ECLI:NL:RVS:2016:2571

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
28 september 2016
Zaaknummer
201508004/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • J. Hoekstra
  • F.C.M.A. Michiels
  • F.D. van Heijningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestemmingsplan en bouwvergunningen voor een paardenstal te Garderen

In deze zaak hebben verzoekers A en B een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedaan op 16 september 2015. Deze eerdere uitspraak verklaarde hun beroep ongegrond tegen de besluiten van de raad van de gemeente Barneveld met betrekking tot het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'. De verzoekers stelden dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren ten tijde van de eerdere uitspraak, namelijk dat er bouwvergunningen waren verleend voor de paardenstal op hun perceel te Garderen. De Afdeling heeft het verzoek tot herziening behandeld op 16 maart 2016, waarbij de raad van de gemeente Barneveld vertegenwoordigd was door mr. G.C. de Kruyf.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de bouwvergunningen voor de paardenstal en de uitbreiding daarvan dateren van vóór de eerdere uitspraak, maar dat verzoekers A en B niet op de hoogte waren van deze vergunningen. De raad erkende dat er vergunningen waren verleend, maar stelde dat de huidige stal niet onder deze vergunningen viel, omdat deze aanzienlijk groter was en anders was gesitueerd dan vergund. De Afdeling oordeelde dat de verzoekers erop mochten vertrouwen dat het gemeentebestuur hen juiste informatie zou geven naar aanleiding van hun verzoek om informatie.

Uiteindelijk concludeerde de Afdeling dat de nieuwe feiten niet zouden hebben geleid tot een andere uitspraak indien deze eerder bekend waren geweest. Het verzoek tot herziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 september 2016.

