ECLI:NL:RVS:2016:2328

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
201507734/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om herregistratie als kaakchirurg

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 28 augustus 2015 het beroep van [appellant] gegrond verklaarde. De Registratiecommissie Tandheelkundige Specialisme (RTS) had op 5 september 2014 het verzoek van [appellant] om ongedaanmaking van de doorhaling van zijn registratie als kaakchirurg in het register Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA) afgewezen. De doorhaling vond plaats omdat [appellant] niet tijdig een verzoek om herregistratie had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de RTS in strijd had gehandeld met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vernietigde het besluit van 5 februari 2015 van de RTS, maar liet de rechtsgevolgen in stand.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om ongedaanmaking van de doorhaling niet ook betrekking had op de herintreding. Hij stelt dat hij niet tijdig op de hoogte was van de herregistratie-eisen en dat de RTS hem onvoldoende heeft geïnformeerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 juli 2016 behandeld. De Afdeling oordeelt dat [appellant] voldoende tijd heeft gehad om zijn herregistratie in orde te maken, ondanks dat hij de brieven van de RTS niet heeft ontvangen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De RTS heeft volgens de Afdeling de juiste procedure gevolgd en [appellant] had zelf zorg moeten dragen voor tijdige indiening van zijn herregistratie-aanvraag.

Uitspraak

201507734/1/A3.
Datum uitspraak: 24 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 augustus 2015 in zaak nr. 15/1562 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Registratiecommissie Tandheelkundige Specialisme (hierna: RTS).
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2014 heeft de RTS het verzoek van [appellant] om ongedaanmaking van de doorhaling per 10 oktober 2013 van zijn vermelding als kaakchirurg in het register Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (hierna: MKA) afgewezen.
Bij besluit van 5 februari 2015 heeft de RTS het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 augustus 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 februari 2015 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RTS heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de RTS hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. C. Velink, advocaat te Amsterdam, en de RTS, vertegenwoordigd door mr. I.E.M. Scholten-Verheijen, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door mr. R.J.C.M. Zandvliet, werkzaam bij de RTS, zijn verschenen.
Overwegingen
Wet- en regelgeving
1. Voor de tekst van de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
2. [appellant] stond sinds 1 april 1987 als kaakchirurg in het register MKA ingeschreven. Alleen de in het register MKA opgenomen tandartsen mogen de bijbehorende specialistentitel van kaakchirurg voeren. Op 21 maart 2008 is het Besluit Herregistratie Tandarts-specialisten in werking getreden. Op grond van dat Besluit wordt de herregistratie van tandarts-specialisten van kracht vijf jaar na de datum waarop het Besluit in werking is getreden. Een en ander betekent dat de eerste herregistratie uiterlijk op 21 maart 2013 moet hebben plaatsgevonden.
De RTS heeft [appellant] bij brief van 19 juli 2012 bericht dat kaakchirurgen die voor 21 maart 2008 stonden ingeschreven, op 21 maart 2013 worden getoetst aan de herregistratie-eisen. In de bijlage bij die brief is [appellant] erop gewezen dat hij zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de herregistratie-aanvraag. Daarnaast is hij erop gewezen dat hij eind 2012 bericht zal ontvangen over de einddatum van zijn inschrijving en dat hij dan een aanvraagformulier herregistratie zal ontvangen. Bij brief van 21 december 2012 heeft de RTS [appellant] geattendeerd op de expiratie van zijn inschrijving per 21 maart 2013. Daarnaast heeft de RTS [appellant] het aanvraagformulier toegezonden en hem erop gewezen dat het verzoek om herregistratie uiterlijk 26 februari 2013 moest zijn ontvangen. Bij brief van 28 juni 2013 heeft de RTS [appellant] bericht dat het verzoek nog niet binnen is en dat hij nog tot 26 juli 2013 de tijd krijgt om het verzoek in te dienen. [appellant] heeft op 30 juli 2013 per e-mail te kennen gegeven dat hij er abusievelijk van uit was gegaan dat hij zich uiterlijk op 31 december 2016 opnieuw diende te registreren en dat hij het herregistratiepakket niet heeft ontvangen. De RTS heeft [appellant] op 30 juli 2013 per e-mail opnieuw een aanvraagformulier toegezonden en hem verzocht het ingevulde formulier binnen vier weken te retourneren.
