ECLI:NL:RVS:2016:2228

Raad van State

Datum uitspraak
17 augustus 2016
Publicatiedatum
17 augustus 2016
Zaaknummer
201507829/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot vervallen verklaring tenaamstelling voertuig

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 2 oktober 2015 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing door de RDW van het verzoek van [appellant] om de tenaamstelling van zijn voertuig met kenteken […] vervallen te laten verklaren. De RDW had op 12 februari 2015 het verzoek afgewezen, omdat [appellant] niet voldeed aan de wettelijke eisen voor het vervallen verklaren van de tenaamstelling. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, wat leidde tot het hoger beroep.

Tijdens de zitting op 28 juli 2016 heeft [appellant] betoogd dat zijn voertuig definitief is onttrokken aan verkeersdeelname en alleen nog op eigen terrein wordt gebruikt. Hij stelde dat de RDW ten onrechte zijn verzoek had afgewezen, omdat de Regeling tenaamstelling en kentekenbewijzen volgens hem een discriminatoir karakter heeft. De RDW heeft echter gesteld dat de tenaamstelling niet op het postkantoor kan worden vervallen verklaard en dat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden die in de Regeling zijn vastgelegd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak op 17 augustus 2016 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat [appellant] niet voldeed aan de eisen voor het vervallen verklaren van de tenaamstelling. De stelling van [appellant] dat de Regeling discriminerend is, werd verworpen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201507829/1/A1.
Datum uitspraak: 17 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2015 in zaak nr. 15/2378 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2015 heeft de RDW het verzoek van [appellant] om de tenaamstelling van het voertuig met kenteken […] vervallen te laten verklaren, afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2015 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 oktober 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2016, waar [appellant] en de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] wenst de tenaamstelling van het voertuig met kenteken […] (hierna: het voertuig) vervallen te laten verklaren, omdat dit voertuig volgens hem definitief is onttrokken aan verkeersdeelname op de openbare weg. [appellant] stelt dat het voertuig alleen nog op eigen terrein wordt gebruikt voor onder meer hobby en jacht. Daarom heeft hij het voertuig, naar hij stelt, op 18 december 2013 bij het kentekenloket op het postkantoor afgemeld. De RDW stelt dat de tenaamstelling van het voertuig niet op het postkantoor vervallen kan worden verklaard. De RDW stelt dat het voertuig destijds is geschorst en dat de schorsing een jaar later had kunnen worden verlengd. Het verzoek om de tenaamstelling te laten vervallen dat [appellant] vervolgens heeft ingediend, is bij besluit van 12 februari 2015 door de RDW afgewezen, omdat [appellant] niet aan de daarvoor door de wet gestelde eisen voldoet.
2. [appellant] voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat doorhaling van de tenaamstelling reeds in 2013 heeft plaatsgevonden. Voorts miskent de rechtbank volgens [appellant] dat de RDW zijn verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Hij voert in dit verband aan dat de Regeling tenaamstelling en kentekenbewijzen een discriminatoir karakter heeft, omdat doorhaling van de tenaamstelling alleen bedrijfsmatig kan plaatsvinden. Schorsing is voor [appellant] geen alternatief, omdat dit slechts een tijdelijke maatregel is. Ook stelt [appellant] dat de Wegenverkeerswet 1994 particulieren ten onrechte geen mogelijkheid geeft om de tenaamstelling vervallen te laten verklaren.
2.1. Ingevolge artikel 51a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 vervalt een tenaamstelling in het kentekenregister overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.
Ingevolge artikel 40b, derde lid, van het Kentekenreglement kan de RDW een tenaamstelling vervallen verklaren indien naar het oordeel van de RDW blijkt dat het voertuig waarvoor de tenaamstelling geldt:
a. voorgoed buiten gebruik is gesteld;
b. voorgoed buiten Nederland is gebracht;
c. definitief is bestemd voor gebruik buiten de weg;
d. is gaan behoren tot een der ingevolge artikel 37 van de wet van de kentekenplicht uitgezonderde categorieën van voertuigen.
Ingevolge artikel 8, derde lid, van de Regeling tenaamstelling en kentekenbewijzen (hierna: de Regeling) verklaart de RDW de tenaamstelling vervallen indien het voertuig definitief bestemd is om als voertuig buiten de weg, bedoeld in artikel 40b, derde lid, aanhef en onder c, van het Kentekenreglement, te worden gebruikt ten behoeve van:
a. bedrijfsmatig gebruik op een bedrijfsterrein dat geen deel uitmaakt van de voor het openbaar verkeer openstaande weg en dit aannemelijk wordt gemaakt aan de hand van een uittreksel uit het handelsregister alsmede een uittreksel uit het Kadaster of een huurcontract;
b. educatieve doeleinden en dit aannemelijk wordt gemaakt aan de hand van een verklaring waaruit blijkt dat de melding geschiedt door een opleidingsinstituut in de autobranche of een instituut waar bijzondere rijopleidingen worden gegeven dan wel door de brandweer;
c. auto- of motorsport en dit aannemelijk wordt gemaakt aan de hand van een kopie van een licentie van de KNAC Nationale Autosport Federatie, de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging of de Motorsport Organisatie Nederland, dan wel;
d. het gebruik als museumvoertuig.
2.2. De grond dat de tenaamstelling van het voertuig van [appellant] reeds in 2013 vervallen is verklaard, leidt niet tot het daarmee beoogde doel, te weten toekenning van het verzoek om de tenaamstelling van het voertuig vervallen te laten verklaren. De grond faalt reeds hierom.
2.3. In de onder 2.1 genoemde artikelen staan de situaties opgesomd waarin de RDW een tenaamstelling van voertuigen van zowel particulieren als bedrijven in het kentekenregister vervallen kan verklaren. Hoewel [appellant] stelt dat zijn voertuig definitief bestemd is voor gebruik buiten de weg, kon de RDW de tenaamstelling in het kentekenregister niet vervallen verklaren, omdat [appellant] ten tijde van belang niet voldeed aan de daarvoor in artikel 8, derde lid, van de Regeling gestelde eisen. De rechtbank komt in de aangevallen uitspraak terecht tot deze conclusie. [appellant] heeft ter zitting gesteld dat hij een jachtbedrijf heeft, maar niet is ingeschreven in het handelsregister. Gelet hierop voldoet hij niet aan de voorwaarden uit artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Regeling. Evenmin is gebleken, noch aannemelijk gemaakt dat hij onder de andere voorwaarden van artikel 8, derde lid, van de Regeling valt. De stelling van [appellant] dat de Regeling een discriminatoir karakter heeft, treft geen doel. De eerst ter zitting aangevoerde stelling dat voor de gehouden autocross in Bodegraven en Zevenhuizen geen KNAC licentie is afgegeven, maar de auto’s wel uit de kentekenregistratie zijn gehaald, is door [appellant] onvoldoende onderbouwd. Bovendien betreft dit geen vergelijkbare situatie. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat een ongeoorloofd onderscheid tussen gelijke gevallen wordt gemaakt.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.
w.g. Sorgdrager w.g. De Jong
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2016
628.