Uitspraak

201508004/1/R2.
Datum uitspraak: 28 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Garderen, gemeente Barneveld,
verzoekers,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 16 september 2015, in zaak nr. 201307247/5/R2.
Procesverloop
Bij uitspraak van 16 september 2015, in zaak nr. 201307247/5, heeft de Afdeling onder meer het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] tegen de besluiten van de raad van de gemeente Barneveld van 28 mei 2013, 25 februari 2014 en 8 juli 2014 tot vaststelling van respectievelijk het bestemmingsplan "Buitengebied 2012", de partiële herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" en de tweede partiële herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" onder meer ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2015, hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker A] en [verzoeker B] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 maart 2016, waar [verzoeker A] en de raad, vertegenwoordigd door mr. G.C. de Kruyf, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68 van Awb en de raad om een nadere toelichting gevraagd. Bij brief van 14 april 2016 heeft de raad aan dit verzoek voldaan. Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] daarop een reactie ingediend.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.
Overwegingen
1. Bij de uitspraak van de Afdeling in zaak nr. 201307247/5/R2 is het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" ongegrond verklaard. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben onder meer beroepsgronden aangewend tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie - Recreatiewoning" voor het perceel [locatie] te Garderen. Zij betoogden onder meer dat de bestaande paardenstal als zodanig had moeten worden bestemd. De Afdeling overwoog dat het gebruik van de paardenstal niet onder het gebruiksovergangsrecht viel, nu het gebruik ook in strijd was met het vorige bestemmingsplan, terwijl door [verzoeker A] en [verzoeker B] niet aannemelijk was gemaakt dat het gebruik vanaf de relevante peildatum van 2 januari 1980 onafgebroken had plaatsgevonden. De raad had, zo oordeelde de Afdeling, hierin noch anderszins aanleiding hoeven te zien dit gebruik als zodanig te bestemmen. Voorts overwoog de Afdeling dat de paardenstal ook niet onder het bouwovergangsrecht van het bestemmingsplan viel, aangezien hiervoor geen bouwvergunning was verleend. Volgens de Afdeling lag het op de weg [verzoeker A] en [verzoeker B] om aannemelijk te maken dat een bouwvergunning was verleend, doch hebben zij hiervoor geen overtuigend bewijs overgelegd. Nu ook anderszins door [verzoeker A] en [verzoeker B] niet aannemelijk was gemaakt dat de paardenstal als zodanig had moeten worden bestemd, oordeelde de Afdeling dat de raad had mogen afzien van het als zodanig bestemmen van de paardenstal.
2. [verzoeker A] en [verzoeker B] voeren aan dat zij bij brief van 29 juli 2015 aan het college van burgemeester en wethouders van Barneveld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur een verzoek hebben gedaan alle beschikbare informatie openbaar te maken over hun perceel [locatie] te Garderen. Bij besluit van 24 september 2015 is dit verzoek ingewilligd. Door het gemeentebestuur zijn diverse stukken openbaar gemaakt, waaruit volgens [verzoeker A] en [verzoeker B] kan worden afgeleid dat er, anders dan waarvan in voornoemde uitspraak wordt uitgegaan, bouwvergunningen zijn verleend voor de paardenstal op hun perceel. [verzoeker A] en [verzoeker B] menen dat de Afdeling tot een ander oordeel zou zijn gekomen, wanneer zij hiermee bekend was geweest ten tijde van de uitspraak.
3. De raad erkent dat bij besluiten van 24 februari 1976 en 22 december 1982 bouwvergunningen zijn verleend voor respectievelijk een open stal met een oppervlakte van 36,8 m2 en de uitbreiding ervan tot een oppervlakte van ongeveer 62 m2 op het perceel [locatie] te Garderen. Volgens de raad is de ter plaatse aanwezige stal met een omvang van 187 m2 echter niet vergund met deze besluiten. De raad stelt dat de nu aanwezige bebouwing niet kan worden beschouwd als deel uitmakend van de in 1976 en in 1982 verleende vergunningen, nu de aanwezige bebouwing een ander karakter heeft dan destijds is vergund, aanzienlijk groter is dan is vergund en bovendien anders is gesitueerd op het perceel.
4. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
5. De Afdeling stelt vast dat het feit dat bouwvergunningen zijn verleend voor een paardenstal en de uitbreiding ervan op het perceel [locatie], dateert van vóór de datum van de uitspraak van 16 september 2015, waarvan herziening wordt verzocht en dat dit feit bij [verzoeker A] en [verzoeker B] vóór die datum niet bekend was noch redelijkerwijs bekend had kunnen zijn. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [verzoeker A] en [verzoeker B] al in de zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan gemotiveerd hebben aangegeven dat de op hun perceel aanwezige bebouwing met vergunning is gerealiseerd, doch dat zij niet over die vergunning beschikken. Een terzake onderbouwde reactie daarop van de raad is vervolgens uitgebleven. Eerst na een verzoek om informatie door [verzoeker A] en [verzoeker B] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, welk verzoek is gedaan voor de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht doch waarop een besluit is genomen na verdaging en daarom na de datum van de uitspraak, heeft de raad stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat bouwvergunningen zijn verleend voor bouwwerken op het perceel. Vervolgens is pas nadat de Afdeling het verzoek om herziening van [verzoeker A] en [verzoeker B] op de zitting van 16 maart 2016 had behandeld en het onderzoek had heropend met toepassing van artikel 8:68 van de Awb alle beschikbare informatie door de raad overgelegd. Voorts betrekt de Afdeling in haar oordeel dat [verzoeker A] en [verzoeker B] erop mochten vertrouwen dat het gemeentebestuur juiste inlichtingen geeft naar aanleiding van een verzoek om informatie van feitelijke aard - zoals dit destijds door de Stichting advisering bestuursrechtspraak is gedaan in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht - waarover bij uitstek het gemeentebestuur beschikt en die voor [verzoeker A] en [verzoeker B] weinig toegankelijk is (vergelijk ECLI:NL:RVS:2010:BL8745).
5.1. Met de besluiten van 24 februari 1976 en 22 december 1982 zijn bouwvergunningen verleend voor het bouwen van een open stal op het perceel Hoge Boeschoterweg met een oppervlakte van ongeveer 36,8 m2 en het vervolgens uitbreiden daarvan tot een oppervlakte van ongeveer 62 m2. Blijkens de vergunning van 24 februari 1976 gaat het om een stal die is bestemd voor pony’s en het opbergen van gereedschap. In de vergunning van 22 december 1982 zijn de volgende functies vermeld: stal voor pony’s, stal voor paarden, overdekte loopgang en voeropslag. Vaststaat dat de thans feitelijk aanwezige stal een omvang heeft van 187 m2. Ook staat vast dat de feitelijk aanwezige stal anders is gesitueerd op het perceel dan de vergunde stal. De afwijking in situering zou, naar [verzoeker A] en [verzoeker B] naar voren brengen, ongeveer 10 meter bedragen. Gelet op het voorgaande concludeert de Afdeling dat de feitelijk aanwezige stal aldus in afwijking van dan wel zonder bouwvergunning is gerealiseerd. Dit betekent dat de stal illegaal is en aldus, zoals ook is overwogen in de uitspraak van 16 september 2015, niet onder het bouwovergangsrecht van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" valt.
Gelet op het voorgaande is geen sprake van een feit dat tot het oordeel leidt dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van het als zodanig bestemmen van de paardenstal op het perceel [locatie] te Garderen. Derhalve had dit feit niet tot een andere uitspraak geleid, indien het vóór de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht bij de Afdeling bekend zou zijn geweest.
6. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Van Heusden
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016
647.