In de betrokken periode is [appellant] twee keer verhuisd. Tot 11 januari 2011 stond hij in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA, thans de basisregistratie persoonsgegevens) ingeschreven op het adres [locatie 1] te Malden. De brieven van 19 juli en 21 december 2012 zijn naar dit adres gestuurd, terwijl [appellant] zich per 11 januari 2011 in de GBA had laten inschrijven op het adres [locatie 2] te Almere. Op 24 januari 2013 is hij verhuisd naar het adres [locatie 3] te Almere op welk adres hij zich per 12 maart 2013 heeft laten inschrijven. De brief van 28 juni 2013 is naar dit laatste adres verzonden.
Besluitvorming
3. Aan de doorhaling van 10 oktober 2013 heeft de RTS ten grondslag gelegd dat [appellant] niet tijdig een verzoek om herregistratie heeft ingediend. [appellant] heeft de RTS op 22 januari 2014 verzocht hem opnieuw in te schrijven in het register MKA. De RTS heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om ongedaanmaking van de doorhaling, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Regeling specialismen tandheelkunde (hierna: Regeling), en dit verzoek bij het besluit van 5 september 2014 afgewezen. De RTS heeft, gelet op de belangen van [appellant] om ingeschreven te staan in het register MKA, het verzoek tevens opgevat als een verzoek om herintreding en op dezelfde datum, 5 september 2014, tevens besloten dat [appellant] in aanmerking komt voor voorwaardelijke herintreding, alsmede hem met terugwerkende kracht per 22 januari 2014 in het register ingeschreven. Bij het besluit van 5 februari 2015 heeft de RTS het besluit van 5 september 2014 waarbij het verzoek van [appellant] om ongedaanmaking van de doorhaling is afgewezen, gehandhaafd en hieraan ten grondslag gelegd dat de inschrijving van [appellant] reeds is doorgehaald omdat hij niet tijdig een verzoek heeft gedaan om herregistratie. Van verschoonbare redenen voor het niet tijdig verzoeken om herregistratie is volgens de RTS niet gebleken. Hierbij heeft de RTS in aanmerking genomen dat zij de termijn voor het indienen van een verzoek om herregistratie door [appellant], tweemaal heeft verlengd onderscheidenlijk tot 26 juli 2013 en 27 augustus 2013.
Aangevallen uitspraak
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat de RTS in strijd heeft gehandeld met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), zodat het beroep om die reden gegrond is. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de RTS het bezwaar van [appellant] terecht heeft opgevat als gericht tegen het besluit waarbij zijn verzoek om ongedaanmaking van de doorhaling is afgewezen, dat de RTS terecht heeft geweigerd de doorhaling van de registratie van [appellant] in het register MKA van 10 oktober 2013 ongedaan te maken en dat voor het oordeel dat [appellant] door de doorhaling onevenredig in zijn belangen zou zijn geschaad, geen grond is. De rechtbank heeft het besluit van 5 februari 2015 vernietigd en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten.
