1.200 m² aan paardenbakken, een zwembad en een kleine windturbine mogelijk worden gemaakt. Volgens [appellant sub 1] passen de toegelaten bebouwings- en gebruiksmogelijkheden niet in Landschapspark Woezik - waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt - dan wel in een buitengebied.
9.1. De raad heeft te kennen gegeven dat hij bij de formulering van de planregels aansluiting heeft gezocht bij de planregels bij het bestemmingsplan "Buitengebied Wijchen", dat is vastgesteld op 31 januari 2013. De reden hiervoor is volgens de raad dat hij de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in vergelijkbare gebieden van de gemeente via de planregels zoveel mogelijk wenst te uniformeren. Dit uitgangspunt acht de Afdeling niet onredelijk. Nu [appellant sub 1] voorts niet inzichtelijk heeft gemaakt waarin voor hem het nadeel is gelegen van het opnemen van de desbetreffende bebouwings- en gebruiksregels in de planregels, ziet de Afdeling in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de raad de planregels niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
Het betoog faalt.
Waterhuishouding
10. [appellant sub 2] en anderen betogen dat de waterhuishouding in het plan onvoldoende is geregeld. Zij voeren hiertoe aan dat de gemeente er niet in is geslaagd om de strook grond aan de noordzijde van het plangebied - die van groot belang is voor de regulering van de waterhuishouding in het Landschapspark - in eigendom te verwerven. Voorts betwijfelen zij of de toekenning van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" aan de strook grond, in dit verband afdoende is.
10.1. De Afdeling stelt vast dat aan de strook grond aan de noordzijde van het perceel de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" is toegekend. In artikel 5 van de planregels zijn gronden met deze bestemming mede bestemd voor watergangen, het beheer en onderhoud van de watergangen en/of retentievoorzieningen, wateraan- en afvoer en waterberging. Hierbij dient de Keur van het Waterschap in acht te worden genomen. Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voldoende waarborgen biedt om de waterhuishouding binnen het plangebied te regelen, ondanks dat de grond niet in eigendom is van de gemeente.
Het betoog faalt.
Vrees voor verdere verdichting van de bebouwing in het Landschapspark
11. [appellant sub 1] betoogt voorts dat niet is uitgesloten dat in de toekomst in Landschapspark Woezik verdere verdichting van de bebouwing zal plaatsvinden. Hij voert hiertoe aan dat de raad in de Nota Beantwoording zienswijzen heeft gesteld dat het gemeentelijk woningbouwprogramma tot aan 2025 voorziet in de bouw van veertien woningen naar aanleiding van losse plannen en particuliere initiatieven.
11.1. De Afdeling overweegt dat dit betoog geen betrekking heeft op het voorliggende bestemmingsplan en in deze procedure daarom niet aan de orde kan komen.
Belangenafweging omtrent uitzicht en waardedaling
12. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen, welke zijn gelegen in het behouden van het open karakter van Landschapspark Woezik - en daarmee hun vrije uitzicht - en in het voorkomen van waardedaling van hun woningen.
12.1. De raad stelt zich op het standpunt dat door de toevoeging van één woning in het gebied, de open structuur van het landschap niet onevenredig wordt aangetast. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen van mening zijn dat zij door de woning waarin het plan voorziet schade zullen lijden, kunnen zij bij de gemeente een verzoek om planschade indienen.
12.2. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen - vanwege het open karakter van het gebied waarin zij wonen - allen in enigerlei mate zicht zullen hebben op de woning waarin het plan voorziet. De afstand tussen het bouwvlak van de woning waarin het plan voorziet en dichtstbij gelegen woning bedraagt ongeveer 55 m. Gelet op deze afstand heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen niet onaanvaardbaar zal worden aangetast. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat geen recht bestaat op een blijvend, ongewijzigd uitzicht en een onveranderde woon- en leefomgeving.
Wat betreft de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen, bestaat geen grond voor de verwachting dat die mogelijke waardevermindering zodanig zal zijn, dat de raad hieraan bij de afweging van de belangen een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
Het betoog faalt.
