201601119/1/R4.
Datum uitspraak: 21 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Den Haag,
2. [appellant sub 2], wonend te Den Haag,
3. [appellant sub 3], wonend te Den Haag,
4. [appellant sub 4], wonend te Den Haag,
en
de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Duinoord" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], [appellant sub 4] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2016, waar [appellant sub 2], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, [appellant sub 3], [appellant sub 4], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Sakkee, P. Peters en ing. J.J.M. Hutten, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Ontvankelijkheid
1. [appellant sub 4] heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant sub 4] gestelde omstandigheid dat hij met het gemeentebestuur in gesprek was in het kader van een aanvraag om een beginseluitspraak, die hij op 22 juli 2013 had ingediend en die betrekking had op de ontwikkeling van de percelen [locatie 1] en aangrenzende gronden. Voor de beantwoording van de vraag of [appellant sub 4] het recht van beroep toekomt, zijn genoemde wettelijke voorschriften bepalend. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Inhoudelijk
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Met het plan wordt beoogd de bestaande stedenbouwkundige situatie zo veel mogelijk in stand te houden. Wel voorziet het plan in enkele wijzigingsbevoegdheden die het mogelijk maken de kantoren op en rond het Verhulstplein te vervangen door gebouwen met in totaal ongeveer 480 appartementen.
Het beroep van [appellant sub 1]
4. [appellant sub 1], die woont aan de [locatie 2], heeft bezwaren tegen de wijzigingsbevoegdheden in artikel 27, leden 27.1 tot en met 27.4, van de planregels die een woonbestemming mogelijk maken.
[appellant sub 1] stelt dat de in het plan voorziene bouwhoogte van 50 meter voor de markeerpunten onvoldoende is onderbouwd en niet past in het monumentale karakter van een beschermd stadsgezicht. [appellant sub 1] vindt een bouwhoogte van maximaal 25 meter aanvaardbaar. Verder zal door de mogelijke woningbouw het autoverkeer volgens hem fors toenemen, ook in de woonwijk, waardoor het woon- en leefklimaat voor de bewoners kan worden aangetast. Ook verwacht hij dat de parkeerdruk zal toenemen, evenals de kans op verkeersongelukken. Verder voert hij als bezwaar aan dat de kans op hinder door wind ten gevolge van de hoge gebouwen toeneemt. Verder stelt hij dat het standpunt van het gemeentebestuur dat er voldoende bezonning zal zijn voor de bewoners in de omgeving voorbarig is.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de twee voorziene markeerpunten van 50 meter hoog stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn. In het stedenbouwkundige plan wordt het Verhulstplein autoluw. Hierdoor ontstaat een kwalitatief hoogwaardig woonmilieu. De voorziene appartementen genereren 1500 ritten per dag. Voor het grootste gedeelte zal dit worden afgewikkeld via de President Kennedylaan, die aansluit op stedelijke en regionale hoofdwegen. Ook bij een toename van het autoverkeer in de straten in de wijk past het verkeersbeeld dat ontstaat bij een woonstraat in een 30 km-gebied en komt de hoeveelheid verkeer niet uit boven de richtlijnen voor de maximale verkeersdruk. Er kunnen maatregelen worden getroffen om sluipverkeer door de woonstraten te voorkomen. Enkele wegen rond het Verhulstplein worden heringericht als erftoegangsweg. In het plan is er vanuit gegaan dat de bewoners van de nieuwe appartementen op eigen terrein parkeren. Verder kan plaatselijk een lichte versterking van de windhinder ontstaan, maar volgens de raad zal nergens in het loopgebied een als slecht te kwalificeren situatie ontstaan. Voorts blijkt uit het bezonningsonderzoek dat op de bepalende dag (21 februari) voor bijna alle woningen aan de bezonningsnorm wordt voldaan.
4.2. In de plantoelichting (paragraaf 5.1.1) staat dat het Verhulstplein een schakelpunt is tussen de lange stedelijke lijnen van het Verversingskanaal en tramlijn 11 enerzijds en de Noordwestelijke hoofdroute (President Kennedylaan) anderzijds die hier elkaar kruisen. Daarnaast heeft het als schakelpunt ook betekenis voor het veranderende karakter en de sfeer van het groen en de Haagse Beek op dit punt. De bestaande hoogtes in en om het gebied zijn uitgangspunt voor de nieuwe bouwvolumes. Aan de Conradkade/President Kennedylaan wordt aangesloten op de bestaande bouwhoogte van 30 meter en langs de 2e Sweelinckstraat en Lubeckstraat op de bouwhoogte van 20 tot 22 meter van het seniorengebouw. Op de hoeken bij het Stadhoudersplantsoen en de Houtrustbrug kan een stedelijke markering tot 50 meter worden gerealiseerd. Hiermee wordt het geheel een herkenbaar stedelijk en samengesteld blok.
