ECLI:NL:RVS:2016:2166

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
201605013/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake gedoogplicht aanleg hoogspanningsverbinding Randstad 380 kV door VarioHippique B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 juli 2016 uitspraak gedaan over een verzoek van VarioHippique B.V. om een voorlopige voorziening te treffen tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu. Dit besluit, genomen op 30 mei 2016, verplichtte VarioHippique tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de Randstad 380 kV hoogspanningsverbinding tussen Beverwijk en Vijfhuizen. VarioHippique, die een pensionstal en manege beheert, betwistte de gedoogplicht en stelde dat de belangen van haar bedrijf redelijkerwijs onteigening vorderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat de belangen van VarioHippique geen onteigening vorderden, mede op basis van rapporten van Wageningen University & Research en KEMA. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de minister en TenneT bij de voortgang van de werkzaamheden zwaarder wogen dan de belangen van VarioHippique. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond dat de bedrijfsvoering van VarioHippique in gevaar zou komen door de hervatting van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter benadrukte dat TenneT maatregelen had toegezegd om eventuele schade te beperken en dat VarioHippique recht had op schadevergoeding in geval van schade door de werkzaamheden. De uitspraak bevestigt de noodzaak van een belangenafweging in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

201605013/2/R1.
Datum uitspraak: 27 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VarioHippique B.V., gevestigd te Velsen-Zuid, gemeente Velsen,
verzoekster,
en
de minister van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2016 heeft de minister aan VarioHippique ingevolge de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: BP) een plicht opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de Randstad 380 kV hoogspanningsverbinding Beverwijk-Vijfhuizen in de gemeenten Beverwijk en Velsen.
Tegen dit besluit heeft VarioHippique beroep ingesteld.
VarioHippique heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
VarioHippique heeft nadere stukken ingediend.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TenneT TSO B.V. (hierna: TenneT) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op
18 juli 2016, waar VarioHippique, vertegenwoordigd door ing. G.J. Pelgrum en bijgestaan door mr. J. Tromp, gemachtigde te Den Haag, en
dr. M.C. van Dierendonck, paardengedragdeskundige, en de minister, vertegenwoordigd door S.Y. Lee en J.H. van Dijk-Berends, beiden werkzaam bij het ministerie, bijgestaan door mr. A. Divis-Stein, advocaat te Utrecht, zijn verschenen. Voorts is TenneT, vertegenwoordigd door mr. A. Veldhuizen, ir. A. Middelburg en R. van der Woude, allen werkzaam bij TenneT, bijgestaan door mr. C.H.R.M. van der Hoeven, advocaat te Amsterdam, dr. F. Neijenhuis, werkzaam bij het Wageningen University
& Research Centre (hierna: WUR), ing. A van den Berg, werkzaam bij
dB Advies, en F.T.C. Koenis, werkzaam bij DNV-GL Energy KEMA Nederland B.V. (hierna: KEMA) als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. VarioHippique is beheerder van een pensionstal, manege en dressuurstal. VarioHippique heeft 87 paardenboxen. Zij heeft een recht van ondererfpacht op een aantal percelen in de gemeente Velsen, waaronder het perceel sectie C, nummer 2312 (hierna: C2312). De gedoogplicht, die de minister op verzoek van TenneT aan VarioHippique heeft opgelegd, heeft betrekking op dat perceel. Op een deel van dit perceel zal onder meer een opstijgpunt, dat wordt omheind met een hek, een mast en een toegangsweg worden gerealiseerd ten behoeve van een 380 kV hoogspanningsverbinding. De planologische basis voor die hoogspanningsverbinding is het rijksinpassingsplan "Randstad 380 kV verbinding Noordring Beverwijk Zoetermeer (Bleiswijk)" dat bij besluiten van de ministers van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu van 28 augustus 2012 en 3 september 2012 is vastgesteld (hierna: het rijksinpassingsplan).
Bij uitspraak van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2050, heeft de Afdeling de beroepen tegen het rijksinpassingsplan niet-ontvankelijk dan wel ongegrond verklaard.
De 380 kV hoogspanningsverbinding bestaat uit twee ringstructuren: de Zuidring en de Noordring. De gronden waarop de gedoogplicht ziet, behoren tot de Noordring. De Noordring kent een noordelijk en zuidelijk deel. Het perceel C2312 behoort tot het noordelijke deel.
3. TenneT heeft vanaf augustus 2014 al enige werkzaamheden verricht ter realisatie van de werken op het perceel C2312. TenneT heeft de werkzaamheden echter stilgelegd, nadat de Afdeling bij haar uitspraak van 12 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2592 , een eerder besluit van de minister van 5 augustus 2014 tot het opleggen van een gedoogplicht aan VarioHippique heeft vernietigd.