Hogerberoepsgronden
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de RTS zijn bezwaar terecht heeft opgevat als gericht tegen het besluit van 5 september 2014 waarbij is geweigerd de doorhaling van zijn registratie ongedaan te maken. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen de afwijzing van het verzoek om ongedaanmaking van de doorhaling ligt hierin besloten dat ook bezwaar bestaat tegen herintreding per 22 januari 2014. In zijn bezwaarschrift heeft hij expliciet melding gemaakt van de duur van de behandeling van het dossier en de nadelige gevolgen die dat voor hem met zich heeft gebracht. Hierbij doelde hij op het besluitvormingsproces ten aanzien van zijn aanvraag om herregistratie, die door de RTS is beschouwd als aanvraag tot herintreding. Voorts dateren beide besluiten van 5 september 2014 en hangen deze nauw samen. Nu hij zich niet door een professionele rechtsbijstandverlener liet bijstaan, mocht hij er bij gebrek aan juridische deskundigheid van uitgaan dat hij tegen beide besluiten bezwaar had gemaakt, aldus [appellant].
5.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, indien het bezwaar van [appellant] tevens betrekking had op het besluit over de aanvraag om herintreding, dat bezwaar op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb een omschrijving van dat besluit had moeten bevatten en dat het bezwaarschrift van [appellant] van 14 oktober 2014 aan deze eis niet voldoet. Onder beide besluiten van 5 september 2014 is voorts een rechtsmiddelenclausule opgenomen. Dat de besluiten nauw samenhangen en [appellant] in het bezwaarschrift heeft gewezen op de nadelige gevolgen van de besluitvorming omtrent zijn verzoek om herregistratie is onvoldoende voor het oordeel dat het bezwaar geacht moet worden tevens betrekking te hebben op het besluit over de aanvraag om herintreding. Gelezen de tekst van het bezwaar richt dat zich slechts tegen de afwijzing van het verzoek om ongedaanmaking van de doorhaling. Dat [appellant] zonder beroepsmatige rechtsbijstand optrad, leidt niet tot een ander oordeel. Het lag op de weg van [appellant] om, indien hij het niet eens was met het afzonderlijke besluit om herintreding, zich te vergewissen van de wettelijke vereisten voor het indienen van bezwaar tegen dat besluit.
Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de RTS zich op het standpunt heeft mogen stellen dat geen grond bestaat voor ongedaanmaking van de doorhaling, omdat hij niet tijdig heeft verzocht om herregistratie en hiervoor geen verschoonbare reden heeft. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat hem geruime tijd duidelijk had moeten zijn dat hij zijn herregistratie uiterlijk op 21 maart 2013 geregeld moest hebben. Hoewel het Besluit in het Nederlands Tandartsenblad en de Staatscourant is gepubliceerd, acht [appellant] dat onvoldoende. Het is een feit van algemene bekendheid dat de Staatscourant niet door burgers wordt gelezen. Voorts heeft de RTS nagelaten hem in overeenstemming met artikel 33, eerste lid, van de Regeling te berichten over de expiratie van zijn inschrijving per 21 maart 2013. De brief van 21 december 2012 is immers naar een verkeerd adres gestuurd. Pas op 28 juni 2013 is hij geïnformeerd over zijn verplichting tot herregistratie. Dat de RTS hem tegemoet zou zijn gekomen met het sturen van deze brief zoals de rechtbank heeft overwogen is onjuist, nu dat de eerste brief was die hij ontving over de noodzaak van herregistratie. Verder krijgt een betrokkene ingevolge artikel 33, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 30 van de Regeling een aanvullende termijn van vier weken voor het indienen van een verzoek om herregistratie, welke termijn nogmaals met vier weken kan worden verlengd. Anders dan de rechtbank heeft overwogen is de RTS hem dus niet tegemoet gekomen door het tweemaal uitstellen van de termijn. Bovendien lagen die termijnen midden in de vakantieperiode zodat het voor hem niet mogelijk was alle verklaringen over verrichte werkzaamheden binnen vier weken te verzamelen. Gelet hierop heeft de rechtbank evenzeer ten onrechte geoordeeld dat het besluit van 5 februari 2015 niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten, aldus [appellant].
