201603076/2/R1.
Datum uitspraak: 12 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Sittard-Geleen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie] Einighausen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juli 2016, waar [verzoeker], is verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het plan
2. Het plan voorziet in een akkerbouwbedrijf op het perceel [locatie] in het buitengebied van de gemeente Sittard-Geleen.
Inleiding
3. [verzoeker] is voormalig eigenaar van het perceel [locatie]. [verzoeker] exploiteerde op dit perceel een agrarisch bedrijf. In 2007 is hij met de gemeente in overleg getreden om dit bedrijf te beëindigen. Als tegenprestatie zou hij met toepassing van de ruimte voor ruimte-regeling woningbouwmogelijkheden krijgen. Op 7 mei 2010 zijn hierover afspraken gemaakt tussen de gemeente en [verzoeker]. Vervolgens is een aantal bestemmingsplannen in procedure geweest. [verzoeker] heeft twee bestemmingsplannen ontwikkeld waarin zes woningen op het perceel waren voorzien. De raad heeft deze beide plannen niet vastgesteld. Het derde plan was het bestemmingsplan "HerreKoul", waarin vijf woningen op het perceel waren voorzien. Dit plan is op 26 juni 2013 door de raad vastgesteld. De voorziene woningen zijn echter nooit gebouwd. [verzoeker] stelt dat hij door de gemeente is misleid. Volgens [verzoeker] heeft hij meer dan € 400.000,00 aan kosten gemaakt om de verschillende bestemmingsplannen te laten opstellen. Deze bestemmingsplannen zijn volgens [verzoeker] vanuit de gemeente gedwarsboomd. Als gevolg hiervan is hij financieel in de problemen geraakt en heeft hij zijn perceel in april 2014 moeten verkopen aan Projectbureau Grensmaas, die het vervolgens heeft doorverkocht aan [belanghebbende]. [verzoeker] heeft ter zitting gesteld dat hij failliet is verklaard. [verzoeker] betoogt dat hij nog recht heeft op de woningbouwmogelijkheden waarover hij met de gemeente afspraken heeft gemaakt, dan wel dat de gemeente de door hem gemaakte kosten dient te compenseren. Hij meent dat de raad bij het vaststellen van het plan ten onrechte zijn belangen niet mee heeft gewogen. [verzoeker] wijst er in dit verband nog op dat in de koopakte die hij met Grensmaas heeft gesloten is vermeld dat indien de herbestemming slaagt en de woningbouwcontigenten niet ervoor worden ingezet het [verzoeker] vrij staat deze - zonder grond - aan derden te verkopen, voor zover dit rechtens mogelijk is.
Ontvankelijkheid
4. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4.1. Vast staat dat [verzoeker] geen eigenaar meer is van de gronden in het plangebied. Hij heeft ook anderszins geen recht op deze gronden. Voorts is hij geen eigenaar van gronden in de omgeving van het plangebied. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [verzoeker] daarom geen belang dat rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken, zodat niet kan worden geoordeeld dat de raad zijn belangen ten onrechte niet heeft meegewogen bij de vaststelling van het plan. Dat [verzoeker] meent dat hij recht heeft op woningbouwmogelijkheden, maakt hem ook geen belanghebbende bij het bestreden besluit. Doordat [verzoeker] het perceel heeft verkocht, heeft hij geen mogelijkheid deze woningen hier te realiseren. Voor zover [verzoeker] van mening is dat de gemeente hem deze woningbouwmogelijkheden op een andere locatie moet bieden, dan wel hem zou moeten compenseren, geldt dat dit geen rechtstreeks verband heeft met het besluit tot het vaststellen van dit bestemmingsplan. De voorzieningenrechter wijst er in dit verband nog op dat de gemeente bij de door [verzoeker] en Grensmaas gesloten overeenkomst geen partij was. Voor zover [verzoeker] stelt dat de gemeente jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld of overeenkomsten niet is nagekomen, geldt dat niet de Afdeling, maar de burgerlijke rechter bevoegd is om daarover te oordelen.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Schaaf
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2016
523.