ECLI:NL:RVS:2016:2472

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
201507017/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag en bewijsvoering kosten gastouderopvang

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 3 augustus 2015 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De Belastingdienst/Toeslagen had op 15 juli 2014 het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2010 herzien naar nihil. Dit besluit volgde op een controle waarbij de kosten voor kinderopvang niet konden worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht had gehandeld, omdat [appellante] niet kon aantonen welke kosten zij daadwerkelijk had gemaakt voor de gastouderopvang van haar drie kinderen.

Tijdens de zitting op 31 augustus 2016 werd de zaak behandeld, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen werd vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer. [appellante] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat de gecorrigeerde jaaropgaven, die zij in beroep had overgelegd, wel degelijk de juiste basis vormden voor de vaststelling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De rechtbank had echter geoordeeld dat de onderlinge afwijkingen in de jaaropgaven en het ontbreken van cruciale informatie, zoals het aantal opvanguren en de uurprijs, maakten dat [appellante] niet had aangetoond welke kosten zij had gemaakt.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2010 terecht had herzien naar nihil, omdat [appellante] niet kon aantonen dat zij recht had op de toeslag. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201507017/1/A2.
Datum uitspraak: 14 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 augustus 2015 in zaak nr. 15/1391 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2010 herzien naar nihil.
Bij besluit van 16 januari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 augustus 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2016, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, aldaar werkzaam, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] heeft in 2010 voor haar drie kinderen gebruik gemaakt van gastouderopvang via [gastouderbureau]. Daarvoor heeft zij kinderopvangtoeslag aangevraagd en in de vorm van een voorschot ontvangen. Na controle is het voorschot bij het besluit van 15 juli 2014 herzien naar nihil.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2010 terecht heeft herzien naar nihil. Het recht op kinderopvangtoeslag kan niet worden vastgesteld, omdat de kosten voor kinderopvang over 2010 niet zijn te bepalen. [appellante] heeft verschillende jaaropgaven en maandfacturen overgelegd, waaruit verschillende bedragen aan totale kosten voor kinderopvang blijken en [appellante] heeft niet aangetoond dat van de in beroep overgelegde jaaropgaven moet worden uitgegaan, aldus de rechtbank.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat voor de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag uitgegaan dient te worden van de in beroep overgelegde gecorrigeerde jaaropgaven. Zij heeft [gastouderbureau] gemachtigd alle werkzaamheden te verrichten die samenhangen met de aanvraag kinderopvangtoeslag. De voorschotten kinderopvangtoeslag werden door het gastouderbureau ontvangen en onder inhouding van de bureaukosten doorbetaald aan de gastouder. De bureaukosten heeft zij zelf aan het gastouderbureau betaald, aldus [appellante].
3.1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 5, van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1º. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2º. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3º. de soort kinderopvang.
Bij de wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2010, 296) is de citeertitel van de Wet kinderopvang met ingang van 1 augustus 2010 gewijzigd in Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de Wkkp) en zijn de artikelen 1 tot en met 89 vernummerd tot 1.1 tot en met 1.89.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekt een belanghebbende de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
3.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2829, uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, vanaf 1 augustus 2010 artikel 1.7 van de Wkkp, volgt dat degene die voor kinderopvangtoeslag in aanmerking wil komen, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor zulke opvang heeft gemaakt en wat de hoogte ervan is. Het was aan [appellante], als degene die aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag, om documenten over te leggen waaruit de hoogte van de gemaakte kosten van gastouderopvang kan worden afgeleid.
3.3. [appellante] heeft in reactie op het informatieverzoek van de Belastingdienst/Toeslagen van 10 februari 2011 twee facturen van [gastouderbureau] overgelegd. Uit die facturen kan worden afgeleid dat [appellante] van januari tot en met november 2010 een bedrag van in totaal € 17.980,00 en in december 2010 een bedrag van € 1.860,00 aan kosten voor gastouderopvang, inclusief bureaukosten, heeft gehad. De kosten over 2010 die uit de facturen blijken bedragen daarmee in totaal € 19.840,00. [appellante] heeft naar aanleiding van een informatieverzoek van de Belastingdienst/Toeslagen van 15 juli 2011 drie jaaropgaven van [gastouderbureau] overgelegd. Daaruit kan worden afgeleid dat [appellante] in 2010 voor haar drie kinderen in totaal een bedrag van € 17.980,00 aan kosten voor gastouderopvang heeft gehad. In beroep heeft [appellante] wederom drie jaaropgaven van [gastouderbureau] overgelegd. Daaruit kan worden afgeleid dat [appellante] in 2010 voor haar drie kinderen in totaal een bedrag van € 17.360,00 aan kosten voor gastouderopvang heeft gehad. Gelet op deze onderling afwijkende totaalbedragen en nu op basis van de overige gegevens, in het bijzonder door het ontbreken van de uurprijs en het aantal opvanguren in de overeenkomst, niet kan worden vastgesteld van welk totaalbedrag aan kosten moet worden uitgegaan, heeft [appellante] niet aangetoond wat de kosten van gastouderopvang over 2010 zijn geweest. Dit betekent dat evenmin kan worden vastgesteld of [appellante] dat bedrag aan kosten daadwerkelijk heeft voldaan. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich reeds hierom terecht op het standpunt gesteld dat [appellante] over 2010 geen aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag voor de kosten van gastouderopvang. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2010 terecht heeft herzien naar nihil.
3.4. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2016
480-809.