6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:900, is het Besluit op 5 maart 2008 in de Staatscourant en op 20 juni 2008 in het Nederlands Tandartsenblad gepubliceerd. Het Besluit is daarmee op de in de artikelen 7, vijfde lid, en 9, zesde lid, van de Regeling inzake de opleiding en registratie van specialisten voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Niet in geschil is dat ingevolge het Besluit, voor kaakchirurgen die voor inwerkingtreding van dit besluit reeds stonden ingeschreven gold, dat herregistratie uiterlijk op 21 maart 2013 moest hebben plaatsgevonden. Daarbij had de RTS ingevolge artikel 33, eerste lid, van de Regeling de verplichting om ten minste drie maanden voor afloop van de termijn van inschrijving in het MKA, de geregistreerde specialist op de hoogte te stellen van het verstrijken van de termijn en van de mogelijkheid een verzoek om herregistratie te doen.
Niet in geschil is dat [appellant] voor inwerkingtreding van het Besluit stond ingeschreven als kaakchirurg, zodat voor hem in beginsel gold dat herregistratie uiterlijk op 21 maart 2013 moest hebben plaatsgevonden.
6.2. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de RTS alle geregistreerde kaakchirurgen bij brief van 19 juli 2012 heeft bericht over de nieuwe herregistratie-eisen en dat de RTS [appellant] overeenkomstig artikel 33, eerste lid, van de Regeling bij brief van 21 december 2012, en zoals vermeld in de brief van 19 juli 2012, heeft geïnformeerd over de expiratie van zijn inschrijving per 21 maart 2013, waarbij hem tevens een herregistratieformulier is toegezonden. Dat [appellant] de brieven van 19 juli en 21 december 2012 niet heeft ontvangen wegens de verzending naar een adres waarop hij toen niet stond ingeschreven in de GBA leidt niet tot het daarmee beoogde doel. Ook als de RTS heeft nagelaten de GBA te raadplegen en daardoor haar verplichting ingevolge artikel 33, eerste lid, van de Regeling niet is nagekomen, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat [appellant] voldoende tijd heeft gehad om zijn herregistratie in orde te maken. Hierbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat de RTS [appellant] tevens bij brief van 28 juni 2013, die naar het adres waarop hij op die datum ook stond ingeschreven is gestuurd, heeft gewezen op de expiratie van zijn inschrijving en de noodzaak van het doen van een verzoek om herregistratie. Hierbij is [appellant] een nieuwe termijn gegund van vier weken om een verzoek in te dienen, welke termijn bij e-mail van 30 juli 2013 wederom met vier weken, tot 27 augustus 2013, is verlengd. Dat hij wegens de vakantieperiode niet aan deze nieuwe termijnen kon voldoen, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt. Bovendien heeft hij ook na het verstrijken van de gestelde termijnen geen verzoek gedaan. Pas op 10 oktober 2013, ruim drie maanden na de brief van 28 juni 2013, heeft de RTS [appellant] in het register doorgehaald. De brief van 28 juni 2013 heeft [appellant] derhalve in nagenoeg dezelfde positie gebracht als de brief van 21 december 2012 had gedaan indien deze naar het adres waarop hij op die laatste datum in de GBA stond ingeschreven, was gestuurd.
