ECLI:NL:RVS:2016:2293

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
201502408/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling verzoek tenaamstelling bromfiets

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 4 maart 2015 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de RDW om het verzoek van [appellant] om de tenaamstelling van zijn bromfiets met het kenteken […] vervallen te verklaren, buiten behandeling te stellen. De RDW had dit besluit genomen op 21 mei 2014, omdat [appellant] niet tijdig de benodigde verklaring had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de RDW in redelijkheid tot deze beslissing kon komen, omdat [appellant] niet had voldaan aan de eisen die de RDW stelde voor de behandeling van zijn verzoek.

Tijdens de zitting op 12 april 2016 heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de RDW ten onrechte zijn verzoek buiten behandeling heeft gesteld. Hij stelde dat hij de bromfiets in juli 2007 had verkocht en dat de nieuwe eigenaar de RDW had moeten informeren over de wijziging van de tenaamstelling. [appellant] betoogde dat de RDW niet had moeten eisen dat hij een standaardformulier invulde, en dat hij recht had op correctie van onjuiste gegevens in het kentekenregister.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de RDW terecht het verzoek van [appellant] buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank had terecht overwogen dat de RDW afhankelijk is van informatie van de houder of eigenaar van een voertuig en dat [appellant] niet de benodigde gegevens had overgelegd. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

201502408/1/A3.
Datum uitspraak: 24 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2015 in zaak nr. 14/5641 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2014 heeft de RDW het verzoek van [appellant] om de tenaamstelling van de bromfiets met het kenteken […] (hierna: de bromfiets) vervallen te verklaren buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 7 augustus 2014 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 maart 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H.F.M. Struycken, advocaat te Amsterdam, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft bij brief van 8 april 2014 de RDW verzocht om de tenaamstelling van de bromfiets met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2007 vervallen te verklaren.
Aan het in beroep bestreden besluit heeft de RDW het volgende ten grondslag gelegd. De RDW heeft [appellant] bij brief van 15 april 2015 te kennen gegeven dat hij binnen vijf weken de Verklaring behorend bij verzoek tot beëindiging van registratie diende in te vullen, te ondertekenen en over te leggen zodat de RDW zijn verzoek kon beoordelen. Die termijn was ten tijde van het besluit van 21 mei 2014 verstreken zonder dat [appellant] die verklaring had overgelegd. Daarom heeft de RDW het verzoek van [appellant] bij dat besluit buiten behandeling gesteld. Niet is gebleken dat [appellant] voormelde verklaring ten tijde van het besluit van 21 mei 2014 wel had overgelegd.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de RDW ten onrechte zijn verzoek om vervallenverklaring van de tenaamstelling van de bromfiets buiten behandeling heeft gesteld. Hij heeft de bromfiets medio juli 2007 verkocht aan een persoon waarvan hij de identiteit niet meer kan achterhalen. Zij waren overeengekomen dat de koper de RDW zou mededelen dat hij de nieuwe eigenaar is. [appellant] had de tenaamstelling laten schorsen, maar die schorsing is op 20 juli 2007 geëindigd. Niet in geschil is dat de RDW eerst in 2011 heeft gesteld dat de bromfiets niet was verzekerd. [appellant] heeft vanaf 12 juli 2007 evenwel geen verzekeringspremies voor de bromfiets voldaan. De boetes voor het niet verzekerd zijn van de bromfiets zijn pas vanaf 2014 opgelegd, zes jaar nadat hij de bromfiets had verkocht, aldus [appellant]. Daarom is het vermoeden gerechtvaardigd dat de nieuwe eigenaar de schorsing van het kenteken van de bromfiets heeft opgeheven en die heeft verzekerd, zonder de tenaamstelling te wijzigen, aldus [appellant]. De RDW had vanwege zijn verzoek moeten nagaan bij welke verzekeringsmaatschappij de bromfiets vanaf 20 juli 2007 was verzekerd en wie die verzekering heeft afgesloten.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft hij niet ter zitting van de rechtbank erkend dat de gegevens die de RDW wenst te verkrijgen noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn verzoek om vervallenverklaring van de tenaamstelling, aldus [appellant]. Dat is namelijk in tegenspraak met hetgeen hij in de gehele procedure heeft betoogd. De RDW mag het invullen van een standaardformulier niet verplicht stellen alvorens tot correctie over te gaan. De rechtbank heeft miskend dat het kentekenregister een basisregistratie is. Volgens Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB 1995 L 281; hierna: de Privacyrichtlijn) heeft de burger recht op correctie van onjuiste gegevens. Dat is geen gunst van de RDW. Hem komt geen beleidsvrijheid toe die inhoudt dat wanneer een standaardformulier niet wordt overgelegd en de gevraagde gegevens en documenten niet worden overgelegd en ook niet kunnen worden overgelegd, hij niet tot correctie overgaat.
2.1. Ingevolge artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht kan het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen, voor zover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
2.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het aan de RDW is om te bepalen welke gegevens en bescheiden benodigd zijn voor een verzoek om vervallenverklaring van de tenaamstelling van een voertuig zoals een bromfiets. De RDW is voor dergelijke aanvragen afhankelijk van informatie die hij ontvangt van de houder of eigenaar van een voertuig. [appellant] heeft niet alleen de Verklaring behorend bij verzoek tot beëindiging van registratie niet ingevuld, zelfs niet gedeeltelijk, en aan de RDW gestuurd, maar heeft ook geen andere bescheiden overgelegd die zijn stellingen kunnen ondersteunen. Hier komt bij dat [appellant] volgens de RDW heeft verzocht om vervallenverklaring van de tenaamstelling van de bromfiets met ingang van een datum waarop die nog niet op zijn naam was gesteld. Volgens de RDW heeft [appellant] de bromfiets eerst op 17 maart 2008 op zijn naam gesteld en met ingang van die datum een verzekering in stand gehouden tot en met juli 2010.
Gelet daarop heeft de rechtbank terecht overwogen dat de RDW in redelijkheid het verzoek van [appellant] om vervallenverklaring van de tenaamstelling van de bromfiets buiten behandeling kon stellen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Reuveny
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2016
622.