4. In de uitspraak van 12 augustus 2015 heeft de Afdeling - tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 1 van de BP dat de gedoogplicht slechts kan worden opgelegd indien naar het oordeel van de minister de belangen van rechthebbenden redelijkerwijs onteigening niet vorderen - bezien of de minister zijn standpunt dat de belangen van VarioHippique redelijkerwijs geen onteigening vorderen toereikend had gemotiveerd.
Dit was, naar het oordeel van de Afdeling, niet het geval. Daarbij heeft de Afdeling betrokken dat uit de door VarioHippique in die zaak ingediende brieven van H.J. Breukink, H. Coster en Van Dierendonck naar voren komt dat paarden vluchtdieren zijn, dat onverwacht optredend coronageluid kan leiden tot stress bij paarden en dat dit tot gevaarlijke situaties aanleiding kan geven. De Afdeling heeft verder van belang geacht dat uit deze brieven naar voren komt dat zowel bij de aanleg van het opstijgpunt als in de permanente fase waarin het opstijgpunt is gerealiseerd, risico op stress bij paarden bestaat. Hetgeen de minister tegenover deze bevindingen heeft gesteld, heeft de Afdeling in genoemde uitspraak niet toereikend geacht.
5. Na deze uitspraak heeft TenneT aan WUR opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar het effect van coronageluid op paarden.
Dit heeft geresulteerd in de rapporten "Wageningen UR Livestock Research, Effect van coronageluid op het gedrag van paarden - een deskstudie, september 2015" en "Wageningen UR Livestock Research, Effect van coronageluid op het gedrag van paarden - interviews paardenhouders, januari 2016". Uit deze rapporten volgt dat het niet aannemelijk is dat paarden hinder ondervinden van coronageluid tijdens het weiden in de buurt van bovengrondse hoogspanningsverbindingen.
Verder heeft TenneT een literatuuronderzoek laten uitvoeren door KEMA, naar de vraag of onder meer paarden hinder kunnen ondervinden van elektrische en magnetische velden van een bovengrondse hoogspanningsverbinding. Dit heeft geresulteerd in het rapport "EM-velden van hoogspanningslijnen - onderzoek naar effecten op koeien, paarden, schapen en varkens" van 26 oktober 2015. Uit dit rapport volgt dat er op basis van de huidige stand van de wetenschappelijke ontwikkelingen geen reden is om aan te nemen dat sprake is van schadelijke effecten op dieren als gevolg van magneetvelden van hoogspanningslijnen.
6. De minister heeft in het besluit van 30 mei 2016 het standpunt ingenomen dat de belangen van VarioHippique redelijkerwijs geen onteigening vorderen. Aan dit standpunt heeft hij met name de rapporten van WUR en KEMA ten grondslag gelegd. Gelet op de conclusies van die rapporten blijft volgens de minister na realisering van de werken op het perceel C2312 het resterende gedeelte van dat perceel bruikbaar voor het beweiden van paarden. Daaraan wordt geen afbreuk gedaan door de aan te leggen toegangsweg, die noodzakelijk is voor inspectie en onderhoud en die door TenneT ongeveer viermaal per jaar zal worden gebruikt. De paarden kunnen volgens de minister over de toegangsweg lopen. Door de verharding van de toegangsweg, die in overleg met VarioHippique kan worden gekozen, kan daarop alleen niet worden gegraasd. Voorts maken de gronden waar het opstijgpunt, de mast en de toegangsweg worden gerealiseerd een relatief beperkt deel uit van het totale grondoppervlak, waarop de bedrijfsvoering van VarioHippique plaatsvindt, aldus de minister.
Spoedeisend belang
7. TenneT heeft ter zitting verklaard dat zij op 4 augustus 2016 op het perceel C2312 enige voorbereidende werkzaamheden zal verrichten en uiterlijk op 8 augustus 2016 de werkzaamheden voor de realisatie van het opstijgpunt beoogt te hervatten. De voorzieningenrechter acht in zoverre een spoedeisend belang aanwezig bij de gevraagde voorziening. Ter bepaling of een dergelijke voorziening moet worden getroffen, zal de voorzieningenrechter hierna (onder 8 en 9) ingaan op hetgeen VarioHippique inhoudelijk heeft aangevoerd over de vraag of haar belangen redelijkerwijs onteigening vorderen.
Vorderen belangen VarioHippique redelijkerwijs onteigening?
