ECLI:NL:RVS:2016:2497

Raad van State

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
201506310/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag en bewijsvoering kosten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 2 juli 2015 haar beroep ongegrond verklaarde. De Belastingdienst/Toeslagen had op 6 juni 2014 het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2009 herzien naar nihil. Dit besluit volgde op een controle waarbij de Belastingdienst/Toeslagen stelde dat [appellante] geen recht had op de toeslag, omdat zij geen jaaropgave of maandfacturen had overgelegd die de kosten van de gastouderopvang konden aantonen. De rechtbank oordeelde dat het aan [appellante] was om bewijs te leveren van de gemaakte kosten.

Tijdens de zitting op 5 september 2016 werd [appellante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A. Speksnijder. De Belastingdienst/Toeslagen werd vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken. [appellante] voerde aan dat de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen rechtstreeks aan het gastouderbureau was betaald en dat zij het ontvangen bedrag volledig had doorbetaald aan de gastouder. Ze betoogde verder dat het haar niet kon worden aangerekend dat zij geen jaaropgave of maandfacturen had, gezien de fraude bij het gastouderbureau en het gebrek aan toegang tot de administratie.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat [appellante] niet had aangetoond dat zij kosten voor de opvang had gemaakt. Het ontbreken van maandfacturen of andere documenten maakte het onmogelijk om de hoogte van de kosten vast te stellen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot terecht had herzien naar nihil. Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201506310/1/A2.
Datum uitspraak: 21 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 juli 2015 in zaak nr. 14/4688 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2009 herzien naar nihil.
Bij besluit van 16 september 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juli 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2016, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. A. Speksnijder, advocaat te Akkrum, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordig door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, zijn verschenen.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1. [appellante] maakte in 2009 voor haar twee kinderen gebruik van kinderopvang via [gastouderbureau]. Daarvoor heeft zij kinderopvangtoeslag aangevraagd en vervolgens die toeslag in de vorm van voorschotten ontvangen. Na controle is het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] bij besluit van 6 juni 2014 herzien naar nihil.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellante] over 2009 geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. Doordat [appellante] geen jaaropgave of maandfacturen heeft overgelegd waaruit de kosten van gastouderopvang over 2009 blijken, kan de Belastingdienst/Toeslagen niet afleiden wat de kosten over dat jaar zijn geweest.
Gronden
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 ten onrechte heeft herzien naar nihil. Zij voert aan dat de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen rechtstreeks aan De Appelbloesem is betaald en dat zij het deel daarvan dat zij van De Appelbloesem heeft ontvangen in zijn geheel heeft doorbetaald aan de gastouder. Het resterende bedrag werd door middel van verrekening door de gastouder aan haar geschonken. Wegens het stopzetten van de uitbetaling van voorschotten aan [gastouderbureau] heeft de gastouder voor de maanden november en december 2009 nog een vordering jegens haar.
[appellante] betoogt voorts dat het, gelet op de fraude bij [gastouderbureau] en de omstandigheid dat zij geen toegang heeft tot de administratie van het gastouderbureau, haar in redelijkheid niet kan worden aangerekend dat zij niet over een jaaropgave of maandfacturen beschikt. Verder betoogt zij dat de Belastingdienst/Toeslagen haar had moeten informeren over het onderzoek dat door de dienst samen met de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (hierna: FIOD) werd uitgevoerd naar fraude bij [gastouderbureau].
Wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 5, van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1˚. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2˚. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3˚. de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Oordeel van de Afdeling
4. De rechtbank heeft terecht vooropgesteld dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juli 2014 in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2014:2829), uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, volgt dat degene die voor kinderopvangtoeslag in aanmerking wil komen, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor zulke opvang heeft gemaakt en wat de hoogte ervan is. Hieruit volgt dat het aan [appellante], als degene die aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag, is om documenten over te leggen waaruit de hoogte van de gemaakte kosten van kinderopvang kan worden afgeleid. Daarbij heeft de Belastingdienst/Toeslagen ter zitting toegelicht dat, omdat het gastouderbureau in de loop van 2009 zijn activiteiten heeft gestaakt, het ontbreken van een jaaropgave niet aan [appellante] wordt tegengeworpen, maar dat wel van haar verlangd kan worden dat zij maandfacturen overlegt.
5. [appellante] heeft in bezwaar een urenoverzicht, bankafschriften en een verklaring van schenking overgelegd.
[appellante] heeft hiermee niet aangetoond wat de kosten van gastouderopvang zijn geweest omdat zij geen maandfacturen of andere documenten over 2009 heeft overgelegd waaruit het totaalbedrag aan kosten blijkt. Dat de FIOD de administratie van het gastouderbureau in beslag heeft genomen en het gastouderbureau mogelijk fraude heeft gepleegd, komt voor haar risico. Het kan van de Belastingdienst/Toeslagen niet worden verwacht dat hij aan vraagouders meedeelt dat een vermoeden van fraude bij een gastouderbureau bestaat, wanneer het strafrechtelijke onderzoek naar dat gastouderbureau nog niet is afgerond. Bovendien moet degene die aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag een deugdelijke administratie bijhouden, waaruit de hoogte van de verschuldigde en daadwerkelijk betaalde kosten van de genoten kinderopvang blijkt.
Nu door het ontbreken van maandfacturen of andere documenten niet bekend is wat het totaalbedrag aan kosten van gastouderopvang over 2009 is geweest, kan evenmin worden vastgesteld of [appellante] dat totaalbedrag aan kosten daadwerkelijk heeft voldaan. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 heeft herzien naar nihil.
Ten overvloede overweegt de Afdeling onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2106 dat de kosten van opvang daadwerkelijk door de vraagouder moeten zijn gedragen om voor toeslag in aanmerking te komen, zodat de omstandigheid dat het bedrag dat [appellante] aan de gastouder had moeten betalen door de gastouder aan haar is geschonken er niet toe leidt dat zij kosten van kinderopvang heeft gehad.
Conclusie
6. Het betoog faalt.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2016
480-809.