ECLI:NL:RVS:2016:2167

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
201600787/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan en exploitatieplan 'Zuiderloo'

Op 28 juli 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een inwoner van Egmond-Binnen, die zich verzette tegen het bestemmingsplan en exploitatieplan 'Zuiderloo', vastgesteld door de raad van de gemeente Heiloo op 7 december 2015. De verzoeker stelde dat hij belang had bij de procedure, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de afstand van zijn woning tot het plangebied, ongeveer 2.300 meter, te groot was om een rechtstreeks betrokken belang aan te nemen. Zelfs als de verzoeker zou stellen dat zijn woonadres dichterbij was, op ongeveer 400 meter van het plangebied, werd dit niet als voldoende beschouwd om hem als belanghebbende te kwalificeren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zijn belang konden onderbouwen, en dat een louter gevoel van betrokkenheid niet volstond. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd bepaald dat het griffierecht van € 168,00 aan de verzoeker werd terugbetaald.

Uitspraak

201600787/2/R1.
Datum uitspraak: 28 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Egmond-Binnen, gemeente Bergen,
en
de raad van de gemeente Heiloo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuiderloo" en het exploitatieplan "Zuiderloo" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 juli 2016, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door L. Bas, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Timpaan Noord B.V., vertegenwoordigd door mr. M.W. van der Hulst, H. Assink en H.J. van Klinken gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] woont op het adres [locatie A] te Egmond-Binnen op een afstand van ongeveer 2.300 m van het plangebied. Niet is gebleken dat [verzoeker] vanaf zijn perceel daar zicht op heeft. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt, is deze afstand naar het oordeel van de voorzieningenrechter te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
Hetzelfde geldt indien zou moeten worden aangenomen, hetgeen door [verzoeker] wordt gesteld, dat zijn eigenlijke woonadres [locatie B] te Heiloo is dat op ongeveer 400 m van het plangebied ligt.
Voorts heeft [verzoeker] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Ook als [verzoeker], zoals hij stelt, een overeenkomst heeft met Timpaan Noord B.V., de ontwikkelaar van het plangebied, geeft dat [verzoeker] hooguit een afgeleid belang, maar niet een belang dat rechtstreeks door het besluit wordt geraakt.
Een louter gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.
De conclusie is dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1, in samenhang gelezen met artikel 8:6 en artikel 2 van bijlage 2, geen beroep kan instellen. Het beroep van [verzoeker] zal naar verwachting in de bodemprocedure niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de griffier het griffierecht terugbetaalt.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Van Baaren
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2016
579.