8. VarioHippique betoogt dat de minister in het besluit van 30 mei 2016 ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat haar belangen redelijkerwijs geen onteigening vorderen. VarioHippique voert aan dat de minister de rapporten van WUR en KEMA niet ten grondslag mocht leggen aan zijn besluit. Daartoe heeft VarioHippique verwezen naar een rapportage van Van Dierendonck van 2 juli 2016 "Opstijgpunt TenneT op terrein van VarioHippiQue - gevolgen voor paarden en paard gerelateerde activiteiten". Volgens die rapportage is WUR ten onrechte ervan uitgegaan dat de gevolgen voor paarden die naast een opstijgpunt staan hetzelfde zijn als bij paarden die onder hoogspanningskabels tussen masten staan. Voorts is volgens Van Dierendonck in het rapport van KEMA niet onderkend dat de elektromagnetische velden bij een opstijgpunt anders zijn dan bij hoogspanningskabels tussen masten. Volgens VarioHippique is het perceel C2312 na realisering van het opstijgpunt niet meer bruikbaar voor het beweiden van paarden. Dit betekent volgens VarioHippique dat zij ongeveer eenderde deel van haar weilanden voor haar bedrijfsvoering verliest.
9. Het geschil tussen partijen in de bodemprocedure spitst zich toe op de mogelijke gevolgen van coronageluid op het gedrag van paarden die weiden in de nabijheid van het opstijgpunt. Zowel VarioHippique als TenneT hebben hierover deskundigenrapporten ingebracht. Zo wijst VarioHippique op de inzichten van Van Dierendonck. TenneT en de minister wijzen op de rapporten van WUR en KEMA. In de bodemprocedure moet de vraag worden beantwoord op de minister zijn standpunt, dat de belangen van VarioHippique redelijkerwijs geen onteigening vorderen, mede heeft kunnen baseren op laatstgenoemde rapporten. De beoordeling hiervan vergt naar het oordeel van de voorzieningenrechter nader onderzoek, waarbij ook de door TenneT ingebrachte reacties op de rapportage van Van Dierendonck, zoals de reactie van dB Advies, moeten worden betrokken. Deze procedure leent zich niet voor dat nadere onderzoek. De vraag of vooruitlopend op de beoordeling in de hoofdzaak een voorlopige voorziening moet worden getroffen, zal de voorzieningenrechter daarom in dit geval beantwoorden aan de hand van een belangenafweging. De voorzieningenrechter zal daartoe de wederzijdse belangen inventariseren (onder 10) en vervolgens een afweging maken (onder 11).
Wederzijdse belangen
10. VarioHippique heeft ter zitting, ter toelichting van haar belangen bij het treffen van een voorlopige voorziening, gesteld dat de werkzaamheden op het perceel C2312 pas mogen worden hervat, als voldoende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om schrikreacties bij paarden wegens geluidshinder vanwege de werkzaamheden tegen te gaan en ook de daarmee gepaard gaande risico's op blessures en onveilige situaties. VarioHippique heeft erop gewezen dat zij zich weliswaar niet verzet tegen de realisatie van het opstijgpunt overeenkomstig het ter plaatse geldende, onherroepelijke rijksinpassingsplan, maar dat TenneT niet of onvoldoende van zulke voorzorgsmaatregelen heeft getroffen. Volgens VarioHippique raken de werkzaamheden van TenneT niet alleen aan de onmogelijkheid om perceel C2312 te gebruiken voor beweiden, maar aan de gehele bedrijfsvoering van VarioHippique. Ook op de overige bij VarioHippique in gebruik zijnde weidepercelen lopen paarden risico als gevolg van de werkzaamheden.
Bij de benodigde voorzorgsmaatregelen moet volgens VarioHippique niet alleen worden gedacht aan het aanbieden van alternatieve weidepercelen, maar ook aan het elders stallen van paarden. Dit brengt hoge kosten met zich, aldus VarioHippique, die erop wijst dat TenneT geen aanbod heeft gedaan om dergelijke kosten te vergoeden. Bij het opleggen van een gedoogplicht hoeft er pas achteraf een schadevergoeding te worden betaald, aldus VarioHippique. Daarom wenst VarioHippique onteigening van het perceel C2312, omdat zij alleen bij onteigening aanspraak kan maken op een volledige schadeloosstelling vooraf vanwege het verlies van het recht van ondererfpacht.
