ECLI:NL:RVS:2016:2339

Raad van State

Datum uitspraak
19 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
201603843/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Bakertand, Abcovenseweg e.o.

Op 19 augustus 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoekers, wonend te Tilburg, en de raad van de gemeente Tilburg. Het geschil betreft het bestemmingsplan "Bakertand, Abcovenseweg e.o.", dat op 7 maart 2016 door de raad is vastgesteld. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 augustus 2016 ter zitting behandeld. Verzoekers zijn van mening dat de raad een groter gedeelte van het gebied had moeten betrekken bij de vaststelling van het bestemmingsplan en dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen. Ze hebben bezwaren tegen de begrenzing van het plangebied en wensen dat de raad een integraal plan vaststelt dat ook het perceel van Primagaz omvat. De raad heeft echter gesteld dat verzoekers ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geen concreet initiatief hadden dat in de planvorming kon worden betrokken.

De voorzieningenrechter overweegt dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat de raad in strijd met een goede ruimtelijke ordening kan handelen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201603843/2/R2.
Datum uitspraak: 19 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Tilburg,
en
de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Bakertand, Abcovenseweg e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld. [verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekers] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 augustus 2016, waar [verzoekers], van wie [verzoeker A], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.M.J. Geraets, mr. M.E.J.F. Cratsborn-Janssen en mr. C.A.J.M. Vleer, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het plan
2. Met het plan worden zeven woningen en een tankstation met bijbehorende bedrijfswoning als zodanig bestemd. Het vorige bestemmingsplan "Bakertand" uit 2003 zag op een groter plangebied en voorzag in de ontwikkeling van een bedrijventerrein. In dit plan waren genoemde woningen en genoemd tankstation ten behoeve van dit bedrijventerrein niet als zodanig bestemd en onder het overgangsrecht gebracht. Omdat het bedrijventerrein vooralsnog niet zal worden ontwikkeld en de raad duidelijkheid wil scheppen over de planologische situatie van de woningen in het plangebied, heeft de raad het plan vastgesteld. [verzoekers], die wonen in het plangebied, zijn het niet eens met dit plan. Zij hebben met name bezwaren tegen de begrenzing van het plangebied. Volgens [verzoekers] diende de raad voor een groter gedeelte van het plangebied uit het bestemmingsplan "Bakertand" één integraal plan vast te stellen waarbij dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd en alle belangen in samenhang met elkaar worden beoordeeld. Met hun verzoek beogen zij te bewerkstelligen dat de raad alsnog een dergelijk bestemmingsplan vaststelt. Daarbij is voor [verzoekers] met name van belang dat het perceel van Primagaz, een bedrijf dat handelt in propaangas op een locatie direct ten noorden van het plangebied, in de planvorming wordt betrokken.
Het verzoek
3. De voorzieningenrechter stelt mede op grond van de toelichting van [verzoekers] ter zitting vast dat het verzoek is ingegeven door hun belangen bij het plandeel aan de [locatie 1], waar [verzoekers] wonen, en het plandeel aan de [locatie 2], waarvan [verzoekers] eigenaar zijn en dat door hen wordt verhuurd. Aan beide plandelen is de bestemming "Wonen - Buitengebied" toegekend. [verzoekers] hebben in beroep geen bezwaren aangevoerd die specifiek zien op het perceel [locatie 1].
4. [verzoekers] voeren aan dat het bouwvlak voor het perceel [locatie 2] te klein is. Zij wensen ter plaatse nieuwe bebouwing op te richten ten behoeve van de huisvesting van vluchtelingen.
4.1. Op het perceel [locatie 2] was een poeliersbedrijf gevestigd waarvan de werkzaamheden inmiddels zijn gestaakt. De raad heeft een bouwvlak toegekend voor de bestaande woning ter plaatse. In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening is een bestemmingsplan het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld. De raad stelt dat [verzoekers] ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geen concreet initiatief hadden waarvan de ruimtelijke aanvaardbaarheid kon worden beoordeeld. Dit hebben [verzoekers] ter zitting erkend. Eerst na de vaststelling van het plan hebben [verzoekers] kenbaar gemaakt de bebouwing op het perceel [locatie 2] te willen uitbreiden voor de huisvesting van vluchtelingen. Gelet hierop kon de raad ten tijde van het voorbereiden en het nemen van het bestreden besluit geen rekening houden met dit initiatief van [verzoekers]. Het aangevoerde geeft daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid voor de omvang van het toegekende bouwvlak heeft kunnen kiezen.
5. [verzoekers] betogen dat de raad een plan had moeten vaststellen voor een groter gedeelte van het gebied Bakertand en daarbij het perceel van Primagaz had moeten betrekken, dat thans buiten het plangebied ligt. Primagaz is in het bestemmingsplan "Bakertand" ook niet als zodanig bestemd en eveneens onder het overgangsrecht gebracht. Ook Primagaz heeft verzocht om weer als zodanig te worden bestemd. Gelet op het feit dat de risicocontour van Primagaz loopt over het perceel [locatie 2] had de raad tenminste het perceel van Primagaz bij de planvorming moeten betrekken. In dat geval had de raad de wensen van Primagaz kunnen beoordelen in samenhang met de wensen van [verzoekers] voor hun perceel.
5.1. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Hij neemt daarbij in aanmerking dat het gemeentebestuur in onderhandeling is met het gemeentebestuur van Goirle over een grenscorrectie waarbij het gebied Bakertand weer tot het grondgebied van de gemeente Goirle zal behoren. Dat de raad de uitkomst van deze onderhandelingen niet wil afwachten acht de voorzieningenrechter niet onredelijk. Daarbij is van belang dat de uitkomst van de onderhandelingen thans ongewist is en dat een eventuele grenscorrectie op zijn vroegst per 1 januari 2018 zal worden gerealiseerd. Verder is van belang dat de raad op dit moment duidelijkheid wil scheppen over de planologische situatie van de woningen in het plangebied. De rechthebbenden op die woningen hebben daar belang bij, onder andere in verband met voorgenomen verkoop. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de raad ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat het plangebied niet ligt in de 10-6 risicocontour van Primagaz. Ook overigens is niet gebleken van een zodanige samenhang tussen de bedrijfsvoering van Primagaz en de in het plangebied opgenomen bestemmingen dat de raad niet in redelijkheid tot de gekozen plangrens heeft kunnen komen.
6. Voor zover [verzoekers] stellen belang te hebben bij een schorsing van het plandeel aan de [locatie 2] omdat Primagaz de raad heeft verzocht voor haar bedrijf een nieuw bestemmingsplan vast te stellen, overweegt de voorzieningenrechter nog als volgt. Schorsing van het plandeel aan de [locatie 2] heeft als gevolg dat voor dit plandeel het vorige bestemmingsplan "Bakertand" weer het geldende plan is. In het bestemmingsplan "Bakertand" is aan het plandeel aan de [locatie 2] deels de bestemming "Verkeer en Vervoer" en deels de bestemming "Ecologische zone/landschapszone" toegekend. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor het bedrijf Primagaz zou de raad bij de door [verzoekers] gewenste schorsing uit moeten gaan van deze bestemmingen en niet van de bestemming "Wonen - Buitengebied", waar meer bescherming aan toekomt in het kader van de externe veiligheid. [verzoekers] zijn in zoverre dan ook niet gebaat bij een schorsing van het plandeel voor de [locatie 2].
Slotoverwegingen
7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd en bij afweging van de betrokken belangen geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vletter, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Vletter
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2016
653.