ECLI:NL:RVS:2016:2596

Raad van State

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
201605749/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 17 juni 2016. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen uitzetting op 23 augustus 2016 en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd echter ingetrokken. De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt in verband met het verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek werd doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De vreemdeling had zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken op dezelfde dag dat hij het verzoek om proceskostenveroordeling indiende, wat volgens de wet vereist is. De staatssecretaris had de vreemdeling laten weten dat de geplande uitzetting was geannuleerd, wat de vreemdeling als tegemoetkoming beschouwde.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond was en veroordeelde de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 496,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, als voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Snijders, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 september 2016.

Uitspraak

201605749/3/V3
Datum uitspraak: 9 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 17 juni 2016.
Tegen de voorgenomen feitelijke uitzetting op 23 augustus 2016 heeft de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bezwaar gemaakt.
De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten. Dit verzoek is doorgezonden aan de Afdeling.
De staatssecretaris heeft een reactie ingediend.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van die wet in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
2. Anders dan de staatssecretaris in zijn reactie heeft betoogd, heeft de vreemdeling het verzoek om proceskostenveroordeling tegelijk met de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening gedaan, nu het verzoek is ingekomen op dezelfde dag als de intrekking.
3. De vreemdeling heeft zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, omdat de staatssecretaris bij brief van 19 augustus 2016 aan hem heeft laten weten dat de geplande uitzetting naar het land van herkomst is geannuleerd in verband met het verlopen van de laissez passer. Nu het verzoek om voorlopige voorziening van de vreemdeling er op was gericht te voorkomen dat hij zou worden uitgezet gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep, is de staatssecretaris aan de vreemdeling tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.
4. Het verzoek om proceskostenveroordeling dient als kennelijk gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. Verheij w.g. Snijders
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2016
279