ECLI:NL:RVS:2016:2360

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2016
Publicatiedatum
31 augustus 2016
Zaaknummer
201600717/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en zelfstandige woonruimte: beoordeling van bewijsstukken en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had geoordeeld dat de huurtoeslag van de wederpartij over 2011 ten onrechte was vastgesteld op nihil. De Belastingdienst/Toeslagen had de huurtoeslag teruggevorderd, omdat zij van mening was dat de wederpartij geen recht had op huurtoeslag, aangezien zij een kamer huurde en geen zelfstandige woonruimte. De wederpartij had echter foto’s en verklaringen overgelegd waaruit bleek dat de gehuurde woonruimte wel degelijk zelfstandig was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 juli 2016 behandeld. De wederpartij heeft aangetoond dat zij in 2011 een zelfstandige woonruimte huurde, ondanks dat de Belastingdienst/Toeslagen dit betwistte. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de door de wederpartij overgelegde foto’s en verklaringen voldoende bewijs vormden voor de zelfstandigheid van de woonruimte. De Belastingdienst/Toeslagen kon zich niet verenigen met dit oordeel en stelde dat de foto’s niet relevant waren voor de situatie in 2011.

De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van de wederpartij. Tevens is de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de wederpartij, die in hoger beroep zijn gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsstukken in geschillen over huurtoeslag en de criteria voor het vaststellen van zelfstandige woonruimte.

Uitspraak

201600717/1/A2.
Datum uitspraak: 31 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 december 2015 in zaak nr. 14/5879 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 8 januari 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag van [wederpartij] over 2011 definitief vastgesteld op nihil en de aan haar uitgekeerde voorschotten teruggevorderd.
Bij besluit van 14 augustus 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 december 2015 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 augustus 2014 vernietigd en de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2016, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij de dienst, en [wederpartij], zijn verschenen.
Overwegingen
1. [wederpartij] huurde in 2011 een woonruimte aan de [locatie] te Tilburg. Zij heeft hiervoor met ingang van 4 januari 2011 huurtoeslag aangevraagd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft haar vanaf 1 februari 2011 voorschotten toegekend. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de uitgekeerde bedragen teruggevorderd, omdat geen aanspraak bestaat op huurtoeslag. Uit een verklaring van de verhuurder van de woonruimte blijkt dat [wederpartij] een kamer heeft gehuurd. Nu een kamer geen zelfstandige woonruimte is als bedoeld in artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: de Wht), heeft [wederpartij] geen recht op huurtoeslag, aldus de dienst.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit de door [wederpartij] overgelegde foto’s volgt dat de woonruimte een afsluitbare toegangsdeur, een (woon-)slaapkamer, een keuken met aanrecht met aan- en afvoer voor water alsmede een kookaansluitpunt (met kooktoestel) en een volwaardig toilet had. Gelet hierop heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat de woonruimte zelfstandig was. De Belastingdienst/Toeslagen heeft miskend dat [wederpartij] in 2011 een zelfstandige woonruimte bewoonde als bedoeld in artikel 11 van de Wht, aldus de rechtbank.
3. De Belastingdienst/Toeslagen kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen. [wederpartij] heeft slechts foto’s van een woning en verklaringen van haar vader en vriendinnen overgelegd om de zelfstandigheid van de woonruimte op het toeslagadres aan te tonen. Nu de foto’s dateren uit 2014 en 2015, kan hieruit niet afgeleid worden dat deze betrekking hebben op de woonruimte van [wederpartij] in 2011. Daarnaast zijn de verklaringen van de vader en vriendinnen van [wederpartij] niet objectief van aard en heeft [wederpartij] geen andere bewijsstukken aangeleverd. Dat [wederpartij] niet meer in het bezit is van andere bewijsstukken, waaronder haar huurovereenkomst, dient voor haar rekening en risico te blijven. Voorts heeft de verhuurder meermalen verklaard dat sprake was van kamerverhuur op het toeslagadres. Er kan derhalve niet gesproken worden van een zelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wht, aldus de Belastingdienst/Toeslagen.
3.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wht wordt huurtoeslag slechts toegekend voor de huur van een woning die een zelfstandige woonruimte of een onvrije etage is.
3.2. Niet in geschil is dat ten tijde van belang op het adres [locatie] te Tilburg naast [wederpartij] nog andere personen stonden ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (thans: Basisregistratie Personen; hierna: GBA).
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7346) mag de Belastingdienst/Toeslagen er in beginsel van uitgaan dat op één GBA-adres één zelfstandige woning is gelegen en al degenen die op hetzelfde adres zijn ingeschreven, met uitzondering van de onderhuurder en degenen die behoren tot diens huishouden, aanmerken als medebewoners die behoren tot hetzelfde huishouden als de aanvrager van huurtoeslag. Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat op één GBA-adres meer zelfstandige woningen zijn gelegen door bewijsstukken waaruit blijkt dat de gehuurde woning beschikt over een eigen toegang en wezenlijke voorzieningen die niet met andere bewoners op hetzelfde adres worden gedeeld. Voorts dient de huurder aan te tonen dat degene die de Belastingdienst/Toeslagen als medebewoner heeft aangemerkt niet tot zijn huishouden behoort of heeft behoord.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of [wederpartij] heeft aangetoond dat zij in 2011 een zelfstandige woonruimte huurde.
3.3. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [wederpartij] met de door haar overgelegde foto’s uit 2014 en 2015 heeft aangetoond dat zij een zelfstandige woonruimte huurde. Uit die foto’s, die overeenkomen met foto’s van de verhuurder van de desbetreffende woonruimte, blijkt dat de door haar gehuurde woonruimte beschikte over een eigen toegang en wezenlijke voorzieningen, die niet met andere bewoners werden gedeeld. Aan de verklaring van de verhuurder, dat de foto’s op zijn website de situatie van vóór 2011 weergeven en de woonruimte sindsdien verbouwd en onzelfstandig is, kan, anders dan de Belastingdienst/Toeslagen heeft gedaan, geen doorslaggevende betekenis worden gehecht. De verhuurder heeft deze foto’s pas in 2014, en dus ver na 2011, op zijn website geplaatst, de situatie op die foto’s komt niet overeen met de overgelegde bouwtekeningen en, zoals de rechtbank ook terecht heeft overwogen, de verhuurder had er belang bij te verklaren dat hij alleen onzelfstandige woonruimten verhuurde, omdat de verhuur van zelfstandige woonruimten op die locatie niet was toegestaan en de gemeente Tilburg hem met handhaving dreigde.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De Belastingdienst/Toeslagen dient een nieuw besluit op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar te nemen. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen het door de Belastingdienst/Toeslagen te nemen nieuwe besluit op het bezwaar slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
5. De Belastingdienst/Toeslagen dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de door [wederpartij] in hoger beroep gemaakte reiskosten, te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. bepaalt dat tegen het door de Belastingdienst/Toeslagen te nemen besluit slechts beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling;
III. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 37,50 (zegge: zevenendertig euro en vijftig cent);
IV. bepaalt dat van de Belastingdienst/Toeslagen een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Ouwehand, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Ouwehand
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2016
752.