Ter zitting heeft [appellant] verklaard dat hij weliswaar wist dat hij zich moest laten herregistreren, maar dat hij ervan uitging dat hij zijn verzoek daartoe voor 21 maart 2014 moest indienen, de datum die is vermeld in de bijlage bij de brief van 19 juli 2012 en die hij ook van collega-kaakchirurgen had gehoord in vergaderingen van de beroepsvereniging. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de enig juiste termijn voor het indienen van een verzoek om herregistratie in ieder geval na de ontvangst van de brief van 28 juni 2013 en de e-mail van 30 juli 2013 voor [appellant] duidelijk had moeten zijn. Uit de bijlage bij de brief van 19 juli 2012 kan volgens de Afdeling niet worden afgeleid dat voor kaakchirurgen die op 20 maart 2013 onvoldoende bij- en nascholingspunten hadden behaald, de termijn voor het indienen van een verzoek om herregistratie wordt verlengd. In die bijlage is onder het opschrift "Registratie onder voorwaarden" alleen vermeld dat het College Tandheelkundige Specialismen heeft bepaald dat een specialist die op 20 maart 2013 onvoldoende bij- en nascholingspunten heeft behaald of niet heeft deelgenomen aan de kwaliteitsvisitatie, tot 21 maart 2014 de tijd krijgt om dat alsnog in orde te maken. Onder het opschrift "Het indienen van een aanvraag bij de RTS" is verder vermeld dat kaakchirurgen zelf verantwoordelijk zijn voor het tijdig indienen van een herregistratie-aanvraag en dat de RTS, om het de kaakchirurgen makkelijk te maken, eind december zal wijzen op de einddatum van herregistratie. Bovendien is onder het opschrift "Complete aanvraag" nogmaals uitdrukkelijk vermeld dat herregistratie in 2013 dient te geschieden. Dat [appellant] ondanks de brief van 28 juni 2013, de e-mail van 30 juli 2013 en de brieven van 19 juli en 21 december 2012, die hij later alsnog heeft ontvangen, uitging van een termijn tot 21 maart 2014, dient voor zijn rekening en risico te blijven. De rechtbank heeft terecht het besluit van 5 februari 2015 niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel geacht en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten.
Het betoog faalt.
7. [appellant] betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel. Vergeleken met kaakchirurgen die de brief van 19 juli 2012 wel hebben ontvangen, heeft hij veel minder tijd gehad om zijn herregistratie te regelen. Gelet op de termijn die andere kaakchirurgen daardoor hebben gehad, is zijn verzoek van 22 januari 2014 tijdig ingediend, aldus [appellant].
7.1. De enkele omstandigheid dat andere kaakchirurgen wellicht feitelijk wat meer tijd hebben gehad om een verzoek om herregistratie in te dienen, is niet voldoende voor het oordeel dat in relevant opzicht sprake is van ongelijkheid. Zoals onder 6.2 is overwogen, heeft de rechtbank immers terecht geoordeeld dat [appellant], ondanks dat de brieven van 19 juli en 21 december 2012 hem wellicht niet hebben bereikt, in staat was tijdig een verzoek om herregistratie in te dienen. Zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel kan derhalve niet leiden tot het oordeel dat zijn verzoek van 22 januari 2014 tijdig is ingediend.
Het betoog faalt.
Slotsom
8. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Veenboer, griffier.
w.g. Slump w.g. Veenboer
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2016
730.
BIJLAGE
Regeling inzake de opleiding en registratie van specialisten van de Nederlandsche Maatschappij voor Tandheelkunde (NMT, thans: KNMT)
Artikel 7
1. Het Centraal College (CC) heeft tot taak:
[…]
d. Het vaststellen van de eisen voor inschrijving in een register van specialisten (registratie) en van de eisen voor de verlenging van de inschrijving (herregistratie) alsmede van niet in de wet genoemde gronden voor doorhaling en schorsing van de inschrijving;
[…]
5. De besluiten ter uitvoering van de taken genoemd in het eerste lid onder
a t/m f worden ter kennis gebracht van het Hoofdbestuur (Hb), het bestuur van de Sectie tandarts-specialisten (Sts) en de desbetreffende wetenschappelijke vereniging(en). Deze besluiten worden gepubliceerd in het Nederlands Tandartsenblad.
Artikel 9
1. De besluiten van het CC ter uitvoering van de taken genoemd in artikel 7,
eerste lid, onder b t/m f, worden ter kennis gebracht van de Minister.
[…]
4. Een besluit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b t/m f vereist, alvorens het in werking kan treden, een verklaring van goedkeuring van de Minister.
