ECLI:NL:RVS:2016:2281

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2016
Publicatiedatum
17 augustus 2016
Zaaknummer
201604790/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van wijzigingsplan Zwarte Kamp 12 door voorzieningenrechter Raad van State

Op 11 augustus 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen. Het geschil betreft het wijzigingsplan "Zwarte Kamp 12", dat op 19 april 2016 door het college is vastgesteld. Verzoekers, wonend in de nabijheid van het perceel, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 26 juli 2016 zijn verzoeker en anderen, evenals een vertegenwoordiger van het college, verschenen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het wijzigingsplan voorziet in de bouw van een vrijstaande woning, maar dat de voorgestelde goot- en bouwhoogte niet in overeenstemming is met de wijzigingsbevoegdheid die in het moederplan is opgenomen. Verzoekers betogen dat de maximale goot- en bouwhoogte ten onrechte is vergroot en dat niet is voldaan aan de ruimtelijke randvoorwaarden. De voorzieningenrechter is van mening dat het college niet de bevoegdheid heeft om de goot- en bouwhoogte te wijzigen zonder een andere procedure te volgen. Daarnaast is de voorzieningenrechter niet overtuigd dat het college kan afwijken van de ruimtelijke randvoorwaarden. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van het college geschorst. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan verzoeker en anderen.