13. De beroepen zijn ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Hagen w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2016
91-831.
BIJLAGE
* Bij rechtsoverweging 5.1:
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
Artikel 3.8
1. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs elektronische weg geschiedt, en het ontwerp-besluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg wordt beschikbaar gesteld;
b. de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, onder a, gelijktijdig met de daar bedoelde plaatsing langs elektronische weg wordt toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan de betrokken waterschapsbesturen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten;
c. indien in het ontwerp gronden zijn aangewezen waarvan de bestemming in de naaste toekomst voor verwezenlijking in aanmerking komt, kennisgeving tevens geschiedt aan diegenen die in de basisregistratie kadaster staan vermeld als eigenaar van die gronden of als beperkt gerechtigde op die gronden;
d. door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht;
e. de gemeenteraad binnen twaalf weken na de termijn van terinzageligging beslist omtrent vaststelling van het bestemmingsplan.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
* Bij rechtsoverweging 7.2:
Wet ruimtelijke ordening (Wro):
Artikel 3.1
1. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de
gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied.
(…)
* Bij rechtsoverweging 8.2:
Planregels bij het bestemmingsplan "Distelweg"
Artikel 3 Wonen
3.3.2 Omgevingsvergunning inhoud woning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde de toegestane inhoud van de woningen te vergroten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 1000 m3;
(…)
Planregels bij het bestemmingsplan "Woeziksestraat e.o."
Artikel 3 Beschrijving in hoofdlijnen
De in deze beschrijving in hoofdlijnen beschreven uitgangspunten dienen in acht te worden genomen bij het verlenen van vrijstelling en het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge de voorschriften van dit plan.
3.1 Algemeen
3.1.1
Met het bestemmingsplan Woeziksestraat e.o. wordt beoogd richting te geven aan een proces waarbij de bestaand, overwegend agrarische overgangszone rond de Woeziksestraat op een verantwoorde wijze wordt omgezet in een duurzaam, gevarieerd, parkachtig uitloopgebied tussen het bedrijventerrein Bijsterhuizen, het bedrijventerrein Oost en de woonkern Wijchen.
(…)
Artikel 6 Woondoeleinden
6.3.3
Woningen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
a. de goothoogte mag maximaal 6 m bedragen;
b. de bebouwingshoogte mag maximaal 10 m bedragen;
c. de inhoud van een woning mag maximaal 750 m³ bedragen;
(…)
Artikel 15 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
15.1.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de in Artikel 3 opgenomen beschrijving in hooflijnen, vrijstelling te verlenen van de in het plan voorgeschreven maten tot een maximum van 10% van die maten.
* Bij rechtsoverweging 9:
Artikel 3 Wonen
3.2.3 Maatvoering
Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
(…)
Oppervlakte paardenbakken: maximaal 1.200 m²
3.2.5 Zwembaden
In afwijking van het bepaalde in 3.2.3 geldt voor zwembaden, niet zijnde een gebouw, dat:
a. deze uitsluitend op het zij- en/of achtererf worden gebouwd;
b. de hoogte maximaal 1 m bedraagt;
c. de afstand tot de grens van het bouwperceel minimaal 2 m bedraagt;
d. de oppervlakte maximaal 50 m² bedraagt;
e. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken op het zij- en achtererf maximaal 50% van de oppervlakte van dat zij- en achtererf bedraagt.
3.3.3 Omgevingsvergunning kleine windturbines
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde binnen het bestemmingsvlak de oprichting van 1 kleine windturbine ten behoeve van (aanvullende) stroomvoorziening op het betreffende perceel mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
(…)
* Bij rechtsoverweging 10.1:
Planregels bij het bestemmingsplan "Distelweg"
Artikel 5 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. watergangen;
b. het beheer en het onderhoud van de watergangen en/of retentievoorzieningen;
c. wateraan- en afvoer en waterberging;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing, één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de gronden als bedoeld in 5.1 zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3,5 m bedragen