[…]
6. De besluiten als bedoeld in het eerste lid worden gepubliceerd in de Staatscourant en treden in werking vier weken na de datum waarop de ministeriële goedkeuring, zoals bedoeld in het vierde lid, is verkregen, tenzij het besluit zelf een later tijdstip van inwerkingtreding bepaalt.
Regeling specialismen tandheelkunde
Artikel 27
De RTS heeft tot taak:
[…]
b. het inschrijven van personen in een specialistenregister en het doorhalen van deze inschrijvingen;
c. het herregistreren van personen in een specialistenregister en het opnieuw inschrijven van herintreders in een specialistenregister, en het doorhalen van deze inschrijvingen;
[…].
Artikel 29
1. In een specialistenregister wordt op diens verzoek ingeschreven degene die aan de door het CTS krachtens artikel 12, eerste lid, onder d, gestelde eisen voldoet.
[…].
Artikel 30
1. Het verzoek tot inschrijving in het register als bedoeld in artikel 29, eerste lid, moet schriftelijk, ondertekend door de aanvrager, vergezeld van de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op het verzoek nodig zijn, worden ingediend bij de RTS. Op een ontvangen verzoek wordt de datum van ontvangst aangetekend. Aan de verzoeker wordt binnen een termijn van vier weken een ontvangstbevestiging gezonden, waarin indien van toepassing wordt aangegeven welke gegevens en bescheiden ontbreken.
[…].
Artikel 32
1. Inschrijving in een specialistenregister geschiedt voor een periode van ten hoogste vijf jaar.
[…]
3. Aan de inschrijving in een specialistenregister kunnen voorwaarden worden verbonden, met inachtneming van het ter zake door het CTS bepaalde.
4. Mocht de RTS op welke wijze dan ook blijken dat de specialist de in het derde lid bedoelde voorwaarden niet naleeft, dan beoordeelt de RTS of dit aanleiding geeft de inschrijving in het specialistenregister door te halen.
5. Alvorens op grond van het vierde lid tot doorhaling te beslissen, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
[…].
Artikel 33
1. Ten minste drie maanden voor afloop van de vigerende termijn van inschrijving in het specialistenregister stelt de RTS de geregistreerde specialist op de hoogte van het verstrijken van de termijn alsmede de mogelijkheid een verzoek om herregistratie te doen, onder vermelding van de daarvoor geldende, door het CTS vastgestelde eisen.
2. Het bepaalde in de artikelen 29 tot en met 32, is in het geval van een verzoek tot herregistratie van overeenkomstige toepassing.
[…].
Artikel 34
1. Dient de geregistreerde specialist voor het aflopen van de registratietermijn geen verzoek tot herregistratie in, dan wordt zijn inschrijving in het betreffende register doorgehaald op de eerste dag na het verstrijken van de vigerende termijn van inschrijving.
2. De doorhaling als bedoeld in het eerste lid wordt ongedaan gemaakt indien betrokkene aantoont dat hij, door omstandigheden buiten zijn schuld, niet in staat was tijdig een verzoek tot herregistratie te doen. In dat geval wordt de inschrijving hersteld en verlengd tot het moment waarop de RTS op het verzoek heeft beslist.
Besluit Herregistratie Tandarts-specialisten 2007-1
Artikel 10
[…]
2. De bestaande inschrijvingen in een specialistenregister, ten tijde van het in werking treden van het Besluit, blijven nog vijf jaar in stand, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van het Besluit, tenzij reeds eerder, om een andere reden, beëindiging plaatsvindt.
Besluit Herregistratie Tandarts-specialisten 2007-2
1. Een tandarts die in het specialistenregister geregistreerd is geweest, maar van wie de registratie is doorgehaald, kan bij de SRC (voorheen: RTS) een aanvraag indienen om opnieuw te worden ingeschreven. (De doorhaling moet het gevolg zijn van het niet voldoen aan de eisen voor herregistratie, of van een eigen verzoek, dus niet van een uitspraak van de straf- of tuchtrechter).