201506805/3/R1.
Datum uitspraak: 3 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Heerlen,
2. de vereniging Vereniging Verenigde Buren Benzenraderweg - Ovidiusstraat, gevestigd te Heerlen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Heerlen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Heerlen Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en de Vereniging beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Vereniging en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2016, waar [appellant sub 1], de Vereniging, vertegenwoordigd door [appellant sub 1], voorzitter van de Vereniging en de raad, vertegenwoordig door mr. R.J.H. Franssen en B.G. Kielen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:710, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 7 juli 2015 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht. Bij besluit van 25 mei 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Heerlen Zuid - reparatie Ovidiusstraat 135" vastgesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [appellant sub 1] en de Vereniging zienswijzen over dat besluit naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van 7 juli 2015 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Dat besluit maakte het mogelijk andere functies dan een kinderdagverblijf op het perceel Ovidiusstraat 135 (hierna: het perceel) te vestigen, maar niet was onderzocht of dit aanvaardbaar was uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
2. Gelet op de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 1] en de Vereniging gegrond. Het besluit van 7 juli 2015 dient te worden vernietigd vanwege strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wat betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor het perceel.
3. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 25 mei 2016 het bestemmingsplan "Heerlen Zuid - reparatie Ovidiusstraat 135" vastgesteld. In dit plan is aan het perceel de bestemming "Maatschappelijk - Kinderdagverblijf" toegekend. Op grond van artikel 3, lid 3.1.1, van de planregels zijn de voor deze bestemming aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor een kinderdagverblijf.
4. Het besluit van 25 mei 2016 wordt op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht mede onderwerp te zijn van het geding.
Inhoudelijk
5. [appellant sub 1] betoogt dat zij ten onrechte geen inzage heeft gehad in gemeentelijke stukken die betrekking hebben op deze procedure.
De Afdeling overweegt dat bij de voorbereiding van het besluit van 26 mei 2016 niet opnieuw de procedure in afdeling 3.4 van de Awb is gevoerd, zodat bij de voorbereiding van dat besluit geen op het plan betrekking hebbende stukken ter inzage behoefde te worden gelegd.
Het betoog faalt.
6. [appellant sub 1] en de Vereniging betogen dat in de plantoelichting nog steeds ten onrechte staat vermeld dat de gebruiksmogelijkheden voor het perceel niet zijn verruimd ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Verder staat volgens [appellant sub 1] in de plantoelichting ten onrechte vermeld dat de ondergrond van de papieren verbeelding doorslaggevend is.
6.1. De Afdeling overweegt dat de plantoelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridisch bindende deel van een bestemmingsplan, zodat daaraan geen bindende betekenis kan worden toegekend. Mogelijke onjuistheden in de plantoelichting kunnen dus niet afdoen aan de planregels en de verbeelding. Deze beroepsgrond kan reeds daarom niet slagen.
Het betoog faalt.
7. [appellant sub 1] en de Vereniging betogen dat in de planregels ten onrechte geen omschrijving van het begrip "kinderdagverblijf" is opgenomen. Voorts zijn volgens hen in de planregels ten onrechte geen beperkingen gesteld aan de openingstijden van het kinderdagverblijf.
7.1. De Afdeling is van oordeel dat de raad in redelijkheid geen omschrijving van het begrip "kinderdagverblijf" in de planregels behoefde op te nemen, aangezien in het gangbare spraakgebruik voldoende duidelijk is wat onder kinderdagverblijf wordt verstaan. In het gangbare spraakgebruik wordt onder kinderdagverblijf verstaan een gelegenheid waar jonge kinderen overdag onder toezicht kunnen verblijven. De raad behoefde voorts in redelijkheid geen beperkingen te stellen aan de openingstijden van het kinderdagverblijf, aangezien een kinderdagverblijf alleen overdag open is en niet ’s avonds of ’s nachts.
Het betoog faalt.
8. [appellant sub 1] en de Vereniging betogen dat in het plan ten onrechte geen sloopverbod is opgenomen. Voorts betogen zij dat binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)" ten onrechte een uitzondering op het bouwverbod is opgenomen voor bodemingrepen waarvan de grootte niet meer is dan 2.500 m2. Volgens hen had een oppervlakte van 250 m2 moeten worden gehanteerd. [appellant sub 1] betoogt verder dat de nota van zienswijzen ten onrechte wederom niet is geanonimiseerd.
8.1. In het besluit van 7 juli 2015 was aan het perceel de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)" toegekend. Ook in het besluit van 25 mei 2016 is deze dubbelbestemming aan het perceel toegekend. De planregels van deze bestemming zijn niet gewijzigd.
8.2. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] en de Vereniging met deze betogen hun beroepsgronden hebben uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat wat [appellant sub 1] en de Vereniging in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
9. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellant sub 1] en de Vereniging tegen het besluit van 25 mei 2016 ongegrond.
10. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Heerlen van 7 juli 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heerlen Zuid" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heerlen van
7 juli 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heerlen Zuid", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor het perceel Ovidiusstraat 135;
III. verklaart de beroepen tegen het het besluit van de raad van de gemeente Heerlen van 26 mei 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heerlen Zuid - reparatie Ovidiusstraat 135" ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Heerlen aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 1] en € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) voor de vereniging Vereniging Verenigde Buren Benzenraderweg - Ovidiusstraat vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Van Driel Kluit
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2016
703.