Tegenover de belangen van VarioHippique staat het belang van TenneT om het voor de hoogspanningsverbinding vereiste opstijgpunt te kunnen realiseren en gevrijwaard te blijven van verdere vertraging bij de realisering van het opstijgpunt ook in de periode die voorafgaat aan de uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak. In dit verband heeft TenneT toegelicht dat vertraging bij het realiseren van het opstijgpunt op het perceel C2312 leidt tot vertraging in de ingebruikname van de Noordring, hetgeen onder meer zeer onwenselijk is gelet op het belang van het veiligstellen van de elektriciteitsvoorziening in de Randstad. Hierbij heeft TenneT erop gewezen dat zij verwacht eind maart 2017 de werkzaamheden voor het noordelijke deel van de Noordring te kunnen afronden. De werkzaamheden aan dat deel van de Noordring zijn nagenoeg gereed met uitzondering van die op perceel C2312, omdat die werkzaamheden na de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2015 zijn stilgelegd. Elke dag die moet worden gewacht met het hervatten van de werkzaamheden bij VarioHippique resulteert volgens TenneT erin dat dit deel van de Noordring later in gebruik wordt genomen. Daarbij is van belang dat pas kan worden begonnen met de realisering van het zuidelijke deel van de Noordring als het noordelijke deel is afgerond en in gebruik is genomen, aldus TenneT.
Het belang van de minister bij het besluit is daarin gelegen dat het bijdraagt aan het waarborgen van een adequate stroomvoorziening voor de Randstad.
Afweging
11. De belangen van de minister en TenneT bij voortgang in de realisatie van het opstijgpunt raken de energievoorziening van de Randstad en wegen daarom zwaar. Daartegenover staat het belang van VarioHippique om de bedrijfsvoering te kunnen continueren en gevrijwaard te blijven van schade aan haar eigen percelen en paarden en aan de paarden die aan haar zorg zijn toevertrouwd. Dat geldt voor zowel de fase van uitvoering als de fase na realisatie van het project. De voorzieningenrechter stelt vast dat VarioHippique erin is geslaagd de bedrijfsvoering ook na het in onbruik raken van perceel C2312 medio 2014 te continueren. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat de bedrijfsvoering van VarioHippique wordt bedreigd als gevolg van de hervatting van de werkzaamheden aan het opstijgpunt. TenneT is zich bewust van de bijzondere omstandigheden in verband met de bedrijfsvoering van VarioHippique. TenneT heeft aan aantal maatregelen toegezegd, die eventuele schade moeten voorkomen dan wel zo veel als mogelijk beperken. Zo heeft TenneT toegezegd dat bij de start van de werkzaamheden een toezichthouder aanwezig zal zijn om in overleg te kunnen treden met VarioHippique en om in te spelen op mogelijke reacties die de werkzaamheden op het genoemde perceel bij de paarden zouden kunnen opwekken. Verder heeft TenneT toegezegd dat de werkzaamheden op het terrein van VarioHippique zo zullen worden uitgevoerd dat zo min mogelijk geluidhinder optreedt. Zo zullen de damwanden in de grond worden gedrukt in plaats van te slaan. Verder zullen de funderingspalen in de grond worden geschroefd, zodat niet behoeft te worden geheid. Gelet op deze door TenneT toegezegde voorzorgsmaatregelen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat vanwege eventuele geluidshinder als gevolg van de werkzaamheden op het perceel C2312 het treffen van een voorlopige voorziening is aangewezen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat TenneT heeft aangegeven open te staan voor overleg met VarioHippique over de detailuitvoering en -planning van de werkzaamheden en het zoveel als mogelijk voorkomen dan wel beperken van eventuele schade. Voor zover VarioHippique erop heeft gewezen dat zij alleen bij onteigening aanspraak kan maken op een volledige schadeloosstelling vooraf, stelt de voorzieningenrechter voorop dat een eventuele schorsing van het besluit tot oplegging van de gedoogplicht niet leidt tot onteigening op korte termijn vanwege de te doorlopen onteigeningsprocedure. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat in geval van schade als gevolg van de aanleg van de hoogspanningsverbinding uit artikel 1 van de BP een recht op schadevergoeding voor VarioHippique, als rechthebbende, volgt. TenneT heeft ter zitting verklaard open te staan voor overleg met VarioHippique over vergoeding voor schade veroorzaakt door werkzaamheden van TenneT. Mocht zich schade voordoen, dan bestaat een voorschot op schadevergoeding tot de mogelijkheden, aldus TenneT. Gelet op de toegezegde maatregelen en handreikingen acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt door VarioHippique dat zij haar bedrijfsvoering niet kan voortzetten gedurende de periode dat de hoofdzaak in behandeling is. Dat is niet anders indien ervan wordt uitgegaan dat, zoals VarioHippique stelt, perceel C2312 niet kan worden gebruikt voor het beweiden van paarden, gelet op de resterende weilanden in gebruik bij VarioHippique. Derhalve is het niet aannemelijk dat VarioHippique in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren wanneer de voorlopige voorziening niet wordt getroffen.
Gelet op het bovenstaande ziet de voorzieningenrechter bij afweging van de betrokken belangen geen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Van Loo
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2016
418.