Uitspraak

201604790/2/R1.
Datum uitspraak: 11 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Geldermalsen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2016 heeft het college het wijzigingsplan "Zwarte Kamp 12" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juli 2016, waar [verzoeker] en anderen en het college, vertegenwoordigd door D.H.C. van Oosten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting A.P. de Gram, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het plan
2. Het wijzigingsplan voorziet in het realiseren van een vrijstaande woning op het perceel Zwarte Kamp 12. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 18, lid 18.5.2, van de planregels bij bestemmingsplan "Geldermalsen woongebied 2011" (hierna: het moederplan).
Inleiding
3. [verzoeker] en anderen wonen in de directe omgeving van de voorziene woning. [verzoeker] en anderen zijn niet tegen de bouw van een woning op het perceel, maar zij vinden dat het wijzigingsplan voorziet in een woning die te omvangrijk is. Voorts betogen zij dat niet is voldaan aan de ruimtelijke randvoorwaarden die zijn opgesteld voor de bouw van een woning op het perceel. Als gevolg hiervan kan een woning worden gebouwd die niet past in de omgeving, aldus [verzoeker] en anderen.
Goot- en bouwhoogte
4. [verzoeker] en anderen betogen dat het college ten onrechte heeft voorzien in een vergroting van de maximale goot- en bouwhoogte op het perceel. Zij voeren hiertoe aan dat de wijzigingsbevoegdheid die in het moederplan is opgenomen het college hiertoe niet de bevoegdheid verleend.
4.1. Ingevolge artikel 18, lid 18.5.2, van de planregels bij het moederplan kan het college van burgemeester en wethouders de bestemming "Wonen - Dorpsbebouwing 1" overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde nieuwe hoofdgebouwen toe te staan en zo nodig de daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak, die niet is gebaseerd op de aangeduide situering van het hoofdgebouw en/of die niet overeenkomt met de aangegeven bouwwijze, één en ander met dien verstande dat:
a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
b. geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder uitsluitend kan worden toegestaan, indien uit onderzoek blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, niet wordt overschreden;
c. de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" en eventueel de aanduiding "bouwvlak" worden gewijzigd/ verplaatst;
d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in artikel 18, lid 18.1, van de planregels.
4.2. In het moederplan had het perceel de bestemming "Wonen - Dorpsbebouwing 1" met de aanduidingen "bouwvlak". Binnen de aanduiding "bouwvlak" lag een kleiner vierkant met de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw", "vrijstaand" en "maximaal aantal wooneenheden = 1". Ingevolge artikel 18, lid 18.1.2, onder g en h, van de planregels bij het moederplan mocht op dit perceel één vrijstaande woning worden opgericht. Ingevolge lid 18.2.2, onder b, was deze woning alleen toegestaan op het vierkant met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw". Ingevolge lid 18.2.3 gold een maximale goot- en bouwhoogte van 4,5 en 8 m.
4.3. In het onderhavige plan is het bouwvlak gewijzigd en het vierkant met onder meer de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" vergroot. Verder zijn nieuwe aanduidingen voor een maximale goot- en bouwhoogte van 5,6 en 10 m toegevoegd.
4.4. [verzoeker] en anderen betogen terecht dat artikel 18, lid 18.5.2, van de planregels bij het moederplan het college niet de mogelijkheid biedt om de maximale goot- en bouwhoogte voor het perceel te wijzigen. In artikel 18, lid 18.5.2, onder c, van de planregels staat dat alleen de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" en "bouwvlak" kunnen worden gewijzigd of verplaatst. De vergroting van de maximale goot- en bouwhoogte van 4,5 en 8 tot 5,6 en 10 m kan niet worden bereikt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Dit zou het college mogelijk wel kunnen bewerkstelligen met toepassing van artikel 18, lid 18.3.3, van de planregels bij het moederplan, welke artikel het college de afwijkingsbevoegdheid verleend om bij omgevingsvergunning de goot- en bouwhoogte tot maximaal 125% te vergroten. Hiervoor dient echter een andere procedure te worden gevolgd, waarvan het college geen gebruik heeft gemaakt.
Ruimtelijke randvoorwaarden
5. [verzoeker] en anderen betogen voorts dat het college ten onrechte is afgeweken van de ruimtelijke randvoorwaarden die zijn opgesteld voor de bouw van een woning op het perceel. Zij voeren hiertoe aan dat deze randvoorwaarden volledig van toepassing zijn en dat het college hiervan niet kan afwijken.
5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de ruimtelijke randvoorwaarden in 2007 zijn opgesteld om te beoordelen of een vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kon worden verleend. Volgens het college zijn deze randvoorwaarden vervolgens uitgewerkt in het moederplan. Dit betekent volgens het college dat de ruimtelijke randvoorwaarden geen zelfstandig toetsingskader meer vormen.
5.2. In de ruimtelijke randvoorwaarden uit 2007 staat onder meer dat de nieuwbouw bestaat uit één vrijstaande woning met een inhoud van minimaal 500 m3, dat de woning bestaat uit één bouwlaag met een kap en dat de maximale goot- en bouwhoogte 4,5 m en 11 m bedraagt.
5.3. In de nota beantwoording zienswijze staat dat het college erkent dat van een aantal punten in de ruimtelijke randvoorwaarden wordt afgeweken, maar dat dit mogelijk wordt geacht omdat omwonenden niet in hun belangen worden geschaad.
5.4. De voorzieningenrechter is op voorhand niet overtuigd van de juistheid van het standpunt van het college dat de ruimtelijke randvoorwaarden geen toetsingskader meer vormen voor het wijzigingsplan. De ruimtelijke randvoorwaarden zijn opgenomen als bijlage bij de plantoelichting bij het wijzigingsplan en het college heeft in de nota beantwoording zienswijze uitdrukkelijk getoetst of aan de ruimtelijke randvoorwaarden is voldaan. Voorts valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit de wijzigingsbevoegdheid in de planregels bij het moederplan niet af te leiden dat de ruimtelijke randvoorwaarden hierin zijn opgenomen. Het is verder niet duidelijk geworden door wie de ruimtelijke randvoorwaarden in 2007 zijn opgesteld en of deze de status van beleid of beleidsregels hebben. Gelet hierop is de voorzieningenrechter er op voorhand ook niet zonder meer van overtuigd dat het college hiervan kan afwijken indien omwonenden daardoor niet in hun belangen zouden worden geschaad.
Conclusie
6. De voorzieningenrechter is er gelet op hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd over de vergroting van de maximale goot- en bouwhoogte en over de ruimtelijke randvoorwaarden op voorhand niet zonder meer van overtuigd dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat het plan in stand kan blijven. In verband hiermee en na afweging van alle betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek van [verzoeker] en anderen om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en het plan te schorsen.
7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen van 19 april 2016 tot het vaststellen van het bestemmingsplan wijzigingsplan "Zwarte Kamp 12";
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 35,30 (zegge: vijfendertig euro en dertig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Schaaf
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2016
523.