Het Verhulstplein maakt geen deel uit van het Rijksbeschermde stadgezicht, maar wel van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht van de Atlantikwall/parkway Dudok, Stadhoudersplantsoen en Segbroekplantsoen. Het plan is tot stand gekomen in overleg met onder andere de Afdeling Monumentenzorg van de gemeente. De raad heeft zo veel mogelijk aangesloten op bestaande bouwhoogtes en heeft slechts in beperkte mate een grotere hoogte toegestaan.
Gelet op het voorgaande heeft de raad bij afweging van de betrokken belangen de in het plan maximaal toegelaten bouwhoogte aanvaardbaar mogen achten. Het betoog faalt.
4.3. Voor de nieuwe woningen die het plan mogelijk maakt, is gerekend met een ritproductie van ongeveer 5 ritten per woning per etmaal, inclusief het aantal ritten door bezoekers. Dit is meer dan de landelijke richtlijnen van het CROW aanbevelen. De President Kennedylaan is volgens de raad een zwaar belaste hoofdroute, maar van een structurele congestie is geen sprake. Ten opzichte van de huidige verkeersbelasting op deze weg is de toename van het verkeer met ongeveer 1500 verkeersbewegingen relatief beperkt. Het extra verkeer vindt verspreid over de dag plaats en is veel minder gebonden aan de spits. De huidige verkeersbelasting in de omliggende woonstraten is beperkt, zodat ook bij een toename het verkeer op een goede en veilige wijze kan worden afgewikkeld in het 30 km-gebied. Voorts is het de bedoeling de wegen op en rond het Verhulstplein her in te richten overeenkomstig de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Door de half verdiepte en ondergrondse parkeergarages zullen er nauwelijks nog autobewegingen op het Verhulstplein zijn. Het op te stellen wijzigingsplan dient wat betreft het aantal parkeerplaatsen waarin moet worden voorzien, te voldoen aan de parkeernormen die zijn opgenomen in bijlage 3 van de planregels, waarnaar in artikel 24, onder b, wordt verwezen. In de parkeernormen die worden gehanteerd, is ook het mogelijke bezit van een tweede auto meegenomen. In beginsel moet op eigen terrein in de parkeerbehoefte worden voorzien. Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het verbod op splitsing van een woning, wordt, gelet op artikel 26, lid 26.1, onder a, sub 2, van de planregels, de parkeersituatie in het gebied in aanmerking genomen.
Gelet op het voorgaande heeft de raad bij afweging van de betrokken belangen de verkeerssituatie en de parkeerdruk ten gevolge van het plan aanvaardbaar mogen achten. Het betoog faalt.
4.4. Bij de voorbereiding van het plan heeft de raad een onderzoek laten verrichten naar de schaduwwerking van de bebouwing aan het Verhulstplein die het plan mogelijk maakt. Uit het hiervan opgemaakte rapport "Bouwplan Verhulstplein te Den Haag Bezonningsonderzoek" van 23 september 2015 van onderzoeksbureau Peutz blijkt dat de mogelijke bebouwing op de door het gemeentebestuur voorgeschreven toetsingsdatum 19 februari bij geen van de bestaande woningen meer schaduw geeft dan volgens de gemeentelijke normen is toegestaan.
Bij de voorbereiding van het plan heeft de raad ook een onderzoek laten doen naar de te verwachten windklimaatsituatie rondom deze bebouwing. Uit het rapport "Bouwplan Verhulstplein te Den Haag Windklimaatonderzoek met behulp van CFD" van 28 september 2015 van onderzoeksbureau Peutz blijkt dat de voorziene bebouwing plaatselijk, met name bij enkele gebouwhoeken, een toename van de hinderkans geeft. De maximaal vastgestelde hinderkans in het onderzoeksgebied neemt volgens het rapport in beperkte mate toe ten opzichte van de bestaande situatie. Volgens het rapport is het windklimaat in het plan niet slecht en wordt het gevaarcriterium niet overschreden.
