ECLI:NL:RVS:2016:2160

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
201603532/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Driesprong in Breda

Op 26 juli 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker, wonend te Breda, en de raad van de gemeente Breda. Het verzoek volgde op een besluit van de raad van 31 maart 2016, waarbij het bestemmingsplan "Driesprong, [locatie]" werd vastgesteld. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat een omgevingsvergunning voor het vergroten van een bijgebouw op het perceel [locatie] zou worden verleend.

Tijdens de zitting op 18 juli 2016 is de zaak behandeld. De verzoeker was aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de andere partij. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoeker stelde dat er een spoedeisend belang was bij het treffen van de voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit belang niet aanwezig was. De eigenaar van het perceel, [partij], had aangegeven geen aanvraag voor een omgevingsvergunning te willen indienen totdat er op de bodemzaak was beslist.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De verzoeker kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen als de omstandigheden veranderen en er initiatieven worden ondernomen die een onomkeerbare situatie kunnen veroorzaken. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 juli 2016.

Uitspraak

201603532/2/R2.
Datum uitspraak: 26 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Breda,
en
de raad van de gemeente Breda,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2016, kenmerk 44440, heeft de raad het bestemmingsplan "Driesprong, [locatie]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 juli 2016, waar [verzoeker] is verschenen. Voorts is ter zitting [partij] gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] beoogt met het verzoek om voorlopige voorziening te voorkomen dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend ten behoeve van het vergroten van het bijgebouw op het achterterrein op het perceel [locatie] (hierna: het perceel).
3. Het perceel is eigendom van [partij]. [partij] heeft bij brief van 7 juli 2016 en ter zitting te kennen gegeven dat hij, nu hij het bijgebouw elders op het perceel wil herbouwen, niet voornemens is het bijgebouw te vergroten overeenkomstig de mogelijkheden die het plan biedt. Er is daartoe geen aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. [partij] heeft aangegeven dat evenmin een aanvraag zal worden gedaan voordat op de bodemzaak is beslist.
4. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek dient te worden afgewezen.
5. Indien de omstandigheden wijzigen in die zin dat toch, zoals verzoeker vreest, initiatieven worden ondernomen waardoor alsnog een onomkeerbare situatie kan ontstaan, kan verzoeker een nieuw verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.J.M. Schoonbrood, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Schoonbrood
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2016
694.