Indien het college van burgemeester en wethouders gebruik maakt van zijn wijzigingsbevoegdheid dient aanvullend onderzoek te worden verricht naar de bezonning van de bestaande woningen en het windklimaat rondom de voorziene appartementengebouwen aan het Verhulstplein.
Gelet op het voorgaande heeft de raad bij afweging van de betrokken belangen de bezonning ter plaatse van de omliggende woningen van de bewoners en het windklimaat ter plaatse van de in het plan mogelijk gemaakte bebouwing aanvaardbaar mogen achten. De betogen falen.
4.5. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd over de milieu-aspecten ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad om milieuhygiënische redenen niet tot vaststelling van de wijzigingsbevoegdheden had mogen overgaan.
4.6. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat niet op voorhand onevenredig wordt aangetast. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
5. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 3] in een hoekwoning op de bovenste etage van het appartementencomplex aan het Verhulstplein. Hij heeft bezwaren tegen de wijzigingsbevoegdheid in artikel 27, lid 27.1, van de planregels die een wijziging van onder andere de bestemming "Kantoor" in een woonbestemming mogelijk maakt. Hij stelt dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een appartementengebouw naast het appartementencomplex waarin zich zijn woning bevindt, kan worden gebouwd dat op slechts 10 meter afstand van zijn woning staat. Omdat dit voorziene appartementengebouw een hoogte mag hebben van 20 tot 22 meter, verdwijnt volgens hem het weidse uitzicht dat hij thans in oostelijke richting over de stad heeft. Hij stelt dat door het plan zijn woongenot en privacy worden aangetast. Hij wil dat het woongebouw met één bouwlaag wordt verlaagd.
5.1. De raad stelt dat in de plantoelichting is aangegeven waarom is gekozen voor de bouwhoogte, bouwmassa en situering van het bouwvlak die de wijzigingsbevoegdheid mogelijk maakt. Volgens de raad is dit goed inpasbaar. De raad stelt zich op het standpunt dat het voorstel van [appellant sub 2] om bedoeld appartementengebouw te verlagen en dit in de hoogte van de torenflats te compenseren, stedenbouwkundig ongewenst is.
5.2. Voor de stedenbouwkundige onderbouwing die de raad aan de wijzigingsbevoegdheid ten grondslag heeft gelegd, verwijst de Afdeling naar hetgeen is overwogen in 4.2. Naar het oordeel van de Afdeling hoefde de raad bij afweging van de betrokken belangen aan het belang van [appellant sub 2] dat is gelegen in de handhaving van het bestaande vrije uitzicht in oostelijke richting en in de handhaving van de bestaande afstand tot gebouwen in de omgeving, geen overwegende betekenis toe te kennen. De raad mocht hierbij in aanmerking nemen dat bedoeld uitzicht alleen aanwezig is via een raam in de zijgevel van het appartementencomplex waarvan de woning van [appellant sub 2] deel uitmaakt. De woning van [appellant sub 2] is niet georiënteerd op het oostelijke deel van de stad, maar op het Verhulstplein. Het is de bedoeling op dit plein beplanting aan te brengen en dit plein aldus een groene uitstraling te geven waarop geen auto’s mogen worden geparkeerd. Voorts mocht de raad bij zijn belangenafweging betrekken dat de bouwhoogte en bouwmassa die het plan met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk maakt, niet ongebruikelijk zijn in een stedelijke omgeving.
5.3. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3]
6. [appellant sub 3] heeft bezwaren tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" dat ziet op zijn percelen aan de [locatie 1]. Hij stelt dat deze bestemming niet aansluit bij het feitelijk bestaande gebruik voor woondoeleinden, kantoor en als toonzaal en werkplaats. Hij vindt dat in het plan ten onrechte ook geen mogelijkheden zijn opgenomen om de bestaande bebouwing uit te breiden. [appellant sub 3] wenst de bestemming "Gemengd - 2" of anders de bestemming "Wonen" in plaats van een bedrijfsbestemming.
6.1. De raad heeft in zijn verweerschrift uiteengezet dat hij de percelen van [appellant sub 3] conserverend heeft bestemd overeenkomstig het vorige bestemmingsplan "Duinoord" uit 1981. [appellant sub 3] heeft geen concreet bouwplan bij het gemeentebestuur ingediend waarmee de raad bij de vaststelling van het plan rekening had behoren te houden. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid het plandeel voor bedoelde percelen kunnen vaststellen.
6.2. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 4] niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2016
177.